ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1951 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.214

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1951
Datum uitspraak: 17-04-2012
Datum publicatie: 17-04-2012
Zaaknummer(s): c2011.214
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De Klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder door ondertekening van een verlengingsadvies (TBS) opzettelijk een valse verklaring heeft afgegeven, doordat in het advies is opgenomen dat klager aan schizofrenie lijft. Klager stelt niet aan deze ziekte, noch aan enige andere psychische aandoening te lijden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen als zijnde kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege acht klager in hoger beroep ontvankelijk, nu het beroepschrift van klager voldoende duidelijk de beroepsgronden bevat. Dat het beroepschrift een zekere herhaling bevat van de in eerste aanleg aangevoerde stellingen doet niet af aan het oordeel van het Centraal Tuchtcollege dat de beroepsgronden voldoende duidelijk zijn. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.214 van:

A., wonende te B., appellant,

tegen

C., psychiater, wonende te B., verweerder in hoger beroep,

gemachtigde: mr. V.C.A.A.V. Daniëls.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna: klager - heeft op 22 juni 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna: de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 29 maart 2011, onder nummer 10/183 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 22 maart 2012, waar zijn verschenen klager en de psychiater, bijgestaan door mr. V.C.A.A.V. Daniëls.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Klager heeft vanaf 10 oktober 2005 onder de strafrechtelijke titel TBS met bevel verpleging van overheidsoverwege in de D. in E.. Sinds 14 juli 2006 is klager in de F. (voorheen G.) te B..

De diagnose schizofrenie was bij hem al in 1998 gesteld en is nadien vele malen bevestigd.

Het meest recente verlengingsadvies, van 17 juni 2009, is opgesteld door de behandelend psychiater en mede ondertekend door verweerder, die toen directeur Zorg was.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder met genoemd verlengingsadvies opzettelijk een valse verklaring heeft afgegeven door daarin op te nemen dat klager aan schizofrenie lijdt. Klager stelt niet aan deze ziekte, noch aan enige andere psychische aandoening te lijden.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Niet ter discussie staat dat verweerder als (destijds) eindverantwoordelijke en mede ondertekenaar van het verlengingsadvies daarop tuchtrechtelijk is aan te spreken. Toch kan in deze zaak niet worden aangenomen dat verweerder verwijtbaar heeft gehandeld. Dat zou het geval kunnen zijn indien zou blijken dat voor de door klager bestreden diagnose, dat klager lijdt aan schizofrenie, in redelijkheid geen enkele grond aanwezig is. Het argument van verweerder, dat deze diagnose in het verleden al vele malen bij klager is vastgesteld, is op zichzelf onvoldoende om zonder onderzoek over te nemen in het verlengingsadvies. Het advies en de diagnose dienen immers op eigen onderzoek te steunen. Toch had het bij deze ziektegeschiedenis en herhaaldelijk vastgestelde diagnose op de weg van klager gelegen om feiten of omstandigheden naar voren te brengen waaruit kon blijken dat ten tijde van het verlengingsadvies verandering in zijn toestand was opgetreden. Nu klager dat niet heeft gedaan, kan niet worden aangenomen dat verweerder door, zoals klager het omschrijft, opzettelijk een valse verklaring op te stellen tekort is geschoten.

Het college baseert zich bij zijn oordeel verder niet op de inhoud en de motivering van het verlengingsadvies, zoals dit bij voormelde brief van 24 november 2010 is toegezonden. Hoewel mag worden aangenomen dat klager met de inhoud van het advies bekend is, zou het niet juist zijn om zonder zijn commentaar te vernemen de beslissing op het stuk zelf te baseren.

De klacht is gelet op het voorgaande kennelijk ongegrond en zal zonder verder onderzoek in raadkamer worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1       Klager stelt zich in hoger beroep, zakelijk weergegeven, op het standpunt dat het Regionaal Tuchtcollege ten onrechte zijn klacht heeft afgewezen dat de psychiater middels ondertekening van het verlengingsadvies opzettelijk een valse verklaring heeft afgegeven door daarin op te nemen dat klager aan schizofrenie lijdt. Klager stelt niet aan deze ziekte, noch aan enige andere psychische aandoening te lijden of te hebben geleden.

4.2       De psychiater heeft zich primair op het standpunt gesteld dat klager in het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het beroepschrift niet, althans onvoldoende duidelijk, de beroepsgronden bevat. Subsidiair concludeert de psychiater tot bevestiging van de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege, onder herhaling en handhaving van het in eerste aanleg gevoerde verweer.

4.3       Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het primaire verweer van de psychiater, nu het beroepschrift van klager voldoende duidelijk de beroepsgronden bevat, zoals hiervoor onder 4.1 samengevat weergegeven. Dat het beroepschrift een zekere herhaling bevat van de in eerste aanleg aangevoerde stellingen doet niet af aan het oordeel van het Centraal Tuchtcollege dat de beroepsgronden voldoende duidelijk zijn. Bovendien zijn de gronden van het beroep ook kenbaar geweest voor de psychiater, hetgeen blijkt uit het verweerschrift waarin op de stellingen van klager adequaat is gerespondeerd.

4.4       De behandeling in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege voor het overige niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter, mr. H.C. Cusell en

mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en prof.dr. P.P.G. Hodiamont en

drs. A.C.L. Allertz, leden-beroepsgenoten en mr. F.C. Burgers, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 17 april 2012.

                        Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.