ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2083 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.261

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2083
Datum uitspraak: 29-05-2012
Datum publicatie: 06-06-2012
Zaaknummer(s): c2011.261
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager heeft na een meningsverschil met arbodienst omtrent mate van arbeidsongeschiktheid de verzekeringsarts om een second opinion gevraagd. Na onderzoek heeft de arts rapportage(s) uitgebracht. Klager verwijt de arts dat hij het medisch dossier van klager heeft vervuild waarbij gegevens zijn kwijtgeraakt en voorts dat de arts niet heeft gehandeld overeenkomstig art. 3.2 Algemene Wet Bestuursrecht en een arbeidsconflict heeft gegenereerd. Het RTG oordeelt klager deels niet-ontvankelijk wegens verjaring en voor het overige ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt klager deels niet-ontvankelijk voor zover hij in hoger beroep nieuwe klachten heeft geuit en verwerpt het beroep voor het overige.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.261 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., verzekeringsarts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde:  mr. A.C. Arora-Nubé, als jurist verbonden aan het E. te F..

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 17 september 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen verzekeringsarts C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 juni 2011, onder nummer G2009/56 heeft dat College klager – zakelijk weergegeven –  deels niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht en de klacht voor het overige ongegrond verklaard en afgewezen. Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 27 maart 2012, waar zijn verschenen klager alsmede de arts, bijgestaan door mevr. mr. A.C. Arora-Nubé voornoemd.

De zaak is over en weer bepleit. Mr. A.C. Arora-Nubé heeft dat gedaan aan de hand van een pleitnota die zij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

2.1       De in eerste aanleg vastgestelde feiten.

            “2.  Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten, die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.

2.1 Klager is als werknemer in dienst van een installatiebedrijf in 1990 arbeidsongeschikt geraakt.

2.2 Vanwege een meningsverschil met de desbetreffende arbodienst omtrent de vraag of hij weer geschikt was om zijn eigen functie voor 50% te verrichten, heeft klager aan verweerder een second opinion gevraagd.

2.3 Daarop heeft verweerder klager op 25 juni 1998 onderzocht. Naar aanleiding daarvan heeft hij op 15 juli 1998 een rapportage deskundigenoordeel opgemaakt. Nadien heeft verweerder klager nog diverse malen op zijn spreekuur ontmoet, heeft hij een deskundigenverklaring afgelegd en als verzekeringsarts diverse rapportages met betrekking tot klager opgesteld.”

2.2       De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

“3. De klacht

De klacht luidt - zakelijk weergegeven - dat verweerder het medisch dossier van klager heeft vervuild terwijl daarbij gegevens zijn kwijtgeraakt, voorts niet heeft gehandeld overeenkomstig artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht en een arbeidsconflict heeft gegenereerd. Daarbij beroept klager zich op een aantal brieven van medici en paramedici gedateerd in de periode van 11 november 1997 tot en met 15 februari 1999 en diverse rapportages, brieven, machtigingen en verklaringen gedateerd in de periode van 15 juli 1997 tot en met 31 januari 2005.

4. Het verweer

Volgens verweerder heeft hij jegens klager zorgvuldig gehandeld overeenkomstig de voor zijn beroepsgroep geldende professionele standaard.  Hij heeft op adequate wijze informatie bij de behandelaar opgevraagd, zijn onderzoek en beoordelingen zorgvuldig uitgevoerd, de beperkingen van klager op juiste wijze vastgesteld en over zijn bevindingen adequaat gerapporteerd. Aldus treft hem geen tuchtrechtelijk verwijt. Voorts beroept hij zich erop dat een deel van de klachten betrekking heeft op gebeurtenissen die zich meer dan tien jaar vóór de indiening van de klacht hebben voorgedaan. Dit betreft alle klachten die betrekking hebben op de onderzoeken en rapportages van vóór

17 september 1999, reden waarom deze klachten volgens verweerder krachtens artikel 65, lid 5, Wet BIG zijn verjaard.”

2.3       Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

            “5. Beoordeling van de klacht

            5.1

Krachtens artikel 65, lid 5, van de Wet BIG vervalt de bevoegdheid tot het indienen van een klacht door verjaring in tien jaren. De termijn van verjaring vangt aan op de dag na die waarop het desbetreffend handelen of nalaten is geschied. De onderhavige klacht is op 17 september 2009 binnengekomen. Dit betekent naar het oordeel van het college dat de klacht, voor zover deze is gebaseerd op een aantal brieven van medici en paramedici die zijn gedateerd in de periode van 11 november 1997 tot en met 15 februari 1999 is verjaard.

5.2

Voor zover de klacht is gegrond op diverse rapportages, brieven en  machtigingen die zijn gedateerd in de periode van 15 juli 1997 tot en met

1 juli 1999, is deze ook verjaard.

