ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2241 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.108

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2241
Datum uitspraak: 24-07-2012
Datum publicatie: 24-07-2012
Zaaknummer(s): c2011.108
Onderwerp: Niet of te laat verwijzen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt huisarts het stellen van onjuiste diagnose en het niet vermelden van gemeten temperatuur in het bezoekformulier. RTG overweegt dat de arts op grond van haar bevindingen niet tot de diagnose erysipelas heeft kunnen komen. In zoverre is de klacht kennelijk ongegrond. Het niet vermelden van de temperatuur acht het college fout maar die klacht is van onvoldoende gewicht. RTG wijst de klacht af. In beroep bevestigt CTG dat oordeel en verwerpt het beroep van klaagster.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.108 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., huisarts,  werkzaam te D., verweerster in beroep en in eerste aanleg, met rechtskundige bijstand van mr. E.P. Haverkate, verbonden aan de stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

Appellante - hierna klaagster - heeft op 6 januari 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen verweerster - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 januari 2011, onder nummer 1001a, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijk met de zaak onder nummer C2011.109 (klaagster / E., huisarts) behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 29 mei 2012.  De zaken zijn niet gevoegd. Partijen waren niet ter terechtzitting aanwezig. Omdat klaagster niet op de zitting verscheen, heeft de secretaris voor de aanvang van de behandeling van de zaak, daarover telefonisch contact met klaagster opgenomen. Klaagster, die niet zelf aan de telefoon wenste te komen, gaf via haar partner te kennen dat zij het beroep bij haar brief van 20 april 2012 aan het Centraal Tuchtcollege, ingekomen op 23 april 2012, had ingetrokken en daarom niet was verschenen. De secretaris heeft toen aan de partner van klaagster meegedeeld dat naar het oordeel van het College de inhoud van die brief in redelijkheid niet als intrekking van het beroep kan worden opgevat zodat de behandeling van het beroep doorgang zou vinden.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 6 mei 2006 was verweerster dienstdoend huisarts op de huisartsenpost. Naar aanleiding van een telefonische melding van de echtgenoot van klaagster dat klaagster onwel was geworden en pijn op de borst had, uitstralend naar de lies, heeft verweerster klaagster bezocht. In het patiëntendossier staat in het kader van de anamnese en het onderzoek vermeld dat klaagster pijn in de keel had, pijn in de rechter lies en koude rillingen als voornaamste klacht. Klaagster had niet gebraakt en was niet echt misselijk; ze had geen pijn op de borst; ze kon haar been belasten, had pijn in de rechter enkel en lies zonder artritisklachten. Haar tonsillen waren opgezet, geen beslag; ze had overal pijn, met name in de spieren, wat vocht in de benen, cor pulm geen afwijkingen, RR 132/72, (regelmatige) pols 85, geen uitval hersenzenuwen en er was een normale visus.

Verweerster diagnosticeerde een acute pharingitis, naar haar mening viraal vanwege de spierpijnen en schreef paracetamol en naproxenum voor.

Twee dagen later werd bij klaagster een erysipelas vastgesteld.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerster dat zij een foute diagnose heeft gesteld en het bezoekformulier bewust niet geheel heeft ingevuld, waaronder de temperatuur (die wel is gemeten).

Klaagster had geen keelontsteking maar symptomen van erysipelas, te weten koude rillingen, uitslag bovenbeen, hoge koorts en braken.

4. Het standpunt van verweerster

De door klaagster genoemde huidaandoening aan het been werd tijdens de visite niet aan verweerster gemeld. Gelet op de klachten en de differentiaaldiagnose heeft verweerster beide liezen, heupen, enkels en knieën onderzocht. Verweerster heeft geen huidafwijking gezien. Bij het uitgebreide lichamelijk onderzoek heeft zij nauwelijks afwijkingen geconstateerd en zij heeft geen kenmerkende verschijnselen van erysipelas waargenomen.

Zij bestrijdt met klem dat zij het bezoekformulier bewust onjuist heeft ingevuld. Zij heeft van klaagster niet de door klaagster bij repliek omschreven uitgebreide ziektegeschiedenis vanaf 2003 vernomen. Zij denkt dat zij vergeten is om de door haar gemeten koorts te noteren. Ze heeft het waarneembericht later op de post ingevuld aan de hand van haar aantekeningen. Zij gaat ervan uit dat er koorts is geweest, want zij schrijft niet zomaar antibiotica voor.

5. De overwegingen van het college

Het college is van oordeel dat verweerster een goede anamnese heeft afgenomen en zorgvuldig en uitvoerig onderzoek heeft gedaan. Het college baseert dit op de aantekeningen van verweerster in het patiëntendossier van de juistheid waarvan het college, bij gebreke van concrete aanwijzingen voor het tegendeel, uitgaat.

Op basis van haar bevindingen kon verweerster niet tot de diagnose erysipelas komen. Dat deze diagnose twee dagen later wel kon worden gesteld, betekent nog niet dat verweerster een verwijtbaar foute diagnose heeft gesteld, nu niet is uit te sluiten dat de situatie van klaagster twee dagen later zodanig was gewijzigd dat toen een andere diagnose kon of diende te worden gesteld. In zoverre is de klacht kennelijk ongegrond.

Blijft het verzuim om de koorts in het waarneembericht te vermelden. Dat is een fout, maar in de gegeven omstandigheden niet van een zodanige ernst dat deze fout tuchtrechtelijk verwijtbaar moet worden geacht. In zoverre is de klacht van onvoldoende gewicht.

Het college merkt ten behoeve van klaagster nog op dat bij dit oordeel rekening is gehouden met het commentaar van klaagster op het proces-verbaal van de hoorzitting, hetgeen geen verandering in het oordeel heeft gebracht.

Op de hiervoor genoemde gronden dient de klacht te worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder 2. De feiten.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1.      Klaagster heeft met haar beroep haar klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voorgelegd.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege.

Conclusie uit het voorgaande is dat het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter, mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. M. Wigleven, leden-juristen en B.P.M. Schweitzer en F.M.M. van Exter, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juli 2012.                     Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.