ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2103 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.319

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2103
Datum uitspraak: 07-06-2012
Datum publicatie: 07-06-2012
Zaaknummer(s): c2011.319
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen tandarts. Klaagster verwijt de tandarts dat hij de kroon op element 11 op onjuiste wijze heeft geplaatst. De tandarts had eerst de ontsteking moeten verhelpen en tenminste voor plaatsing van de kroon op element 11 ter controle van de toestand een röntgenfoto moeten maken. De kroon op element 11 was in vergelijking met de naastgelegen voortand te lang en de kleur niet juist. Op grond van de stukken in eerste aanleg en de mondelinge toelichting die de tandarts daarop desgevraagd ter zitting heeft gegeven neemt het Centraal Tuchtcollege thans als vaststaand aan, dat de kroon op element 11 is geplaatst op een instabiele onderbouw. Het kan de tandarts worden verweten dat hij een kroon heeft geplaatst op een element met een reeds verzakte wortel, waar zich in een eerder stadium een ontsteking met abcesvorming had voorgedaan, zonder zich er eerst van te vergewissen of de ontsteking inderdaad volledig was verholpen en hoe de situatie met betrekking tot de verzakking van de wortel op het moment van plaatsing was (door middel van het maken van een röntgenfoto) maar de kroon zonder nader overleg met en toelichting aan de patiënt heeft geplaatst. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond, voor zover de klacht ziet op het plaatsen van de kroon op element 11 zonder ter controle van de toestand eerst een röntgenfoto te maken, legt de tandarts de maatregel van waarschuwing op en verwerpt het beroep voor het overige.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.319 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. R.J. Michielsen, advocaat te Hoogvliet,

tegen

C., tandarts, wonende te D., verweerder in beide instanties.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft bij brief van 18 juni 2008, ingekomen op 20 juni 2008, bij het Regionaal Tuchtcollege te ‘s-Gravenhage tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 31 maart 2009, onder nummer 2008 T 101 heeft dat College klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Bij beslissing van 5 oktober 2010, onder nummer 2009/166 heeft het Centraal Tuchtcollege de beslissing waarvan beroep vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Regionaal Tuchtcollege te

’s-Gravenhage. Bij beslissing van 19 juli 2011, onder nummer 2008 T 101 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De tandarts heeft geen verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 3 april 2012, waar zijn verschenen de gemachtigde van klaagster en de tandarts. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Klaagster is op 19 mei 1992 ingeschreven in de praktijk van de tandarts. Op

 3 augustus 2005 heeft de tandarts bij klaagster een kroon geplaatst op element 22. Op 18 april 2006 stond een plaatsing van een kroon gepland op element 11. De behandeling werd uitgesteld in verband met een apicaal granuloom, veretterende fistel. Het element was avitaal en reeds endodontisch behandeld. Klaagster is door de tandarts verwezen naar een kaakchirurg.

Op 29 augustus 2006 heeft de tandarts een kroon geplaatst op element 15. Op

28 februari 2007 heeft de tandarts alsnog op element 11 een kroon geplaatst. Op

25 januari 2008 heeft een controle plaatsgevonden.

            Op 21 mei 2008 is klaagster op eigen verzoek uit de praktijk van de arts uitgeschreven.

             3. De klacht

Klaagster verwijt de tandarts dat hij de kroon op element 11 op onjuiste wijze heeft geplaatst. De tandarts had eerst de ontsteking moeten verhelpen en tenminste voor plaatsing van de kroon op element 11 ter controle van de toestand een röntgenfoto moeten maken.

De kroon op element 11 was in vergelijking met de naastgelegen voortand te lang en de kleur niet juist. Klaagster had erge last van de onjuiste behandeling. Het gebied rond de kroon was erg gevoelig en zij onderging helse pijnen bij ieder contact met de kroon en voedsel of drank.

4. Het standpunt van de tandarts

De tandarts betwist dat hij de kroon op onvakkundige wijze heeft geplaatst. Het uitzakken van de kroon is het gevolg van het uitzakken van de tand zelf. De tandarts heeft niet de kans gekregen om de klachten te verhelpen, omdat klaagster in mei 2008 is vertrokken naar een andere tandarts en de tandarts voordien niet op de hoogte heeft gesteld van haar onvrede over de geplaatste kroon.

