ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2096 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.125

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2096
Datum uitspraak: 07-06-2012
Datum publicatie: 07-06-2012
Zaaknummer(s): c2011.125
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster ondergaat laserbehandeling in verband met spataderen. Zij verwijt chirurg gebrekkige wijze van voorlichting en behandeling en ontbrekende nazorg. Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht in beide onderdelen af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.125 van:

A., wonende te B., appellante in het principaal beroep, verweerster in het incidenteel beroep, klaagster in eerste aanleg,

met rechtskundige bijstand van mr. T.J.J. van Dijk, advocaat te Zoetermeer,

tegen

C., chirurg, wonende te B., verweerster in het principaal beroep, appellante in het incidenteel beroep, verweerster in eerste aanleg, met rechtskundige bijstand van mr. P. Dalhuisen, advocaat te Zwolle.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te ´s-Gravenhage tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 25 januari 2011, onder nummer 2010/059, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep tevens houdende incidenteel beroep ingediend. Van klaagster is een verweerschrift in het incidenteel beroep ontvangen. De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 17 april 2012, waar zijn verschenen klaagster, bijgestaan door mr. Van Dijk alsmede de arts, bijgestaan door mr. Dalhuisen. Partijen hebben hun standpunten over en weer doen toelichten aan de hand van pleitaantekeningen die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd. De arts heeft het incidenteel beroep ter zitting van het Centraal Tuchtcollege  ingetrokken.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

            “ 2. De feiten

Klaagster heeft op 13 november 2009 een laserbehandeling  ondergaan in verband met spataderen in het linkerbeen. Het betrof de Vena Saphena Magna (VSM). Zij had al veel jaren last van spataderen waarvoor zij verschillende behandelingen had gekregen. De operatie verliep zonder problemen maar bij het terugtrekken van de laserdraad en de geplaatste sheath is een beschadiging opgetreden. Bij onderzoek is gebleken dat een deel van de sheath werd gemist en dat deze aan de tip gesmolten was.

Klaagster is van deze complicatie op de hoogte  gebracht. Omdat zij verwijdering graag wilde is een tweede ingreep gevolgd die op 4 februari 2010 heeft plaats gevonden. Een stukje VSM is verwijderd. Later bleek dat het materiaal vaatstructuur en vreemd lichaamsmateriaal bevatte.

Op 9 februari 2010 heeft de arts klaagster gezien. Klaagster meldde dat zij pijn had en zich zorgen maakte.    

            3. De klacht

Klaagster verwijt de arts samengevat, de gebrekkige wijze waarop zij klaagster heeft voorgelicht en heeft behandeld, alsmede een (ontbrekende) nazorg.

Ter toelichting voert klaagster het volgende aan. Bij het verwijderen van het deeltje van de sheath is een ernstige fout gemaakt. Ondanks dat klaagster met helse pijnklachten werd geconfronteerd schonk de arts daar niet of nauwelijks aandacht aan. Klaagster voelde zich niet serieus genomen. Het is klaagster duidelijk geworden dat waarschijnlijk een zenuwbeschadiging is opgetreden. Klaagster is onvoldoende geïnformeerd en de arts is tekort geschoten.

4. Het standpunt van de arts

De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1.  Gelet op de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht kan niet worden vastgesteld dat de arts klaagster niet naar behoren heeft geïnformeerd over de aard van de ingreep die op 13 november 2009 is uitgevoerd. Aangenomen moet worden dat klaagster, die bekend is met eerdere behandeling van  haar spataderen, op de hoogte is geweest van de wijze waarop de VSM door middel van  laser zou worden behandeld. Het is niet met zekerheid te zeggen of zij voorafgaande aan de ingreep ook voorlichtingsmateriaal heeft meegekregen maar als juist is wat zij stelt, dat dit materiaal niet is meegegeven, had het met haar bekendheid van de problematiek op het gebied van spataderen op haar weg gelegen om daarnaar te vragen. Als vaststaand kan worden aangenomen dat de arts klaagster niet heeft ingelicht over de mogelijkheid dat een deel van het gebruikte materiaal in het been zou achterblijven. De arts had klaagster over die mogelijkheid niet behoeven te informeren, nu dit een zeldzaam voorkomende en niet te vermijden complicatie is. Aldus valt over de periode tot de eerste ingreep niets aan de arts te verwijten.

5.2. Op verzoek van klaagster is het achtergebleven materiaal bij de tweede ingreep verwijderd. Hoewel klaagster ervan overtuigd is dat toen een ernstige fout is gemaakt, volgens haar is waarschijnlijk een zenuw beschadigd, heeft het college daarvoor geen aanwijzingen. Het is niet uit te sluiten dat bij deze ingreep het zenuwgebied is geraakt, hetgeen kan leiden tot pijnklachten bij een patiënt. Klaagster ervaart deze pijn zelfs als  ernstig. Wat daarvan ook zij, een fout van de arts is niet gebleken, en nog minder een fout waarvan haar tuchtrechtelijk een verwijt kan worden gemaakt. Het is te hopen dat, bijvoorbeeld met behulp van fysiotherapie, de irritatie en pijn aan het been zullen verdwijnen.

Het is verder te betreuren dat klaagster zich met haar klachten na de tweede ingreep niet serieus genomen voelt. De arts geeft van het bewuste gesprek met vermelding van feiten een andere lezing dan klaagster. Bij die stand van zaken kan het verwijt van klaagster niet worden gevolgd en kan niet worden geconcludeerd dat de arts beneden de maat heeft gereageerd. Dit oordeel berust niet op de opvatting dat aan de lezing van de arts meer waarde wordt toegekend dan aan die van klaagster maar dat de bewijslast nu eenmaal op klaagster rust.

5.3. Uit het voorgaande volgt de conclusie dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is en zal worden afgewezen.“

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder 2. De feiten.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1.      Klaagster heeft haar oorspronkelijke klacht in beroep herhaald en nader toegelicht.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Dat betekent dat het beroep van klaagster wordt verworpen.   Nu de arts het incidenteel beroep heeft ingetrokken, behoeft daarop niet meer te worden beslist.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het principaal beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. R.A. van der Pol en

 mr. A. Smeeïng-van Hees, leden-juristen en dr. R.T. Ottow en dr. J.A. Zonnevylle, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 7 juni 2012. Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.