ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2006 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.329

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2006
Datum uitspraak: 08-05-2012
Datum publicatie: 08-05-2012
Zaaknummer(s): c2011.329
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Verwijt dat de huisarts in een eerdere tuchtprocedure een op onrechtmatige wijze verkregen verklaring als bewijsstuk heeft ingebracht en dat hij valsheid in geschrifte heeft gepleegd door fictieve consulten en gesprekken in het medisch dossier vast te leggen. Regionaal college wijst de klacht af. Hoger beroep verworpen. Naar het oordeel van het Centraal College is niet aannemelijk geworden dat de door klager genoemde passages in zijn medisch dossier door de huisarts verzonnen zijn.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.329 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: C.,

tegen

D., huisarts, werkzaam en wonende te B., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. I.M.I. Apperloo te Amsterdam.

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna: klager - heeft op 3 augustus 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen D. – hierna: de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

21 juli 2011, onder nummer 10110 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 8 maart 2012, waar klager en de huisarts zijn verschenen, klager bijgestaan door zijn hierboven genoemde gemachtigde en de huisarts door mr. drs. S. Slabbers.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerder was huisarts van klager en zijn toenmalige echtgenote. Hij vermeldt in het dossier van klager op 6 juli 2005:

“S        Dhr geeft aan ontzettend boos op haar te zijn. Geeft tevens aan grote moeite te hebben om niet fysiek tegen haar te keer te gaan.

P         A         dviezen naar echtgenoot toe. Uitgelegd dat ik me zorgen maak dat een en ander dreigt te escaleren. Pm vertrouwensarts inschakelen.”

Klager is op 11 augustus 2005 te 17.35 uur op de afdeling spoedeisende hulp van het ziekenhuis geweest. In het daarvan opgemaakte verslag staat: wondje handpalm. Anamnese: met schroevendraaier in linker hand geprikt. Behandeling: DV voor 1 à 2 dgn, hierna pleister.

Op diezelfde dag vermeldt verweerder, op dat moment huisarts van zowel klager als diens echtgenote in het dossier van klager:

            “O        Wondje handpalm DV voor 1a2 dgn hierna pleister,

             P        Hoe komt dhr aan dit wondje. Geen acceptabele verklaring te krijgen. Cave fysiek geweld naar echtgenote toe. Bellen met vertrouwensarts.”

            Verweerder heeft bij de verzekeraar van klager geen declaratie ingediend voor verrichtingen op 11augustus 2005.

Voorts vermeldt verweerder in het dossier van klager dat hij op 12 augustus 2005 een gesprek heeft gehad met de vertrouwensarts en dat hij op 15 augustus 2005 gebeld heeft met de wijkagent.

Op 16 januari 2006 vermeldt verweerder in het dossier:

“P        SHL met ook daarbij SOA diagnostiek. Gesprek over de stand van zaken in de relatie. Geeft aan behoorlijk gestressed te zijn. Op vragen mijnerzijds over fysiek geweld ontkent patient een en ander ten stelligste. Heeft hij hulp nodig van vertrouwensarts? Volgens pat niet.”

In een eerdere procedure tussen partijen bij dit college, bekend onder nummer 08206, is een verklaring van verweerder d.d. 4 november 2005 overgelegd.

3. Het standpunt van klager en de klacht

a.         Verweerder heeft in de eerdere tuchtprocedure in 2009 een verklaring d.d.

4 november 2005 als bewijsstuk ingebracht welk document hij op onrechtmatige wijze heeft verkregen, aangezien dit afkomstig is uit een vertrouwelijk politiedossier.

b.         Verweerder heeft valsheid in geschrifte gepleegd omdat hij in de periode juli 2005 tot januari 2006 meerdere fictieve consulten en gesprekken in het medisch dossier heeft vastgelegd. Zo worden in het dossier consulten vermeld op 6 juli 2005 en 11 augustus 2005. Deze consulten hebben echter niet plaatsgevonden. Bij het consult van 16 januari 2006 staat vermeld dat opnieuw gesproken zou zijn over fysiek geweld en dat klager dit zou ontkennen. Dit gesprek heeft nooit plaatsgevonden. Verweerder heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden omdat hij, zonder toestemming van klager, dit vervalste dossier in de eerdere procedure heeft overgelegd en als bewijs heeft gebruikt.