5.3

Aldus resteert de klacht, die onder 12, 13 en 14 is genummerd en die haar basis vindt in een rapportage, arbeidsgeschiktheidverklaringen en een motivering hersteldverklaring die zijn gedateerd in de periode van 15 oktober 1999 tot en met 16 januari  2005 (“docu K, W en Y1/Y2” bij aanvulling/documentatie).

5.4

Naar het oordeel van het college blijkt uit het document van 15 oktober 1999 (“docu K” bij aanvulling/documentatie), waarop de klacht onder 12 is gebaseerd - anders dan klager stelt - niet dat verweerder suggestief opgebouwde informatie heeft verstrekt. Voorts blijkt hieruit niet dat verweerder een arbeidsconflict heeft gesuggereerd.

5.5.

De onder 13 genummerde klacht is gebaseerd op de arbeidsgeschiktheids-verklaring van 31 mei 2005 (“docu W” bij aanvulling/documentatie). Gelet op de inhoud hiervan heeft verweerder klager vanwege “geen toegenomen arbeidsongeschiktheid ten opzichte van de WAO-keuring van 5 juli 2004” weer arbeidsgeschikt verklaard per 1 februari 2005. Anders dan klager stelt heeft deze verklaring niets van doen met een vermeend arbeidsconflict.

5.6

De onder 14 genummerde klacht heeft betrekking op de motivering hersteld-verklaring van 9 februari 2006 (“docu Y2 “ bij aanvulling / documentatie) ter zake van de arbeidsgeschiktheidsverklaring van 16 januari 2006 (“docu Y1” bij aanvulling/documentatie) . Volgens klager heeft verweerder aanvankelijk geweigerd voormelde arbeidsgeschiktheids-verklaring te motiveren en heeft hij deze motivering pas gegeven nadat klager daartegen bezwaar heeft gemaakt.

Volgens verweerder heeft hij voormelde arbeidsgeschiktheidsverklaring aan klager mondeling uitgelegd en daarna schriftelijk bevestigd. Klager heeft dit niet weersproken. Het college ziet derhalve niet in aan welk verwijtbaar handelen verweerder zich heeft schuldig gemaakt.

6. Slotsom

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de klacht, voor zover deze is gebaseerd op een aantal brieven van medici en paramedici die zijn gedateerd in de periode van 11 november 1997 tot en met 15 februari 1999 en op diverse rapportages, brieven en  machtigingen die zijn gedateerd in de periode van

15 juli 1997 tot en met 1 juli 1999, verjaard. Klager zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De klacht die onder 12, 13 en 14 is genummerd en die haar basis vindt in een rapportage, arbeidsgeschiktheidverklaringen en een motivering hersteldverklaring die zijn gedateerd in de periode van

15 oktober 1999 tot en met 9 februari 2006 (“docu K, W en Y1/Y2” bij aanvulling/documentatie), is ongegrond en zal worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Het Centraal Tuchtcollege gaat voor de beoordeling van het hoger beroep uit van de feiten en de omstandigheden zoals zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hierboven onder 2.1 staan weergegeven. 

4.         Beoordeling van het hoger beroep

Procedure.

4.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij concludeert (impliciet) tot gegrondverklaring van zijn klacht.

4.2 De arts heeft ter terechtzitting in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij concludeert - zakelijk weergegeven – tot deels niet-ontvankelijkverklaring wegens verjaring en het indienen van een nieuwe klacht in hoger beroep en voorts  tot bevestiging van de bestreden beslissing.

Beoordeling.

4.3 Het eerste klachtonderdeel inhoudende  - zakelijk weergegeven - de onvolledigheid en de onzorgvuldigheid van het deskundigenoordeel wegens het niet documenteren van de behandelinformatie alsmede het achtste klachtonderdeel inhoudende –zakelijk weergegeven - de weigering om in het kader van de Ziektewetbeoordeling een onderzoek te doen na een interne revalidatieperiode, zijn naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege nieuwe klachtonderdelen die eerst in hoger beroep aan de orde zijn gesteld.

Nu het hoger beroep ertoe strekt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over klachten of bepaalde onderdelen daarvan ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en in hoger beroep geen nieuwe klachten aan het Centraal Tuchtcollege kunnen worden voorgelegd, vallen deze klachtonderdelen buiten het bereik van dit hoger beroep. Het Centraal Tuchtcollege zal klager in zoverre in zijn beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.4 Voor het overige heeft de behandeling van de zaak in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg.

4.5 Conclusie uit het voorgaande is dat klager in het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard voor zover hij in beroep nieuwe klachten heeft geuit en dat het beroep voor het overige wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klager in het beroep niet-ontvankelijk voor zover hij in beroep nieuwe klachten heeft geuit;

en

verwerpt het beroep voor het overige.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. R.A. van der Pol en mr. M. Zandbergen, leden-juristen en mr.drs. W.A. Faas en mr.drs. J.A.W. Dekker, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting

van 29 mei 2012.                    Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.