5. De beoordeling

5.1. Klaagster heeft ter zitting toegelicht dat zij direct na de behandeling van element 11 meerdere malen is teruggegaan naar de tandarts met haar onvrede over de omvang en kleur van de kroon, maar dat de tandarts haar klachten niet serieus nam. Ter zitting heeft de tandarts gesteld dat hij de kroon goed heeft geplaatst en ontkend dat klaagster hem daarna over haar onvrede heeft geraadpleegd. De tandarts heeft opgemerkt dat hij doorgaans een te plaatsen kroon voorhoudt bij een patiënt voor akkoord alvorens deze definitief te plaatsen, maar dat hij bereid zou zijn geweest om klaagsters klachten te verhelpen indien zij desondanks niet tevreden was met de kroon en hij daarvan kennis had genomen. Het College merkt hierbij volledigheidshalve op dat akkoord van een patiënt met het plaatsen van een door de tandarts eerst voorgehouden kroon, een tandarts niet ontslaat van zijn verplichting om de kroon op een esthetisch en technisch juiste wijze te plaatsen danwel zo nodig na het plaatsen nog te corrigeren.

5.2. Klaagster heeft inmiddels haar kroon laten herstellen. Het College stelt voorop dat op de door klaagster overgelegde foto’s gemaakt op 25 juni 2009 duidelijk te zien is dat element 11 groter is van omvang dan het daarnaast gelegen element. Hieruit valt echter niet af te leiden wat de exacte situatie was tijdens het plaatsen van de kroon of wat de oorzaak is van het verschil in omvang - respectievelijk dat deze gelegen is in het uitzakken van de wortel danwel het verkeerd plaatsen van de kroon -, noch of en in hoeverre er destijds sprake was van een al dan niet onaanvaardbaar kleurverschil. Nu partijen elkaar op dit punt tegenspreken, kan het College niet vaststellen hoe de situatie destijds feitelijk is geweest. Het College voegt hier aan toe dat het ter zitting slechts een gering kleurverschil heeft kunnen vaststellen.

5.3. Uit het patiëntendossier van klaagster volgt dat op 17 januari 2007 is geconstateerd dat ’11 sterk verkleurd en afgezakt, plan; kroon’. Anders dan klaagster stelt is het plaatsen van een kroon na een dergelijke constatering een passende en gebruikelijke behandeling. Dat er sprake is van het uitzakken van een wortel, betekent nog niet dat dit uitzakken steeds verder gaat. Voor zover daarvan bij klaagster sprake is geweest, valt dit aan de tandarts niet te verwijten althans was dit voor de tandarts tijdens de plaatsing van de kroon niet voorzienbaar. Het College heeft geen aanwijzingen dat de tandarts rekening moest houden met verder uitzakken van de wortel en daarmee de geplaatste kroon.

5.4. Gezien het vorenstaande kan het College niet vaststellen dat de tandarts een verwijt te maken valt. Wel had de tandarts er beter aan had gedaan om voor het plaatsen van de kroon een röntgenfoto te maken teneinde de toestand van het element te beoordelen, hetgeen reeds bij hoger beroep is toegegeven. Het College acht dit echter niet dermate verwijtbaar dat het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel in dat verband passend is.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1              De gemachtigde van klaagster heeft in hoger beroep de klacht van klaagster herhaald en nader toegelicht. De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.2              In hoger beroep is opnieuw aan de orde de vraag of de tandarts bij het plaatsen van de kroon op element 11 op een esthetisch en technisch juiste wijze te werk is gegaan en de nazorg heeft geleverd die van hem verwacht mocht worden. Bij de beantwoording van die vragen dient het Centraal Tuchtcollege dus te beoordelen of de kroon op dat moment en op de door de tandarts toegepaste wijze geplaatst mocht worden.

4.3              Blijkens de stukken in eerste aanleg en de toelichting van de tandarts ter zitting in hoger beroep, stond het vervaardigen van de kroon op element 11 in eerste instantie gepland op 18 april 2006. In verband met een ontsteking aan de wortelpunt van element 11 waarbij zich een abces gevormd had moest het vervaardigen van de kroon toen worden uitgesteld. Klaagster is in verband met die ontsteking door de tandarts doorverwezen naar de kaakchirurg, die op 27 april 2006 bij klaagster een orthograde apexresectie aan element 11 heeft verricht. Bij de daaropvolgende periodieke controle op 17 januari 2007 constateerde de tandarts dat element 11 reeds enige spontane uitgroeïngsverschijnselen vertoonde en heeft hij op de behandelkaart van klaagster genoteerd: “11 sterk verkleurd en afgezakt, plan, kroon”. De kroon op element 11 is op 28 februari 2007 door de tandarts geplaatst. De tandarts heeft voor de plaatsing van de kroon geen (controle-)foto gemaakt.

