ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2169 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.007

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2169
Datum uitspraak: 26-06-2012
Datum publicatie: 27-06-2012
Zaaknummer(s): c2011.007
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt neuroloog positie als hoofd afdeling Neurologie misbruikt te hebben om klager onder druk te zetten om in te stemmen met het plaatsen van een PEG sonde bij klagers meerderjarige dochter. RTG is van oordeel dat de arts tuchtrechtelijk geen verwijt valt te maken en wijst de klacht af. In beroep bevestigt het CTG de beslissing van het RTG.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.007 van:

A., wonende althans verblijvende te B., C., appellant, klager in eerste aanleg, gemachtigde D. te E.,

tegen

N., neuroloog, wonende te J., verweerder in beroep en in eerste aanleg, met rechtskundige bijstand van mr. A.M. den Hertog-de Visser, als jurist verbonden aan het P. te J..

1. Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 4 maart 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te

‘s- Gravenhage tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 31 augustus 2010, onder nummer 2008 H 178j, heeft dat College de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijk met de zaken onder nummer C2011.003 (klager / I., internist), C2011.004 (klager / K., neuroloog), C2011.005 (klager / L., neuroloog), C2011.006 (klager / M., neuroloog) en C2011.008 (klager / O, arts maatschappij en gezondheid) behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 8 mei 2012. Verschenen zijn de gemachtigde van klager, D. en mr. A.M. den Hertog- de Visser, namens de arts. Klager en de arts zijn niet ter terechtzitting aanwezig. Klager heeft tevoren bericht van verhindering gezonden.

D. en mr. Den Hertog- de Visser hebben de standpunten van partijen over en weer toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen, die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op 27 mei 2008 kreeg klagers dochter, H. geboren op 17 april 1987, verder te noemen patiënte, hevige hoofdpijn en koude rillingen. In de loop van de volgende ochtend kon zij plotseling niet meer lopen en kreeg zij moeite met ademhalen. Na een telefonisch verzoek van klagers echtgenote heeft de huisarts een visite afgelegd, waarna patiënte in coma raakte en na een hartstilstand werd gereanimeerd. Met een traumahelikopter werd patiënte naar het ziekenhuis gebracht, waar werd geconstateerd dat er sprake was van een meningokokkensepsis.

3. De klacht

Klager weigerde bij meer gesprekken met het plaatsen van een PEG-sonde bij patiënte in te stemmen. De arts heeft zijn positie misbruikt om klager in dit verband onder druk te zetten.

In de brief van 11 juli 2010 heeft klager de verwijten jegens de arts aangevuld.

4. Het standpunt van de arts

De arts was in de periode waarin klaagsters dochter was opgenomen werkzaam als hoofd van de afdeling Neurologie in het P.. Van een persoonlijke behandelrelatie met patiënte is echter geen sprake geweest, zodat klager in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.

De arts heeft als hoofd van de afdeling op 18 juli 2008 een toelichting op de behandeling van patiënte aan klager geschreven. In dat verband heeft de arts de medische noodzaak en het besluitvormingsproces voor het plaatsen van een PEG-sonde uitvoerig toegelicht. Naar aanleiding van een formele melding door een van de stafmedewerkers over een beledigende opmerking van klager en gezien eerdere negatieve uitlatingen van klager over zijn medewerkers, heeft de arts klager daarnaast aangesproken op zijn gedrag. Hierbij heeft de arts klager gewezen op de gedragsregels die binnen het ziekenhuis voor zowel patiënten als bezoekers gelden en klager een eerste officiële waarschuwing gegeven dat zijn gedrag tot ontzegging van de toegang tot de afdeling zou kunnen leiden. Een dergelijke waarschuwing is nooit eerder op de afdeling gegeven. In zijn brief van 24 juli 2008 heeft de arts klager opnieuw gewezen op zijn verstorende gedrag en verzocht om aan overplaatsing naar een ander ziekenhuis mee te werken.

5. De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 47 van de wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg Wet BIG) is voor het onderworpen zijn aan tuchtrechtspraak in de eerste plaats vereist dat de aangeklaagde zich begeeft op het deskundigheidsgebied dat bij zijn in het BIG-register ingeschreven titel hoort, te weten in dit geval dat de aangeklaagde persoon heeft gehandeld in de hoedanigheid van arts. Aangezien de arts in diezelfde hoedanigheid heeft gehandeld, waarbij hij betrokken is geweest bij de onderbouwing en informatieverstrekking inzake de medische behandeling van patiënte, is klager ontvankelijk in de klacht. Het criterium is dus niet of een (formele) behandelrelatie heeft bestaan maar of de arts zich met zijn gedragingen zich op het terrein heeft begeven van de individuele gezondheidszorg ten opzichte van de patiënt (of zijn wettelijke vertegenwoordiger)

5.2 Klager verwijt dat de arts dat hij hem onder druk heeft gezet om toe te stemmen met het plaatsen van een PEG-sonde bij patiënte. Nadat klager plaatsing van de medisch geïndiceerde PEG-sonde bij zijn dochter ondanks toelichting in meer gesprekken bleef weigeren, heeft de arts schriftelijk de noodzaak van deze behandeling en het belang van patiënte daarbij toegelicht. Gezien de omstandigheden lag het voor de hand om klager te trachten overtuigen van de – ook naar het inzicht van het College gerechtvaardige - behandeling. Het College heeft er begrip voor dat er de voorkeur aan werd gegeven dat klager – ofschoon daarvoor niet vereist – alsnog instemming zou geven met deze behandeling. Geoordeeld wordt dan ook dat de arts geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt en dat de klacht zonder nader onderzoek in raadkamer als ongegrond moet worden afgewezen.

De klachtonderdelen tegen de arts, waarmee klager zijn klacht bij repliek heeft uitgebreid, zijn door de arts gemotiveerd bestreden. Het College heeft geen aanwijzingen dat deze klachtonderdelen gegrond zijn. De overige uit de klachtonderdelen voortvloeiende verwijten zijn door klager eerst na sluiting van het vooronderzoek gepresenteerd, zodat de arts daarop niet meer behoorlijk heeft kunnen reageren en het gelet op het beginsel van een goede procesorde niet gerechtvaardigd is daarop - voor zover in het vorenstaande niet is gebeurd -daarop afzonderlijk te beslissen.”

3. Beoordeling van het beroep

3.1 Het gaat in deze zaak om het volgende. Klager is de vader van H., geboren op 17 april 1987 - verder patiënte te noemen -. Patiënte was van 28 mei 2008 tot 25 juli 2008 opgenomen in het P. te J.. De arts was in de periode in dat ziekenhuis werkzaam als hoofd van de afdeling neurologie. Kern van het verwijt dat klager de arts in eerste aanleg heeft gemaakt is dat hij zijn positie heeft misbruikt om klager onder druk te zetten om in te stemmen met het plaatsen van een PEG-sonde bij patiënte. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen.

3.2. Met zijn beroep beoogt klager zijn oorspronkelijke klacht in volle omvang ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen.

3.3. De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

3.4. De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Dit betekent dat het beroep wordt verworpen.

4. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. J.P. Balkema en

mr. M.M.A. Gerritzen-Gunst, leden-juristen en dr. M.M. Veering en dr. T.J.M. Tobé, leden-beroepsgenoten en mr.C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juni 2012. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.