ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1919 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.036

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1919
Datum uitspraak: 22-03-2012
Datum publicatie: 11-04-2012
Zaaknummer(s): c2011.036
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de tandarts: a. dat hij haar ten onrechte heeft doorverwezen naar een collega, b. althans dat hij dit heeft gedaan zonder eerst zelf een noodbehandeling te doen; c. dat hij niet zelf een afspraak voor klaagster heeft gemaakt bij deze collega; d. dat hij klaagster niet zelf telefonisch te woord heeft gestaan; e. dat hij in zijn computersysteem bij klaagster vermeld heeft dat zij een ZIP-status (Zeer Irritant Persoon) heeft; f. dat hij zich laatdunkend heeft uitgelaten over de dochter van klaagster, die het syndroom van Down heeft; en g. dat hij andere tandartsen heeft benaderd teneinde te voorkomen dat zij klaagster als patiënt aannemen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachten onder c en d gegrond verklaard en heeft de overige klachtonderdelen ongegrond verklaard. Bij de beoordeling is de getuigenverklaring van de voormalig assistente van de tandarts buiten beschouwing gelaten, omdat zij in een juridische procedure met de tandarts verwikkeld is. Het beroep van klaagster is gericht tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdelen a, b, e, f en g. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.036 van:

A., wonende te B., appellante,

tegen

C., tandarts, wonende te D., verweerder in hoger beroep,

gemachtigde: mr. J.S. Dallinga.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 5 juni 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 16 november 2010, onder nummer T2009/03 heeft dat College de klacht c. en d. gegrond verklaard en de maatregel van waarschuwing opgelegd. De overige klachten heeft het college ongegrond verklaard. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 26 januari 2012, waar zijn verschenen klaagster, vergezeld van haar echtgenoot, en de tandarts, bijgestaan door mr. J.S. de Jong.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“2. Vaststaande feiten

2.1. Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten, die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.

2.2. Naar aanleiding van acute kiesklachten in het weekend van 17/18 januari 2009 heeft klaagster op maandag 19 januari 2009 contact opgenomen met de praktijk van verweerder. Vervolgens heeft klaagster op dinsdag 20 januari 2009 een consult gehad bij verweerder. Verweerder werd tijdens dit consult ondersteund door zijn assistente E. (hierna: de getuige). Na het maken van een röntgenfoto bleek dat klaagster een periapicale ontsteking had en dat een wortelkanaalbehandeling geïndiceerd was. Verweerder heeft klaagster voor deze behandeling doorverwezen naar tandarts F. (hierna: F.).

2.3. Diezelfde dag heeft klaagster telefonisch contact opgenomen met de praktijk van F.. Aan klaagster is medegedeeld dat zij pas eind maart 2009 terecht kon bij F.. Hierop heeft klaagster meteen contact opgenomen met de praktijk van verweerder en laten weten dat zij eerder dan eind maart behandeld wilde worden. In dit contact werd zij eerst te woord gestaan door de getuige, vervolgens is zij te woord gestaan door verweerder zelf. In dit gesprek heeft verweerder toegezegd contact op te zullen nemen met F. voor het maken van een spoedafspraak.

2.4. Verweerder heeft vervolgens contact opgenomen met F.. De assistente van F. heeft hierop diezelfde dinsdag om 12.30 telefonisch contact opgenomen met klaagster en gezegd dat zij diezelfde dag om 13.00 of 16.00 behandeld kon worden. Klaagster heeft echter laten weten dat zij in verband met haar werk hiervan geen gebruik kon maken. Later op de middag heeft klaagster contact met de praktijk van F. opgenomen en gezegd dat ze alsnog om 16.00 behandeld kon worden. Aan haar is medegedeeld dat dit niet meer mogelijk was. Voor de volgende dag kon klaagster ook geen afspraak meer maken.

2.5. Uiteindelijk heeft klaagster bij een derde tandarts op donderdag 22 maart 2009 een wortelkanaalbehandeling ondergaan.

2.6. Klaagster is inmiddels geen patiënt meer bij verweerder. Zij heeft eerst tevergeefs getracht patiënt te worden bij tandarts G.. Uiteindelijk heeft zij een andere tandarts gevonden.

2.7. De getuige is inmiddels niet meer werkzaam bij verweerder. Tegen haar loopt een ontslagprocedure.

3. De klachten

De klachten luiden - zakelijk weergegeven - als volgt.

a. Verweerder heeft klaagster ten onrechte doorverwezen naar F. voor de

wortelkanaalbehandeling, hij had die behandeling zelf moeten uitvoeren. Hij had gewoon geen zin in de behandeling.

b. Als verweerder al kon doorverwijzen had hij in ieder geval eerst een

noodbehandeling moeten verrichten of anderszins iets aan de hevige pijn moeten doen.

c. Verweerder had bij een doorverwijzing zelf contact op moeten nemen met de

praktijk van F. om op zo kort mogelijke termijn een afspraak te maken.

d. Toen klaagster terugbelde naar de praktijk van verweerder nadat zij met de

assistente van F. had gesproken, wilde verweerder eerst niet aan de telefoon komen.

e. Verweerder heeft in zijn computerbestand vermeld dat klaagster een ZIP-

status (zeer irritant persoon) heeft.

f. Achteraf heeft klaagster gehoord dat verweerder zich zeer laagdunkend heeft

uitgelaten over haar 14-jarige dochter die het syndroom van Down heeft. Toen klaagster een andere tandarts zocht en daarvoor contact opnam met tandarts G. bleek dat verweerder hem geïnstrueerd had haar niet als patiënt aan te nemen. Verweerder heeft hiermee misbruik gemaakt van zijn positie van zorgverlener.

