ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1918 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.347
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1918 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-03-2012 |
Datum publicatie: | 11-04-2012 |
Zaaknummer(s): | c2010.347 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen orthopedisch chirurg die een rapportage heeft uitgebracht over de gezondheidstoestand van klager in het kader van een geschil tussen klager en diens verzekeringsmaatschappij over een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Volgens klager heeft de arts zijn lichamelijke klachten onterecht gekwalificeerd als van hypochondrische aard, is het onderzoek ondermaats en onjuist geweest en heeft klager als gevolg van de door de arts uitgebrachte rapportage verzekeringsgeld misgelopen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachten als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager komt in beroep. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en verwerpt het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2010.347 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., arts (destijds orthopedisch chirurg), wonende te D.,
verweerder in beide instanties.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 25 januari 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 10 november 2010, onder nummer 1008 heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.
De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
Het Centraal Tuchtcollege heeft voorts van klager nog een brief d.d. 20 januari 2011 ontvangen, alsmede de schriftelijke reactie daarop van de arts bij brief van
11 februari 2011.
Bij brief van 1 januari 2012, ingekomen 2 februari 2012, heeft het Centraal Tuchtcollege van klager nog een nadere productie ontvangen.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 16 februari 2012, waar zijn verschenen klager en de arts.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Verweerder heeft op 9 februari 2000 rapport uitgebracht van een door hem ingesteld onderzoek van klager. Het lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden op 28 juli 1999 in het E.-ziekenhuis te D.. Het onderzoek is verricht op verzoek van verzekeraar F. in het kader van een procedure bij de geschillencommissie van F..
Verweerder komt in zijn rapport tot de conclusie dat klager in goede algemene toestand lijkt. Hij vermeldt dat hij zich tijdens de anamnese niet kon onttrekken aan de indruk van een sterke hypochondere klachtenpresentatie.
Als afwijkingen bij klager worden geconstateerd een resttoestand na acromioclaviculaire luxatie links en lichte scapulata alata links, waarschijnlijk door licht letsel van de nervus thoracicus longus. Verweerder heeft geen afwijkingen gevonden op basis waarvan klager beperkingen zouden moeten worden opgelegd. Het is volgens verweerder aannemelijk dat er beperkingen zijn bij het uitvoeren van zwaarder werk, met name bij het reiken met gewicht op afstand, het bij herhaling uitvoeren van werkzaamheden met reikende bewegingen op afstand en het bij herhaling uitvoeren van werkzaamheden boven schouderhoogte, vooral wanneer die ook met belasting gepaard gaan. Verweerder heeft geen therapeutische suggesties. Op basis van de vastgestelde afwijkingen moet tot een zeer stabiele toestand worden besloten. Met betrekking tot de beperking uit arbeid overweegt verweerder dat alleen de arbeidsdeskundige kan uitmaken in welke mate de door verweerder genoemde en door klager aangegeven beperking in diens specifieke beroep een verminderd functioneren dan wel een verminderd rendement van het bedrijf kunnen verklaren. Verweerder geeft op basis van de AMA-tabellen een inschatting van de totale functionele invaliditeit van het bovenste lidmaat op 17%. Aldus het rapport van verweerder.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager is van mening dat verweerder de lichamelijke klachten onterecht heeft gekwalificeerd als van hypochondrische aard. Het onderzoek is volgens klager ondermaats en onjuist. Klager stelt verweerder aansprakelijk voor de schade die klager heeft geleden door het mislopen van verzekeringsgeld naar aanleiding van het rapport van verweerder.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder voert met betrekking tot de kwalificatie van de klachten aan dat die alleen betrekking heeft op de klachtenpresentatie. Voorts weerspreekt verweerder gemotiveerd de lezing van klager dat de bevindingen van verweerder alleen op röntgenonderzoek zouden zijn gebaseerd. Tot slot geeft verweerder aan bij zijn onderzoek tevens de medische voorgeschiedenis van klager, voor zover beschikbaar, te hebben betrokken.
5. De overwegingen van het college
Rapportage zoals door verweerder is uitgebracht wordt, volgens vaste jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege, aan de hierna volgende criteria getoetst:
1. wordt in het rapport op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op
welke gronden de conclusie van het rapport steunt,
2. vinden de in het rapport uiteengezette gronden aantoonbaar voldoende
steun in de feiten, omstandigheden en bevindingen van het rapport,
3. kunnen bedoelde gronden de daaruit getrokken conclusie rechtvaardigen,
4. beperkt de rapportage zich tot de deskundigheid van de rapporteur en
5. kon de methode van onderzoek teneinde tot beantwoording van de
voorgelegde vraagstelling te komen tot het beoogde doel leiden, en/of heeft de
rapporteur daarbij de grenzen van redelijkheid en billijkheid niet overschreden.
Vakkundigheid en zorgvuldigheid worden daarbij ten volle getoetst. Ten aanzien van
de conclusie van de rapportage vindt slechts een marginale toetsing plaats.
Verweerder heeft zijn bevindingen gebaseerd op anamnese en lichamelijk onderzoek aan de beide schouders en rug van klager. Voorts heeft verweerder eerder röntgenonderzoek opgevraagd (afkomstig uit G. en H.) en heeft hij nieuw röntgenonderzoek laten uitvoeren in het E.-Ziekenhuis in D.. Verweerder heeft ook kennis genomen van de door klager meegestuurde brieven ten aanzien van diens voorgeschiedenis. Verweerder heeft zijn conclusie deugdelijk gemotiveerd en onderbouwd.
Het college is van oordeel dat uit het overgelegde dossier niet is af te leiden dat verweerder niet op goede gronden tot zijn conclusie heeft kunnen komen of dat het rapport niet voldoet aan de in de jurisprudentie gestelde eisen van zorgvuldigheid, deskundigheid of objectiviteit. Evenmin blijkt uit het dossier dat verweerder het onderzoek onzorgvuldig of ondeskundig heeft verricht.
Wat betreft de in de klacht vervatte aansprakelijkheidsstelling merkt het college op dat de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) geen mogelijkheid biedt tot het toekennen van een schadevergoeding als door klager kennelijk bedoeld. Voor een eventuele procedure in dat kader dient klager zich tot de burgerlijke rechter te wenden.
Naar het oordeel van het college is de klacht kennelijk ongegrond” .
3. Beoordeling van het hoger beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
4. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. P.J. Wurzer, leden-juristen en dr. W.J. Rijnberg en prof.dr. A.H.M. Taminiau, leden- beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van
22 maart 2012. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.