ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2245 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.112
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2245 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-07-2012 |
Datum publicatie: | 24-07-2012 |
Zaaknummer(s): | c2011.112 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen chirurg. Klaagster is op verwijzing van een aan het ziekenhuis verbonden dermatoloog op de SEH onderzocht door een arts-assistent chirurgie waarna klaagster is opgenomen. Per brief, ondertekend door de arts-assistent en verweerder, chirurg, is verslag gedaan aan de huisarts. Klaagster verwijt verweerder twee brieven te hebben vervalst. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af en het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2011.112 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., chirurg, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. L. Beij, advocaat te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 6 januari 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 januari 2011, onder nummer 1001e heeft dat College de klacht afgewezen.
Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2011.110, C2011.111 en C2011.113 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 29 mei 2012, waar zijn verschenen de arts, bijgestaan door mr. Beij voornoemd. Klaagster is niet verschenen. Toen bleek dat klaagster niet op de zitting verscheen, heeft de secretaris voor de aanvang van de behandeling van de zaken, daarover telefonisch contact met klaagster opgenomen. Klaagster, die niet zelf aan de telefoon wenste te komen, gaf via haar partner te kennen dat zij het beroep bij haar brief van 20 april 2012 aan het Centraal Tuchtcollege, ingekomen op 23 april 2012, had ingetrokken en daarom niet was verschenen. De secretaris heeft toen aan de partner van klaagster meegedeeld dat naar het oordeel van het College de inhoud van die brief in redelijkheid niet als intrekking van het beroep kan worden opgevat zodat de behandeling van het beroep doorgang zou vinden.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Op 23 mei 2006 is klaagster gezien op de afdeling spoedeisende hulp, op verwijzing van een aan het ziekenhuis verbonden dermatoloog. Zij is onderzocht door een arts-assistent chirurgie. In een brief van dezelfde datum, getekend door deze assistent en door verweerder, is verslag aan de huisarts gedaan. Besloten werd klaagster op te nemen voor een behandeling met intraveneuze penicilline en Dalacin. Tijdens die opname is verweerder bij de behandeling betrokken geweest.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
Zoals het college uit de repliek van klaagster begrijpt, beperkt zij de klacht tot het verwijt dat het medisch dossier is vervalst. Het gaat om brieven van 23 mei 2006 en 31 maart 2007.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder betwist de klacht gemotiveerd. Op het verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.
5. De overwegingen van het college
Van enige vervalsing, dat wil zeggen een opzettelijk onjuiste weergave van feiten, is in het geheel niet gebleken.
Wel is in de brief aan de huisarts van 23 mei 2006 een onzorgvuldigheid geslopen doordat bij het aanmaken van de brief geput is uit het anamneseformulier van
9 mei 2006, waaraan de (juiste) gegevens van het lichamelijk onderzoek zijn toegevoegd. Dit is verwarrend omdat de eerdere bevindingen niet gebruikt hadden mogen worden; van enig opzet, noch van enig nadeel voor klaagster is echter gebleken. Voor een tuchtrechtelijke correctie is daarom geen plaats.
De klacht zal daarom als van onvoldoende gewicht worden afgewezen.
Het college merkt ten behoeve van klaagster nog op dat bij dit oordeel rekening is gehouden met het commentaar van klaagster op het proces-verbaal van de hoorzitting, hetgeen geen verandering in het oordeel heeft gebracht.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 Klaagster beoogt met haar beroep haar klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert impliciet tot gegrond verklaring van het beroep.
4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert primair tot niet-ontvankelijk verklaring van klaagster in het beroep en subsidiair tot verwerping van het beroep.
4.3 Voor wat betreft de ontvankelijkheid in het beroep van klaagster beoordeelt het Centraal Tuchtcollege de gronden van het beroep in het inleidend beroepschrift als voldoende duidelijk omdat daaruit in voldoende mate afgeleid kan worden dat klaagster het geschil in volle omvang wenste voor te leggen.
4.4 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter, mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. M. Wigleven, leden-juristen en dr. R. Heijligenberg en dr. R.T. Ottow, leden- beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juli 2012. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.