Ter onderbouwing van haar klachten heeft klaagster een beroep op de verklaring van de getuige en van nog een andere, anonieme getuige gedaan.

4. Het verweer

De verweren luiden - zakelijk weergegeven - als volgt.

a. Verweerder heeft klaagster doorverwezen omdat het een moeilijke kies was om te behandelen. Dit heeft hij ook aan klaagster medegedeeld. Deze handelwijze is voor verweerder te doen gebruikelijk. F. is beter in staat deze wortelkanaalbehandelingen te verrichten omdat hij de juiste apparatuur en expertise hiervoor heeft.

b. Een noodbehandeling is alleen geïndiceerd bij hevige pijn. Klaagster heeft niet gezegd dat ze hevige pijn had, ook is dit niet gebleken bij de tandheelkundige testen.

c. Verweerder laat het immer aan de patiënten zelf over contact op te nemen met degene naar wie hij verwijst. Dat is veel praktischer.

d. Toen klaagster terugbelde was zij zeer onbeleefd tegen de assistente. Dit heeft ertoe geleid dat verweerder een behandeling heeft onderbroken om klaagster te woord te staan. Dat zij tot eind maart 2009 op behandeling moest wachten is gebruikelijk. Dit kon geen kwaad. Uiteindelijk heeft verweerder gebeld met F. voor het maken van een spoedafspraak. Verweerder valt derhalve niets te verwijten.

e. Verweerder ontkent dat klaagster een ZIP-status heeft.

f. Het is niet waar dat verweerder zich laagdunkend heeft geuit over de dochter van klaagster.

g. Verweerder heeft geen andere tandartsen benaderd teneinde hen te bewegen klaagster niet als patiënte aan te nemen, zoals door klaagster is gesteld.

Verweerder betwist voorts de verklaring van de getuige en geeft daarbij aan dat zij hem een hak wil zetten uit wraak. Dit in verband met de ontslagprocedure. Nu de anonieme getuige niet gehoord is kan daar ook geen rekening mee worden gehouden.

5. Beoordeling van de klacht

Voordat op de afzonderlijke klachtonderdelen zal worden ingegaan overweegt het College dat, voor zover klaagster met betrekking tot deze klachtonderdelen een beroep doet op de verklaring van de getuige, deze verklaring buiten beschouwing zal worden gelaten nu er twijfel bestaat over de geloofwaardigheid van de verklaring van de getuige vanwege het feit dat zij verwikkeld is in een langslepende ontslagprocedure tegen verweerder.

Naar aanleiding van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het College met betrekking tot de afzonderlijke klachtonderdelen als volgt.

Met betrekking tot de klacht onder a.

Het College is van oordeel dat de verwijzing door verweerder naar F. niet verwijtbaar is. Het College acht het daarbij aannemelijk dat de reden van doorverwijzing gelegen is in de omstandigheid dat F. met betrekking tot de wortelkanaalbehandeling meer expertise en de juiste apparatuur heeft. Dat verweerder geen zin had in de behandeling is naar het oordeel van het College onvoldoende aannemelijk geworden.

Met betrekking tot klacht b.

Partijen verschillen van mening over de hevigheid van de pijn ten tijde van het bezoek van klaagster aan de praktijk van verweerder. Dat de pijn dusdanig hevig was dat verweerder direct maatregelen had moeten treffen is onvoldoende aannemelijk geworden. Hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de verklaring van de getuige geldt ook met betrekking tot de onderhavige klacht. Verder wordt de verklaring van klaagster omtrent haar pijnklachten niet ondersteund door het feit dat zij geen gebruik heeft gemaakt van het aanbod van F. om op diezelfde dinsdag nog behandeld te worden, ook al geeft klaagster thans aan dat dit achteraf bezien onverstandig van haar was.

Met betrekking tot de klachten c. en d.

