ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1924 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.358

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1924
Datum uitspraak: 15-03-2012
Datum publicatie: 11-04-2012
Zaaknummer(s): c2010.358
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder is psychiater en heeft klager eenmalig gezien ter verrichting van een neurologisch onderzoek ter uitsluiting van een somatische oorzaak van het gedrag van klager. Verweerder heeft als meest waarschijnlijke diagnose een bipolaire stoornis vastgesteld en geconstateerd dat er onvoldoende gevaar was om een gedwongen opname te rechtvaardigen. Klager verwijt verweerder een onjuiste diagnose te hebben gesteld. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het door klager ingestelde beroep wordt verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.358 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., psychiater, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: prof.mr. W.R. Kastelein, advocaat te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 16 oktober 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 28 september 2010, onder nummer 09/315 heeft dat college de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De psychiater heeft geen verweerschrift in hoger beroep ingediend. Door klager is bij brief van 31 oktober 2011 een verklaring van een deskundige overgelegd.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 7 februari 2012, waar zijn verschenen de psychiater, bijgestaan door mr. Kastelein voornoemd. Klager heeft het Centraal Tuchtcollege bij brief laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten.

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Klager is op 25 juli 2008 aangemeld via E. van de F. in verband met manisch gedrag en verandering van karakter. De crisisdienst adviseerde na de intake een neurologisch onderzoek ter uitsluiting van een somatische oorzaak en een verwijzing naar de afdeling ouderenpsychiatrie van G. waar verweerder werkzaam is. In augustus 2008 is klager eenmalig gezien door verweerder met het verzoek te beoordelen of er reden was een rechterlijke machtiging aan te vragen. Verweerder heeft na het opnemen van de anamnese en heteroanamnese en onderzoek als primaire diagnose een bipolaire stoornis I vastgesteld. Hij heeft voorts geconstateerd dat er sprake was van onvoldoende gevaar om een gedwongen opname te rechtvaardigen.

3. Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder een onjuiste diagnose heeft gesteld.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college.

Uit het verslag van het onderzoek dat verweerder heeft gemaakt van het psychiatrisch onderzoek blijkt dat verweerder op voldoende gronden is gekomen tot de waarschijnlijkheidsdiagnose bipolaire stoornis. Hij heeft zich daarbij bovendien terughoudend uitgedrukt. Onder het kopje “Diagnose (Differentiaal) Diagnose beschrijvend” luidt zijn conclusie immers: “Na onderzoek GAAZ en ontbreken somatisch oorzaak beeld wordt meest waarschijnlijke diagnose een bipolaire stoornis”.

Dat hij zich in zijn oordeel mede heeft gebaseerd op de hetero-anamnestische gegevens verkregen van de stiefzoon van klager is hem evenmin tuchtrechtelijk te verwijten. Er was immers geen aanleiding om te twijfelen aan diens verklaring. Het beeld dat van klager naar voren kwam paste daarnaast bij de bevindingen bij het psychiatrisch onderzoek.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2 Ter zitting in hoger beroep heeft de psychiater gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. M. Zandbergen en mr. M. Wigleven, leden-juristen en prof.dr. P.P.G. Hodiamont en drs. M. Drost, leden- beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 maart 2012.

Voorzitter w.g.

Secretaris w.g.