ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2100 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.269

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2100
Datum uitspraak: 07-06-2012
Datum publicatie: 07-06-2012
Zaaknummer(s): c2011.269
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster heeft zich als nieuwe patiënt bij de praktijk van verweerster, tandarts, aangemeld. Klaagster verwijt verweerster ten eerste dat zij klaagster niet vooraf heeft geïnformeerd over de kosten van het eerste consult en ten tweede dat zij bij het tweede consult heeft geweigerd een tandheelkundige behandeling uit te voeren, ondanks het bestaan van acute pijnklachten. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen en het Centraal Tuchtcollege heeft het door klaagster ingestelde beroep verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.269 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. N.J. Hos, advocaat te Amersfoort,

tegen

C., tandarts, werkzaam in B., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. drs. M.C. Hoogendam, als jurist werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand te Leusden, ter zitting waargenomen door mr. H.D. Wind.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 9 juni 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 31 mei 2011, onder nummer 10/166T, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 3 april 2012, waar zijn verschenen klaagster, bijgestaan door mr. N.J. Hos, en de tandarts, bijgestaan door mr. H.D. Wind.

2.         Beslissing in eerste aanleg

2.1. In eerste aanleg zijn de feiten als volgt.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan.

Klaagster heeft zich op 26 augustus 2007 aangemeld in de tandartspraktijk van verweerster. Op het aanmeldingsformulier heeft zij ondermeer het navolgende aangekruist bij vraag 7:

“7. Kunt U van onderstaande klachten aangeven of u er last van heeft?

0             pijn aan een tand of kies

0             last met warm of koud eten of drinken

0             tanden knarsen

0             anders nl:  vulling eruit gegaan. “

2.2. Op 5 oktober 2007 kwam klaagster als nieuwe patiënt onder behandeling van verweerster. Op die datum is een periodiek preventief onderzoek gedaan. Daarnaast zijn er foto’s gemaakt; 2 x bitewing foto en twee maal een intra orale foto van de 36 respectievelijk de 46. De totale kosten van het onderzoek bedroegen Euro 74,40. Dat bedrag heeft klaagster contant in de praktijk betaald.

2.3. Verweerster heeft met klaagster een behandelplan opgesteld. Voor de uitvoering daarvan is klaagster op 9 oktober 2007 in de praktijk verschenen. Tot een behandeling is het die dag niet gekomen. De behandelingsovereenkomst is die dag nog door verweerster opgezegd.

2.4  In de patiëntenkaart van klaagster heeft verweerster ondermeer het navolgende opgenomen:

“ 09-10-2007. (...)

Vulling 47 vertoont spleten op foto en is verkleurd. Vulling 26 heeft een spleet onderin de mesiale box. Patiënt wilde graag zelf dat de verkleurde cervicale vullingen vervangen zouden worden ivm esthetiek. Voor vandaag had ik 50 minuten gereserveerd maar toen patiënte kwam maakte ze duidelijk dat ze alleen behandeling wil in geval van pijn en ze heeft nu geen pijn dus ze wil ook geen behandeling. Duidelijk aangegeven dat wij hier niet zo werken. Pat. wil zelf beslissen. Uitgelegd dat we duidelijk niet op een lijn zitten en dat ik haar dus vandaag uitschrijf. Pat is daarmee NIET accoord. “

 Voorts is op de patiëntenkaart opgenomen het behandelplan zoals dat verweerster voor ogen stond.

2.2. De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster haar niet vooraf heeft geïnformeerd over de kosten van het onderzoek op 5 oktober 2007, ondanks haar uitdrukkelijk verzoek daartoe en het weigeren van een tandheelkundige behandeling op 9 oktober 2007 ondanks het bestaan van acute pijnklachten.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de beide klachtonderdelen en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

2.3. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

5. De overwegingen van het college

Ten aanzien van het maken van de foto’s op 5 oktober 2007 geldt dat niet valt in te zien waarom klaagster de kosten van het maken daarvan niet zou moeten dragen. De welkomstbrief die klaagster heeft ontvangen, gelezen en ondertekend maakt duidelijk dat bij binnenkomst van een patiënt dergelijke foto’s worden gemaakt. Het past ook bij een behoorlijke beroepsuitoefening dat bij het opmaken van een behandelplan foto’s worden gemaakt. Tenslotte gaat het om een bedrag waarvan de hoogte niet zodanig is dat in redelijkheid de eis moeten worden gesteld dat vooraf nadrukkelijk moet worden vastgesteld of een patiënt bereid is dat bedrag te voldoen.

Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel geldt dat het college niet heeft kunnen vaststellen wat er gebeurd is tijdens het consult van 9 oktober 2007. Partijen spreken elkaar in dit opzicht tegen. Klaagster zegt weliswaar dat zij acute pijnklachten had, maar in de status van verweerster is daar geen melding van gemaakt en verweerster ontkent ook dat zulks ter sprake is gekomen. Onder die omstandigheden ligt er geen andere weg open dan ook dit klachtonderdeel af te wijzen.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Het Centraal Tuchtcollege gaat voor de beoordeling van het hoger beroep uit van de feiten en omstandigheden zoals vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en zoals hierboven onder 2.1. weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1. In hoger beroep heeft klaagster de klacht herhaald en nader toegelicht. De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.2. De behandeling in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Aan hetgeen door het Regionaal Tuchtcollege is overwogen wordt nog het volgende toegevoegd.

4.3. Ter zitting heeft de tandarts de gebruikelijke gang van zaken met betrekking tot de aanmelding van nieuwe patiënten in haar praktijk geschetst. In dat kader heeft zij onweersproken gesteld dat haar tandartsassistente na ontvangst van een aanmeldingsformulier van een nieuwe patiënt telefonisch een afspraak met deze nieuwe patiënt maakt voor het intakegesprek en dat zij daarbij in verband met de wachttijdtijd het advies geeft om tot het intakegesprek ingeschreven te blijven bij de oude tandarts. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat klaagster het aanmeldingsformulier, na invulling en ondertekening daarvan op 26 augustus 2007, per post heeft teruggestuurd naar de praktijk van de tandarts en dat daarna telefonisch een afspraak is gemaakt voor het intakegesprek dat heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2007. Hieruit moet worden afgeleid dat in het onderhavige geval door het enkele terugsturen van het aanmeldingsformulier door klaagster er nog geen behandelrelatie tot stand was gekomen tussen haar en de tandarts en dat de tandarts tot het intakegesprek op 5 oktober 2007 daarom niet verantwoordelijk was voor de behandeling van de door klaagster gestelde pijnklachten.

4.4. Gelet op de uitkomst van het onpartijdige mondonderzoek dat op 6 mei 2009 heeft plaatsgevonden in het kader van een door klaagster jegens de tandarts aanhangig gemaakte klacht bij de Centrale Klachtencommissie van de Nederlandse Maatschappij ter Bevordering van de Tandheelkunde, is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat de behandeling die de tandarts op 9 oktober 2007 aan klaagster wilde geven geïndiceerd was.

4.5. Voorgaande overwegingen leiden tot de conclusie dat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. M. Wigleven en

mr. P.J. Wurzer, leden-juristen en drs. H.J. van Iterson en drs. M. Fokke, leden-beroepsgenoten en mr. drs. E.E. Rippen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van

7 juni 2012.                            Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.