 .4 Op grond van het voorgaande moet worden aangenomen, dat de kroon op element 11 is geplaatst terwijl:

a. het vervaardigen van de kroon op element 11 eerder was uitgesteld in verband met een ontsteling aan de wortelpunt van element 11 met abcesvorming;

b. de tandarts voor het plaatsen van de kroon had geconstateerd  dat element 11 spontane uitgroeïngsverschijnselen vertoonde;

c. de tandarts alvorens over te gaan tot plaatsing van de kroon geen foto heeft gemaakt van element 11.

4.5 Dat betekent dat de tandarts een kroon heeft geplaatst op een element met een uitgezakte wortel, waar zich in een eerder stadium een ontsteking met abcesvorming had voorgedaan, zonder zich er eerst van te vergewissen dat de ontsteking volledig was genezen. Ook is de tandarts niet voordat hij tot plaatsing van de kroon overging, nagegaan - bijvoorbeeld door het maken van een foto - hoe de situatie was met betrekking tot het uitzakken van de wortel van element 11. Bovendien is niet gebleken, zodat er vanuit moet worden gegaan dat dat niet gebeurd is, dat de tandarts alvorens de kroon te plaatsen, met patiënte heeft overlegd en haar over de situatie heeft geïnformeerd.

4.6 Het Centraal Tuchtcollege is anders dan het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de tandarts door deze hiervoor onder 4.5 omschreven manier van handelen tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.7 Het Centraal Tuchtcollege deelt niet het standpunt van de tandarts dat hij niet de verwachting had of behoefde te hebben dat de wortel verder zou uitgroeien, reeds omdat niet te voorspellen valt of een reeds uitgezakte wortel stabiel blijft of nog verder uitgroeit.

4.8 Met het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de kroon, op juiste wijze door de tandtechnieker is vervaardigd en dat de kroon op technisch juiste wijze door de tandarts is geplaatst.

4.9 Het Centraal Tuchtcollege volgt het Regionaal Tuchtcollege ook in zijn overweging dat uit de door klaagster overgelegde foto’s die gemaakt zijn op

25 juni 2009, niet valt af te leiden wat de exacte situatie was ten tijde van het plaatsen van de kroon - op 28 februari 2007 - en of (en zo ja in hoeverre) er toen sprake was van een al dan niet onaanvaardbaar kleurverschil met de naastgelegen voortand. Omdat partijen elkaar op dit punt tegenspreken kan niet worden vastgesteld hoe de situatie destijds feitelijk is geweest en acht het Centraal Tuchtcollege de klacht dat de kroon op element 11 in vergelijking met de naastgelegen voortand te lang was en niet juist van kleur, ongegrond.

4.10 Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep voor wat betreft het klachtonderdeel zoals hiervoor onder 4.5 behandeld,  gegrond is en dat de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege in zoverre vernietigd dient te worden. Het Centraal Tuchtcollege ziet, al het voorgaande in aanmerking genomen, aanleiding de tandarts de maatregel van waarschuwing op te leggen.

4.11 Om redenen aan het algemeen belang ontleend, bepaalt het Centraal Tuchtcollege dat deze beslissing ter publicatie zal worden aangeboden.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan beroep voor zover daarin de klacht overeenkomstig het door het Regionaal Tuchtcollege onder 5.3 en 5.4 overwogene, ongegrond is verklaard en opnieuw rechtdoende:

verklaart de klacht zoals hiervoor onder 4.5. behandeld, gegrond, en legt de tandarts de maatregel van waarschuwing op;

verwerpt het beroep voor het overige;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheids-recht, Gezondheidszorg Jurisprudentie, Medisch Contact, Nederlands Tandartsenblad en Dentz met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. P.J. Wurzer en

mr. M. Wigleven, leden-juristen en drs. H.J. van Iterson en drs. M. Fokke, leden- beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

7 juni 2012.                Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.