ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2173 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.079
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2173 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-06-2012 |
Datum publicatie: | 27-06-2012 |
Zaaknummer(s): | c2011.079 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klager is de vader van patiënte. Patiënte was in een vegetatief laagbewuste toestand tengevolge van een meningococcensepsis opgenomen in het revalidatiecentrum waar de aangeklaagde als revalidatiearts/medisch manager werkzaam is. Patiënte is op uit het centrum ontslagen en overgeplaatst naar een instelling voor mensen met een verstandelijke handicap. De klacht houdt in dat patiënte doorverwezen had moeten worden naar een reguliere revalidatie-instelling. Onder meer de arts, die verantwoordelijk is voor de behandelend artsen, heeft dit tegengehouden. Verder is patiënte aan haar lot overgelaten in de instelling waarheen ze werd overgeplaatst; ze wordt daar onvoldoende behandeld. Verweerder heeft (aldus klager) medische informatie aan de rechter verdraaid en heeft ten onrechte kennis gehad van het medische dossier van patiënte. Het RTG wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
vo or de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2011.079 van:
A., wonende te B. (C.), appellant, klager in eerste aanleg,
gemachtigde: D., wonende te E.,
tegen
J., revalidatiearts, werkzaam te G., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. C.W.M. Verberne, advocaat te Eindhoven.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 15 december 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen revalidatiearts J. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 20 december 2010, onder nummer 09235c heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.
Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken A. / F., revalidatiearts (C2011.077) en A. / I., revalidatiearts (C2011.078) behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 8 mei 2012, waar zijn verschenen D. als gemachtigde van klager alsmede de arts bijgestaan door
mr. C.W.M. Verberne voornoemd.
De zaak is door de gemachtigden van partijen bepleit aan de hand van pleitnota’s die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.
2. Beslissing in eerste aanleg
2.1 De in eerste aanleg vastgestelde feiten.
“2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Klager is de vader van K., hierna te noemen: patiëntje. In een vegetatief laagbewuste toestand tengevolge van een meningococcensepsis was zij opgenomen in het revalidatiecentrum waar verweerder vanaf 9 april 2009 werkzaam was. Patiëntje is op 3 juli 2009 uit het centrum ontslagen en overgeplaatst naar een instelling voor mensen met een verstandelijke handicap. Verweerder was als revalidatiearts/medisch manager in dat centrum werkzaam.”
2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.
“3. Het standpunt van klager en de klacht
De klacht luidt, zakelijk weergegeven:
Patiëntje had doorverwezen moeten worden naar een reguliere revalidatie-instelling. Onder meer verweerder, die verantwoordelijk is voor de behandelend artsen, heeft dit tegengehouden. Verder is patiëntje aan haar lot overgelaten in de instelling waarheen ze werd overgeplaatst; ze wordt daar onvoldoende behandeld. Verweerder heeft (aldus klager bij repliek) medische informatie aan de rechter verdraaid en heeft ten onrechte kennis gehad van het medisch dossier van patiëntje.
4. Het standpunt van verweerder
De klacht betreffende het niet verwijzen naar een reguliere revalidatie-instelling is al behandeld in een eerdere tegen verweerder door klager ingediende klacht en de andere klachten zijn niet op verweerder van toepassing.”
2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“5. De overwegingen van het college
Het klachtonderdeel betreffende het niet verwijzen naar een reguliere revalidatie-instelling behoorde niet tot de eerder tegen verweerder ingediende klachten.
Dit klachtonderdeel is echter (kennelijk) ongegrond. Niet is immers gebleken of aannemelijk geworden dat er een indicatie was voor revalidatie van patiëntje; integendeel moet worden aangenomen dat deze indicatie niet bestond, omdat de overplaatsing naar de instelling voor mensen met een geestelijke handicap is geschied na toetsing door de rechter.
Dat verweerder kennis had van het dossier van patiëntje is niet verwijtbaar, nu hij weliswaar niet als behandelaar maar wel als arts-medisch manager deel uitmaakte van het behandelteam.
De stelling dat verweerder medische informatie zou hebben verdraaid ten overstaan van de rechtbank heeft klager niet onderbouwd en wordt daarom gepasseerd.
De klacht is kennelijk ongegrond.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat voor de beoordeling van het hoger beroep uit van de feiten en de omstandigheden zoals zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hierboven onder 2.1 staan weergegeven. Dit echter met dien verstande dat in de bestreden beslissing ”patientje” moet worden vervangen door “patiënte”. Het gaat in de onderhavige zaak namelijk om een jonge vrouw.
4. Beoordeling van het hoger beroep
Procedure
4.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij concludeert (impliciet) tot vernietiging van de bestreden beslissing en tot oplegging van een maatregel.
4.2 De arts heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij concludeert tot afwijzing van het hoger beroep en daarmee de handhaving van de afwijzing van de klacht door het Regionaal Tuchtcollege, al dan niet met aanpassing en aanvulling van die uitspraak.
Beoordeling van het hoger beroep.
4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. J.P. Balkema en
mr. M.M.A. Gerritzen-Gunst, leden-juristen en dr. M.M. Veering en dr. T.J.M. Tobé, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van
26 juni 2012. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.