ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1915 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.216
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1915 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-04-2012 |
Datum publicatie: | 11-04-2012 |
Zaaknummer(s): | c2011.216 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tbs-gedetineerde tegen arts. Verwijt dat arts heeft gelogen en zijn leugen heeft gebruikt als grondslag voor een maatregel tegen klager. Klacht afgewezen door Regionaal Tuchtcollege. Beroep verworpen. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2011.216 van:
A., thans verblijvende in de B. te C., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
D., arts, destijds werkzaam te C., thans te E., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. R.W.H.H. Molmans te Nijmegen.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna: klager - heeft op 7 september 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen D. – hierna: de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 10 mei 2011, onder nummer 10124, heeft dat College de klacht afgewezen.
Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 8 maart 2012, waar de arts is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:
“2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Op 13 februari 1997 is klager (voor de tweede maal) strafrechtelijk veroordeeld tot de maatregel tot ter beschikkingstelling met dwangverpleging. Vanaf 24 juli 2006 is hij opgenomen op de longstay-afdeling van de instelling waar verweerder sinds september 2007 klagers behandelend arts is. Als zodanig stelt verweerder op indicatie van het behandelteam de psychiatrische diagnose en het eventueel daaruit voortvloeiende behandelbeleid.
In 1984 heeft door toedoen van klager een persoon het leven gelaten. In 1996 doodde klager een medeverpleegde nadat per abuis eenmalig een depotmedicatie was overgeslagen.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Verweerder heeft gelogen en zijn leugen heeft hij gebruikt als grondslag voor een maatregel tegen klager. In de schriftelijke mededeling van een inperkende maatregel van 29 juli 2010 heeft verweerder geschreven: ”Over een zeer geruime tijd en frequent is met u gesproken over de noodzaak voor u een antipsychoticum te gebruiken in verband met een ziekte vanaf uw 18e levensjaar”. Er is niet met klager over zijn ziekte gesproken. Er worden over klager geheel onjuiste schriftelijke beweringen gedaan.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft met klager door de jaren heen vele gesprekken gevoerd over de voor klager noodzakelijke medicatie.
5. De overwegingen van het college
Dat verweerder heeft gelogen in het hiervoor weergegeven citaat is niet komen vast te staan. Er zijn in het dossier ook geen aanwijzingen te vinden die de door klager gestelde, maar verder niet onderbouwde leugen aannemelijk maken.
In gevallen waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden.
Dat berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat.
Hetzelfde dient te gelden voor de klacht dat met klager niet over zijn ziekte is gesproken.
Het is aan het college bekend dat er een aantal rapportages over klager is uitgebracht en in de loop van de jaren zijn er zeer veel behandelmomenten geweest, terwijl klager niet heeft betwist dat verweerder een aantal keren met hem gesproken heeft. De, onvoldoende onderbouwde, stelling van klager kan daarom niet leiden tot gegrond bevinding van deze klacht. Dat laatste geldt ook voor zijn klacht dat over hem onjuiste schriftelijke beweringen zijn gedaan. De klacht is op grond van bovenstaande overwegingen kennelijk ongegrond.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven onder “2. De feiten” van de bestreden beslissing.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 In hoger beroep heeft klager zijn klachten herhaald en nader toegelicht.
4.2 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.3 De behandeling in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter,
mr. J.P. Balkema en mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden juristen en H.J. Blok en M.A.P.E. Bulder-van Beers, leden beroepsgenoten en mr. M.H. van Gool, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 10 april 2012.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.