4. Het standpunt van verweerder

Klager is niet-ontvankelijk voor de onderdelen die in de eerdere klachtprocedure reeds door het college zijn behandeld, immers zijn de door verweerder overgelegde verklaring en de feitelijke achtergronden daarvan in die procedure reeds aan de orde geweest. Verweerder heeft zich nooit schuldig gemaakt aan het inbrengen van enig stuk in de eerdere tuchtprocedure dat hij op onrechtmatige wijze zou hebben verkregen. Verweerder heeft nooit kennis genomen van het strafdossier van klager. De op 11 maart 2009 aan het college toegezonden verklaring van 4 november 2005 is een kopie van de verklaring die klager zelf eerder, op 24 december 2008, aan verweerder heeft toegezonden. Er is geen sprake van valsheid in geschrifte. Verweerder heeft, binnen de daarvoor geldende regels, zeggenschap over de opneming en wijziging van gegevens in het dossier. Niet alle aantekeningen in het dossier zijn te herleiden tot een consult aangezien verweerder ook gerechtigd is aantekeningen op te nemen naar aanleiding van contacten met derden die verband houden met de behandelrelatie. Verweerder heeft nooit enig consult in het medisch dossier van klager opgenomen, dat niet heeft plaatsgevonden. De door verweerder in augustus 2005 gemaakte aantekeningen zijn genoteerd naar aanleiding van gesprekken met de vertrouwensarts en de wijkagent.

5. De overwegingen van het college

Ad a)

Ter zitting is namens klager erkend dat de bewuste verklaring van 4 november 2005 door klager zelf aan verweerder is toegezonden. Daarmee is komen vast te staan dat verweerder de verklaring niet op onrechtmatige wijze heeft verkregen. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad b)

Ter zitting heeft verweerder het college kunnen uitleggen hoe de gang van zaken is geweest met betrekking tot het invoeren van gegevens in en het verkrijgen van informatie uit het door verweerder gehanteerde computersysteem. Voldoende aannemelijk is geworden dat het systeem automatisch de datum weergeeft van de dag waarop verweerder een dossier opent. Het college stelt vast dat het destijds door verweerder gehanteerde systeem aanleiding kan geven tot verwarring voor derden, indien de dossiervorming niet met zorgvuldigheid plaatsvindt. Verweerder is niet consequent geweest in de wijze waarop hij zijn aantekeningen in het dossier heeft vastgelegd. Hoewel het begrijpelijk is dat er voor klager daardoor verwarring is ontstaan met betrekking tot de inhoud van zijn dossier, is niet gebleken dat er sprake is van het frauduleus wijzigen of toevoegen van gegevens door verweerder. Bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen gaat het er niet om of dat handelen beter had gekund, maar is beslissend het antwoord op de vraag of de arts vanuit tuchtrechtelijk standpunt gebleven is binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hoewel het college van oordeel is dat de dossiervorming door verweerder zorgvuldiger had gekund, is voldoende aannemelijk geworden dat er geen sprake is van een tuchtrechtelijk verwijt.

Het overleggen van een medisch dossier door een verweerder in een tuchtprocedure is geoorloofd, voor zover dat voor zijn verdediging noodzakelijk is. Van bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden is niet gebleken. De klacht is in al zijn onderdelen ongegrond.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven onder “2. De feiten” van de bestreden beslissing.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klager heeft in hoger beroep zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2 De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.3 Ten aanzien van het door klager gestelde dat de huisarts in het medisch dossier van klager gesprekken en consulten heeft opgevoerd die niet hebben plaatsgevonden, is naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege, gelet op de ter zitting in hoger beroep door de huisarts gegeven toelichting, niet aannemelijk geworden dat de door klager genoemde passages in zijn medisch dossier door de huisarts verzonnen zijn.

Voor het overige heeft de behandeling in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter,

mr. J.P. Balkema en mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en H.J. Blok en  M.A.P.E. Bulder-van Beers, leden-beroepsgenoten en mr. M.H. van Gool, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 8 mei 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.