ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2086 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.019

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2086
Datum uitspraak: 29-05-2012
Datum publicatie: 06-06-2012
Zaaknummer(s): c2011.019
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager wordt op 9 maart 2009 in verzekering gesteld. GGD arts wordt die middag gebeld dat arrestant eigen medicatie heeft, met verzoek dagdozen te komen vullen. Na bestudering van de medicatie vult de arts zonder klager te zien de dagdozen voor 9 maart en 10 maart 2009 en schrijft vervolgrecepten uit voor volgende dagen. Klager verwijt de arts in het bijzonder hem niet bezocht en onderzocht te hebben, niet de door de behandelend arts noodzakelijk geachte medicijnen te hebben voorgeschreven. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat de arts, gelet op de aandoening waaraan klager leed en de aard van de meegebrachte medicatie klager had moeten zien. In zoverre klacht gegrond en vernietiging beslissing Regionaal Tuchtcollege. Betekent aanscherping van voor GGD arts in protocol neergelegde regel. Geen oplegging van maatregel. Publicatie.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.019 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

met rechtskundige bijstand van mr. R.C.C.M. Nadaud, advocaat te Vaals,

tegen

F., forensisch arts, wonende te I., werkzaam te B., verweerster in beroep en in eerste aanleg, met rechtskundige bijstand van mr. R.W. Janssen te Maastricht.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 25 februari 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen verweerster - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 24 november 2010, onder nummer 1032a, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De zaak is in beroep tegelijk met de zaken onder nummers C2011.016 (klager / C., arts), C2011.017 (klager / E., bedrijfsarts) en C2011.020 (klager / G., arts)  behandeld  ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 29 maart 2012. De zaken zijn niet gevoegd. Verschenen zijn klager, bijgestaan door mr. Nadaud en de arts, bijgestaan door mr. Janssen. De standpunten van partijen zijn over en weer bepleit door de raadslieden van partijen. Mr. Nadaud heeft het beroep toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 9 maart 2009 moest klager zich bij de politie melden in verband met een verdenking op het plegen van strafbare feiten. Om 15.00 uur is klager aangehouden. Na aanhouding heeft klager zijn medicijnen aan de politie overhandigd. Te 15.35 uur nam de arrestantenwacht contact op met de GGD waar verweerster werkzaam is voor overleg over de medicatie.

Verweerster heeft zich om 16.10 uur op het politiebureau gemeld en heeft daar de medicijnen van klager bestudeerd en heeft een medicatieschema opgesteld dat zij in zogenaamde dagdozen heeft gevuld voor 9 en 10 maart. Tevens heeft zij een vervolgrecept geschreven. Daarna is verweerster niet meer betrokken geweest bij klager.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Verweerster heeft niet het geneesmiddel Prograft aan klager voorgeschreven, zij heeft klager niet bezocht en onderzocht, heeft niet de door de specialist noodzakelijk geoordeelde merkmedicijnen voorgeschreven en heeft niet de correcte tijdstippen van verstrekking aan klager bepaald (zie de pleitnotities bij het mondeling vooronder-zoek).

4. Het standpunt van verweerster

Op het verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Niet is komen vast te staan dat verweerder (CTG leest: verweerster) , al dan niet via de arrestantenwacht, een verzoek heeft gehad om klager te bezoeken en te onderzoeken, noch dat er een ander verzoek of mededeling aan verweerster is gedaan dan dat met betrekking tot het plegen van overleg over het medicatieschema.

Daarvan uitgaande kan verweerster niet worden verweten dat zij klager niet heeft bezocht of onderzocht. Voorts kan haar niet worden verweten dat zij het middel Prograft of andere (merk)medicijnen niet heeft voorgeschreven; zij mocht volstaan met het ordenen van de medicatie, zoals zij heeft gedaan.

Volgens het door verweerster conform de etiketten en bijsluiters opgestelde schema behoorde voor klager duidelijk te zijn welke medicatie hij op welk tijdstip diende te nemen.

Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat de klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder 2. De feiten.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Klager heeft zijn klacht in beroep herhaald en nader toegelicht.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep als ongegrond te beschouwen.

4.3.      Klager is op 9 maart 2009 om 15.00 uur in zijn woning aangehouden en overgebracht naar het politiebureau. Hij heeft bij die gelegenheid zijn medicijnen aan de politie overhandigd. De arrestantenwacht heeft die middag omstreeks 15.35 uur contact opgenomen met de GGD met de mededeling dat een arrestant eigen medicatie bij zich had en met het verzoek de dagdozen te komen vullen. De arts heeft zich om 16.10 uur op het politiebureau gemeld. Naar zij ter zitting van het Centraal Tuchtcollege heeft verklaard heeft zij de medicijnen die klager had meegebracht en de bijsluiters bestudeerd, een medicatieschema opgesteld en voor 9 en 10 maart 2009 de zogenaamde dagdozen gevuld. Voor de daarop volgende dagen heeft zij vervolgrecepten uitgeschreven. De arts heeft klager niet bezocht. Het protocol medicijnverstrekking aan gedetineerden door GGD artsen houdt, aldus de arts, in dat arrestanten die eigen medicatie bij zich hebben voor de dag van de arrestatie en de volgende dag de eigen meegebrachte medicijnen gebruiken, waartoe een GGD arts dagdozen vult en dat de GGD arts voor medicijngebruik op de daarop volgende dagen vervolgrecepten uitschrijft. De arts heeft voorts verklaard dat het ging om chronische medicatie, in oorspronkelijke verpakking, goed geordend en overzichtelijk, en voorzien van bijsluiters. Zij had bovendien de beschikking over een geneeskundig jaarboek. In de meeste gevallen, aldus de arts, besluit zij de arrestant te zien maar dat is dan doorgaans omdat de meegebrachte medicatie onoverzichtelijk is.

4.4.      Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat, gelet op de aandoening waaraan klager leed en de hoeveelheid en aard van de door hem meegebrachte medicatie, de arts, alvorens over te gaan tot  het vullen van de dagdozen en het uitschrijven van vervolgrecepten, klager had moeten zien om te kunnen beoordelen  - eventueel in overleg met de behandelend arts(en) - of er mogelijk aanleiding bestond om de medicatie in verband met de situatie waarin klager verkeerde aan te passen en om na te gaan of de door klager meegebrachte medicatie volledig was. Dat de meegebrachte medicatie goed geordend was maakt dit niet anders.

Door klager niet te zien, is de arts onder de geschetste omstandigheden naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege tekort geschoten in de zorg waartoe zij jegens klager gehouden was.

In zoverre is de klacht gegrond.

4.5. Het Centraal Tuchtcollege realiseert zich dat het voorgaande neerkomt op een aanscherping van de regels die zijn neergelegd in het thans voor de GGD artsen geldend protocol.

Het opleggen van een maatregel wordt daarom achterwege gelaten.

4.6. Voor het overige heeft de behandeling van de zaak in beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege.

4.7. Ingevolge artikel 71 van de Wet BIG bepaalt het Centraal Tuchtcollege op gronden ontleend aan het algemeen belang dat deze beslissing zal worden bekend gemaakt op de wijze zoals hieronder vermeld.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan beroep voor zover de klacht geheel is verworpen en verklaart de klacht deels gegrond als overwogen onder 4.4. en voor het overige ongegrond;

beslist dat aan de arts geen maatregel wordt opgelegd;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheids-recht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

mr. G.P.M. van den Dungen en prof.mr. J.K.M. Gevers, leden-juristen en dr. H.E. Sluiter en F.M.M. van Exter, leden-beroepsgenoten en mr.C.M.J. Wuisman-Jansen , secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 29 mei 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.