ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2085 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.017

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2085
Datum uitspraak: 29-05-2012
Datum publicatie: 06-06-2012
Zaaknummer(s): c2011.017
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager is op 9 maart 2009 in verzekering gesteld. GGD arts wordt tijdens avonddienst op 11 maart 2009 gebeld dat klager dringend arts nodig heeft. De arts bezoekt klager. Klager verwijt de arts onheuse bejegening. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de arts kan niet worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.017 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

met rechtskundige bijstand van mr. R.C.C.M. Nadaud, advocaat te Vaals,

tegen

E., bedrijfsarts, wonende te H., werkzaam te B.,

verweerder in beroep en in eerste aanleg,

met rechtskundige bijstand van mr.R.W. Janssen te Maastricht.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 4 november 2009 bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Het Centraal Tuchtcollege heeft het klaagschrift doorgezonden naar het bevoegde Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven waar het klaagschrift op 30 november 2009 is ontvangen. Bij beslissing van 24 november 2010, onder nummer 09214b, heeft dat College de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen.

De zaak is in beroep tegelijk met de zaken onder nummers C2011.016 (klager / C., arts), C2011.019 (klager / F., forensisch arts), C2011.020 (klager / G., arts) behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 29 maart 2012. De zaken zijn niet gevoegd. Verschenen zijn klager, bijgestaan door mr. Nadaud en de arts, bijgestaan door mr. Janssen. De standpunten van partijen zijn over en weer bepleit door de raadslieden van partijen. Mr. Nadaud heeft het beroep toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerder had op 11 maart 2009 avonddienst. Hij is toen gebeld door de arrestantenwacht van het cellencomplex te B. met de mededeling dat klager dringend om een arts had gevraagd. Onmiddellijk daarop is verweerder naar klager gegaan. Klager zei dat hij zich niet goed voelde; hij had naar de mening van verweerder mogelijk een bijholteontsteking. Verweerder heeft klager onderzocht en hem doxycycline voorgeschreven. Verder heeft verweerder geen bemoeienis met klager gehad.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat hij:

- zich tijdens het bezoek op 11 maart kortaf, laconiek dan wel bot heeft opgesteld en gepikeerd heeft gereageerd op een opmerking van klager

- niet heeft gereageerd op het verzoek van klager om contact te zoeken met zijn internist

- onvoldoende acht heeft geslagen op de medicatie van klager

- geen notities heeft gemaakt van de klachten en

- op 11 maart geen antibiotica heeft verstrekt.

4. Het standpunt van verweerder

Op het verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Dat verweerder klager onheus heeft bejegend wordt door verweerder betwist.     

In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden.

Dat berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.

Naar het oordeel van het college is voorts geenszins gebleken of aannemelijk geworden dat verweerder niet de hem betamende zorg jegens klager in acht heeft genomen.

Verweerder heeft klager onderzocht, de medicatie van klager in overweging genomen en besloten in aanvulling daarop een antibioticum voor te schrijven. Zoals verweerder stelt en ook blijkt uit het dossier heeft hij, zorgvuldigheidshalve, nog contact opgenomen met een internist, die het dossier van klager heeft bekeken en geen beletsel zag. Verweerder heeft, volgens het dossier, wel degelijk aantekening gemaakt van de klachten van klager.

Verweerder heeft correct gehandeld.

De klacht zal daarom als kennelijk ongegrond worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder 2. De feiten.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Klager heeft zijn klacht in beroep herhaald en nader toegelicht.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie de klacht c.q. het beroep als ongegrond te beschouwen.

4.3.      De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Conclusie uit het voorgaande is dat het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

mr. G.P.M. van den Dungen en prof.mr. J.K.M. Gevers, leden-juristen en dr. H.E. Sluiter en F.M.M. van Exter, leden-beroepsgenoten en mr.C.M.J. Wuisman-Jansen , secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 29 mei 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.