ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2092 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.075

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2092
Datum uitspraak: 29-05-2012
Datum publicatie: 06-06-2012
Zaaknummer(s): c2011.075
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ne bis in idem, artikel 51 wet BIG. Nieuwe klacht tegen arts over het handelen en nalaten van de arts als deskundige in een civiele procedure. Het Regionaal Tuchtcollege heeft hierover reeds bij onherroepelijk geworden eindbeslissing geoordeeld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.075 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., orthopedisch chirurg, werkzaam te D., verweerder in beide instanties, advocaat: mr. J. Meyst-Michels.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 2 december 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 13 januari 2011, onder nummer 296/2010 heeft dat College klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 20 maart 2012, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door E., en mr. J. Meyst-Michels, namens de arts. Klager heeft zijn standpunten toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2 . DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

De klacht heeft betrekking op hetzelfde handelen als waarover klager in de zaak met nr. 256/2008 heeft geklaagd en waarover op 28 januari 2010 een (thans onherroepelijke) beslissing is gegeven.

Artikel 51 van de Wet BIG bepaalt dat niemand andermaal tuchtrechtelijk kan worden berecht ter zake van enig handelen waaromtrent te zijnen aanzien een onherroepelijke eindbeslissing is genomen. Dat klager naar zijn zeggen uit het proces-verbaal van de vorige zitting nieuwe gegevens heeft vernomen, kan hieraan niet afdoen. Klager is dus niet-ontvankelijk in zijn klacht.”

3.         Beoordeling van het hoger beroep

Procedure

3.1              Met zijn beroep beoogt klager de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in de kern neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij concludeert tot vernietiging van de bestreden beslissing en verzoekt het Centraal Tuchtcollege zijn klacht alsnog in behandeling te nemen.

3.2              De arts heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

Vaststaande feiten en omstandigheden

3.3              Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting, in aansluiting op hetgeen het Regionaal Tuchtcollege heeft overwogen, gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de volgende feiten en omstandigheden.

3.4              In de eerder door klager aanhangig gemaakte klachtzaak bij het Regionaal

Tuchtcollege te Zwolle onder nummer 256/2008 was onderwerp van de klacht, zakelijk weergegeven, dat het door de arts als deskundige ingebrachte deskundigenrapport in een civiele procedure van klager tegen zijn behandelend chirurg niet voldoet aan de daarvoor gestelde criteria. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht bij eindbeslissing van 28 januari 2010 deels gegrond verklaard en aan de arts de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Klager noch de arts zijn in hoger beroep gegaan van deze eindbeslissing, zodat zij onherroepelijk is geworden.

Beoordeling

3.5       Klager stelt thans dat hij beschikt over nieuwe feiten waarover het Regionaal Tuchtcollege zich in de zaak 256/2008 niet heeft uitgelaten. Hij verwijst hiertoe in zijn beroepschrift naar een door de rechtbank Zwolle op 20 oktober 2003 aan de arts gezonden instructiebrief en naar een brief van de arts van 11 november 2008, bezien in samenhang met de door de arts op 12 december 2009 ter terechtzitting van het Regionaal Tuchtcollege gegeven verklaring. In hoger beroep heeft klager ter terechtzitting voorts gewezen op een handgeschreven aantekening geplaatst op pagina vijf van de bij verweerschrift in hoger beroep overgelegde aanvullende rapportage van de arts van 9 december 2004, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de arts ten onrechte niet de gehele conceptrapportage aan klager heeft doen toekomen.

3.6       Uit de onherroepelijk geworden eindbeslissing van 28 januari 2010 blijkt dat het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld over het handelen en nalaten van de arts als deskundige in de civiele procedure. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het thans door klager gestelde en de door hem ingebrachte stukken, zo al niet bekend en behandeld in de tuchtzaak met nummer 256/2008, zien op de gedragingen van de arts waarover het Regionaal Tuchtcollege reeds heeft beslist. Ook de handgeschreven aantekening op pagina vijf van de aanvullende rapportage van de arts, nog daargelaten van wie deze aantekening afkomstig is en in welke context deze dient te worden geplaatst, bevat geen nieuwe feiten waarop een zelfstandige klacht kan worden gebaseerd.

3.7       Ingevolge artikel 51 Wet BIG kan iemand niet andermaal tuchtrechtelijk worden berecht indien ter zake van enig handelen of nalaten waarover wordt geklaagd reeds een onherroepelijke eindbeslissing is gegeven. Het voorgaande leidt ertoe dat het Regionaal Tuchtcollege klager terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn klacht. Het beroep wordt verworpen.

4.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter; mr. R. Veldhuisen en

mr. L.F. Gerretsen-Visser, leden-juristen en dr. T.J.M. Tobé en dr. R. Heijligenberg, leden- beroepsgenoten en mr. J. van den Hoven, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 mei 2012.                                    Voorzitter   w.g.                            Secretaris  w.g.