ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2134 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.393

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2134
Datum uitspraak: 14-06-2012
Datum publicatie: 15-06-2012
Zaaknummer(s): c2011.393
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de huisarts grove nalatigheid omdat hij, toen klaagster ziek was, medische hulp geweigerd heeft waardoor klaagster onnodig ernstig ziek is geworden. De noodzakelijke medicatie van klaagster werd haar niet of te laat of op een verkeerd tijdstip aangeboden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat klaagster voor wat betreft de aanvullende gronden niet-ontvankelijk is. Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het hoger beroep uit van de klacht zoals die in eerste aanleg is geformuleerd en door het Regionaal Tuchtcollege is beoordeeld. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.393 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., huisarts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. M.H.M. Mook.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 9 november 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

12 oktober 2011, onder nummer 10199 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 19 april 2012, waar is verschenen de huisarts, bijgestaan door

mr. M.H.M. Mook. Klaagster is niet verschenen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster is van 13 september tot 3 oktober 2010 gedetineerd geweest in een Penitentiaire Inrichting, waar verweerder als huisarts werkzaam is. Klaagster is -onder meer- schildklierpatiënte. Blijkens het medicatieoverzicht van de apotheek is de voor klaagster voorgeschreven schildkliermedicatie aan de PI afgeleverd. In dit medicatieoverzicht staat vermeld welke medicatie op welk tijdstip door klaagster moet worden gebruikt. Tevens staat aangekruist of de medicatie op de voorgeschreven tijden is verstrekt. In het medisch dossier van klaagster staat op 15 september 2010 aangetekend:

“S        fb.vp. met mevr. i.o.m. apotheek afgesproken dat de ochtendmedicatie een ½ uur voor het ontbijt ingenomen wordt. De andere medicijnen op de uitdeeltijden. Mevr. moet de medicijnen zelf ophalen.”

In de verschillende dagrapporten van de PI staat over de medicatie onder meer genoteerd:

“Mevr (..) is vanavond zelf haar medicatie komen halen”

“Mevr (..) stond tijdens het halen van de medicatie tegen de andere dames te verkondigen…”

“Haar gezegd dat zij dagelijks de medicatie krijgt aangeboden…”

“Mw heeft vandaag om 17.00 uur haar medicatie zelf gehaald.”

Klaagster is tijdens haar detentie ziek geworden. Op 20 september 2010 heeft verweerder klaagster in haar cel bezocht, uitgevraagd en onderzocht. In het dossier staat hierover genoteerd:

“S        sjd v arts bezoek cel, met hoorversterking, is niet in staat paar meter te lopen om medicatie aan te nemen, wil medicatie op haar cel, mn schildkliermedicijnen geven haar direct energie. Ook hartmedicatie niet gegeven. Valt wijst op enkele oude hematomen li bovenbeen

O         Overleg PIW, hoort beter dan ze aangeeft, kan wel staand eten en mbv rollator haar medicatie volgens gebruik ophalen

E         simulerend en manipulerend gedrag

P         strak beleid handhaven”

Na haar ontslag uit de Penitentiaire Inrichting is op 5 oktober 2010 door bloedonderzoek vastgesteld dat de schildklier van klaagster te traag werkte.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster verwijt verweerder -kort en zakelijk weergegeven- grove nalatigheid omdat hij, toen klaagster ziek was, medische hulp geweigerd heeft waardoor klaagster onnodig ernstig ziek is geworden. De noodzakelijke medicatie van klaagster, waaronder Cytomel, werd haar niet of te laat of op een verkeerd tijdstip aangeboden.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft klaagster tijdens haar detentie slechts eenmaal gezien. Klaagster gaf toen aan het niet eens te zijn met de medicatieverstrekking, voelde zich vaak suf en had verder geen hulpvraag. Klaagster heeft verweerder wel nog attent gemaakt op een blauwe plek op haar linker bovenbeen. Verweerder constateerde dat het om een oude bloeduitstorting ging en dat de functie van het been normaal was. Op verzoek van verweerder ging klaagster staan en was in staat met steun te lopen. Uit het door de apotheek verstrekte medicatie-overzicht blijkt dat de schildkliermedicatie van klaagster op 14 september 2010 op de afdeling is afgeleverd en op het juiste tijdstip aan haar is aangeboden. Uit de dagrapporten van de PI blijkt dat klaagster haar medicatie enkele malen heeft geweigerd.

5. De overwegingen van het college

Vooropgesteld wordt dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen in de zin van artikel 47 wet BIG vereist is dat er sprake moet zijn van een aan verweerder persoonlijk te verwijten gedraging. Het college heeft aan de hand van de stukken, waaronder het medisch dossier, het medicatieoverzicht van de apotheek en de dagrapporten van de PI niet kunnen vaststellen dat verweerder jegens klaagster zou hebben gehandeld in strijd met de zorg die hem betaamde; op het moment dat verweerder klaagster in haar cel bezocht was er geen sprake van een ernstige aandoening. Niet is komen vast te staan, noch is aannemelijk geworden dat verweerder medische hulp aan klaagster heeft geweigerd. Uit het medicatieoverzicht en de dagrapporten blijkt bovendien dat alle noodzakelijke en voorgeschreven medicatie -waaronder ‘Cytomel 25MCG Tablet’- in de PI voor klaagster beschikbaar was en haar ook is aangeboden. Het medisch dossier vermeldt de met klaagster gemaakte afspraak over de wijze van medicatieverstrekking. Voor zover klaagster zou menen dat de medicatie niet conform de voorschriften is verstrekt, heeft het college voor een tuchtrechtelijk verwijt aan het adres van verweerder in het dossier geen aanwijzingen gevonden. De klacht van klaagster dat verweerder medische hulp aan haar heeft geweigerd door het niet of niet tijdig aanbieden van de voorgeschreven medicatie, moet dan ook worden verworpen. De klacht is kennelijk ongegrond.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1       In het kader van het door klaagster ingestelde hoger beroep voert zij aan dat de huisarts haar ten onrechte detentiegeschikt heeft verklaard, zonder haar eerst te hebben gezien. Voorts heeft de huisarts, aldus klaagster, haar niet onderzocht en behandeld toen zij erg ziek was.

4.2       De huisarts betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld jegens klaagster.

4.3       Voor zover A. in hoger beroep haar klacht heeft uitgebreid, kan zij daarin niet worden ontvangen, aangezien in hoger beroep alleen klachten kunnen worden behandeld die ook in eerste aanleg aan de orde zijn geweest. Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het hoger beroep dan ook uit van de klacht zoals die in eerste aanleg is geformuleerd en door het Regionaal Tuchtcollege is beoordeeld. Dit betreft de klacht zoals deze hiervoor onder “3. Het standpunt van klaagster en de klacht” is weergegeven.

4.4       De behandeling in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. H.C. Cusell en

mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud, leden-juristen en M.A.P.E. Bulder-van Beers en

M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en mr. F.C. Burgers, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 14 juni 2012.

                                               Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.