Het College is van oordeel dat, wat er ook zij van de hevigheid van de pijnklachten ten tijde van het bezoek van klaagster aan de praktijk van verweerder, verweerder bedacht moest zijn op verergering van de pijnklachten. Dit brengt met zich mee dat een behandeling op korte termijn geboden was en dat verweerder bij de verwijzing een regiefunctie had teneinde te bewerkstelligen dat klaagster op korte termijn een afspraak zou krijgen bij F.. Dit klemt te meer daar het gebruikelijk is dat, zoals verweerder zelf ook aangeeft, patiënten als zij een afspraak maken enige tijd moeten wachten alvorens zij terecht kunnen voor een behandeling. Verweerder had derhalve of zelf dan wel via zijn assistente contact op moeten nemen met de praktijk van F., of nadere afspraken met klaagster moeten maken over wat te doen als zij niet op korte termijn bij F. terecht kon. Het College is van oordeel dat verweerder door het nalaten van die regiefunctie niet die zorg heeft betracht die van hem als tandarts gevergd had mogen worden. Dit brengt mee dat de in deze aan te leggen tuchtrechtelijke norm door verweerder geschonden is. Dit wordt niet anders door het feit dat klaagster zich niet bepaald vriendelijk zal hebben uitgelaten jegens verweerder en zijn assistente toen zij terugbelde, nu dit immers voor een groot deel had kunnen worden voorkomen indien er afspraken waren gemaakt over de handelwijze indien klaagster niet op korte termijn bij F. terecht kon. De klachten c. en d. zijn derhalve gegrond. Het College zal hieraan de maatregel van een waarschuwing verbinden.

Met betrekking tot de klachten e., f. en g.

Met betrekking tot deze klachten geldt dat het gaat om het woord van klaagster tegenover het woord van verweerder. Op een verklaring van een anonieme getuige kan het College geen acht slaan, omdat deze niet verifieerbaar is en de procedure bij het College het gebruikmaken van een anonieme getuige ook niet toelaat. Het College is derhalve van oordeel dat nu ook overigens uit de stukken geen aanknopingspunten zijn te vinden voor de stellingen van klaagster op deze punten, de klachten e., f. en g geen doel kunnen treffen.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. Vaststaande feiten zijn weergegeven.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klaagster komt in beroep van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor zover in die beslissing de klachtonderdelen a, b, e, f en g zoals hiervoor onder

3. De Klachten opgenomen ongegrond zijn verklaard. Daartoe voert zij onder meer aan dat de getuigenverklaring van mevrouw E. ten onrechte buiten beschouwing is gelaten. Zij concludeert tot vernietiging van de beslissing voor zover daarin de klachtonderdelen a, b, e, f en g ongegrond zijn verklaard.

4.2 De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot bekrachtiging van de beslissing voor zover daarvan beroep is ingesteld door klaagster. De tandarts is zelfstandig in hoger beroep gekomen van de bestreden beslissing voor zover het Regionaal Tuchtcollege de klachtonderdelen c en d gegrond heeft verklaard. Voor de beoordeling van dit beroep wordt verwezen naar de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege onder nummer C2011.037.

4.3 Voor wat betreft het standpunt van klaagster, dat het Regionaal Tuchtcollege ten onrechte de getuigenverklaring van mevrouw E. buiten beschouwing heeft gelaten, overweegt het Centraal Tuchtcollege, met het Regionaal Tuchtcollege, dat er twijfel bestaat over de geloofwaardigheid van de verklaring van mevrouw E., vanwege het feit dat zij verwikkeld is in een langslepende ontslagprocedure met de tandarts. Het Centraal Tuchtcollege neemt daarom bij de beoordeling van het hoger beroep de verklaringen van voornoemde getuige niet in de overwegingen mee. Dit heeft tot gevolg dat de klachtonderdelen e, f en g ook in hoger beroep niet slagen, omdat het gaat om het woord van klaagster tegenover het woord van de tandarts. Op de verklaring van een anonieme getuige kan geen acht worden geslagen, omdat die verklaring niet verifieerbaar is. Nu ook in hoger beroep niet is gebleken van feiten en omstandigheden – anders dan voornoemde getuigen-verklaring – die de stellingen van klaagster bevestigen, volgt het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege in dezen.

4.4 Klaagster verwijt de tandarts voorts, dat hij haar heeft doorverwezen naar tandarts F.. Zij stelt dat de tandarts dit niet mocht doen, althans niet zonder eerst op enigerlei wijze haar pijn te verlichten of een noodbehandeling te verrichten. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de tandarts voldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de pijnklachten van klaagster en dat hij klaagster onder de omstandigheden – uit de röntgenfoto bleek een periapicale ontsteking waarbij een wortelkanaalbehandeling geïndiceerd was – mocht doorverwijzen naar tandarts F.. F. is gespecialiseerd in het uitvoeren van endodontische behandelingen en beschikt daarom zowel over meer expertise als over de juiste apparatuur voor de behandeling. De tandarts heeft vervolgens, na aandringen van klaagster, zelf contact opgenomen met tandarts F. en aldus gezorgd voor correcte doorverwijzing. Het Centraal Tuchtcollege volgt de tandarts in zijn standpunt dat op het moment van onderzoek, na uitvoering van een koudetest en een percussietest, de pijn bij klaagster niet zodanig ernstig leek dat onmiddellijk ingrijpen geïndiceerd was. Hieruit volgt dat ook in hoger beroep klachtonderdelen a en b niet slagen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. P.M. Brilman en mr. M.M.A. Gerritzen-Gunst, leden-juristen en drs. H.J. van Iterson en drs. J.E.A. Dresen, leden-beroepsgenoten en mr. F.C. Burgers, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van

22 maart 2012. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.