ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1808 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.335

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1808
Datum uitspraak: 23-02-2012
Datum publicatie: 28-02-2012
Zaaknummer(s): c2010.335
Onderwerp: Niet of te laat verwijzen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Toen klaagster in praktijk van de aangeklaagde huisarts kwam had zij al vele jaren KNO-klachten. In haar woonplaats was geen huisarts bereid haar te accepteren als patiënt als gevolg van een tuchtzaak over haar KNO-problematiek. Tussen de huisarts en de zorgverzekeraar werd afgesproken dat alle medische zaken door de huisarts behandeld zouden worden, uitgezonderd de KNO-problematiek, deze zou rechtstreeks tussen klaagster en de zorgverzekeraar geregeld worden. Ten gevolge van een operatie aan de neus kampt klaagster met hevige (hoofd)pijnen. Daarvoor heeft zij diverse huisartsen, waaronder verweerder, geconsulteerd met verzoek haar door te verwijzen naar een KNO-arts. De klacht komt erop neer dat klaagster niet, althans niet tijdig, althans op onbehoorlijke wijze is doorverwezen, terwijl daar al zeer lange tijd alle aanleiding voor bestond. Het RTG heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.335 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., huisarts, wonende te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. V.C.A.A.V. Daniëls, als jurist verbonden aan VvAA rechtsbijstand te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 15 oktober 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen huisarts C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 20 oktober 2010, onder nummer 09186 heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 31 januari 2012, waar alleen de arts bijgestaan door

mr. V.C.A.A.V. Daniëls is verschenen. Klaagster heeft het Centraal Tuchtcollege bij handgeschreven brief van 14 januari 2012 (ingekomen op 18 januari 2012 laten weten om gezondheidsredenen niet ter zitting te zullen verschijnen.

2. Beslissing in eerste aanleg

2.1 De in eerste aanleg vastgestelde feiten.

“2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

In 2004 kwam klaagster in de praktijk van verweerder op verzoek van de zorgverzekeraar. Zij had al vele jaren KNO-klachten. Zij had geen huisarts meer en in haar woonplaats was geen huisarts meer bereid om haar als patiënt te accepteren als gevolg van een tuchtzaak over haar KNO-problematiek. Tussen verweerder en de zorgverzekeraar werd afgesproken dat alle medische zaken door verweerder behandeld zouden worden met uitzondering van de KNO-problematiek die rechtstreeks tussen de zorgverzekeraar en klaagster geregeld zou worden, zonder tussenkomst van verweerder. Desondanks heeft verweerder in de loop van de jaren diverse verwijsbrieven in verband met de KNO-problematiek ten behoeve van klaagster geschreven.”

2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

“3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Ten gevolge van een operatie aan de neus in 1997 kampt klaagster met hevige (hoofd)pijnen in het schedelgebied. Daarvoor heeft zij diverse huisartsen, waaronder verweerder, geconsulteerd met verzoek haar door te verwijzen naar een KNO-arts.

De klacht komt erop neer dat klaagster niet, althans niet tijdig, althans op onbehoorlijke wijze is doorverwezen, terwijl daar al zeer lange tijd alle aanleiding voor bestond. De beweerdelijke afspraak tussen de zorgverzekeraar en verweerder is onethisch.

4. Het standpunt van verweerder

Toen klaagster in de praktijk kwam, is tussen klaagster, verweerder en de zorgverzekeraar afgesproken dat de KNO-problemen rechtstreeks tussen klaagster en haar zorgverzekeraar geregeld zouden worden, zonder tussenkomst van verweerder. Toch is verweerder, op verzoek van klaagster, haar ter wille geweest door vanaf medio 2005 ettelijke verwijsbrieven aan specialisten te sturen. Klaagster is door vele specialisten is binnen- en buitenland gezien en enkele malen geopereerd.”

2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. De overwegingen van het college

Het college is van oordeel dat het te prijzen valt dat verweerder klaagster heeft willen helpen door haar in zijn praktijk als patiënte aan te nemen, ondanks de toen al bekende KNO-problematiek. Een afspraak als toen gemaakt is naar het oordeel van het college niet onethisch, maar de in de gegeven omstandigheden best denkbare oplossing, hoewel in de praktijk niet altijd gemakkelijk uitvoerbaar.

Het college is van oordeel dat verweerder zich, onder moeilijke omstandigheden, zo goed mogelijk van zijn taak als hulpverlener heeft gekweten. Hij heeft, ondanks de afspraak, diverse malen schriftelijk verwezen en daarover telefonisch overleg gevoerd. Verder heeft hij in de loop van de tijd op allerlei manieren bemoeienis met de problemen van klaagster gehad.

Het is het college niet gebleken dat verweerder in zijn zorg voor klaagster op tuchtrechtelijk verwijtbare wijze is tekortgeschoten. Het college is juist van oordeel dat verweerder zich zeer behulpzaam heeft opgesteld. Het college merkt ten overvloede nog op dat een arts niet verplicht is elk verzoek om een verwijzing te honoreren.

De klacht is daarom naar het oordeel van het college kennelijk ongegrond.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Het Centraal Tuchtcollege gaat voor de beoordeling van het hoger beroep uit van de feiten en de omstandigheden zoals zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hierboven onder 2.1 staan weergegeven.

4. Beoordeling van het hoger beroep

Procedure.

4.1 Klaagster beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die zij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Zij concludeert (impliciet) tot gegrond verklaring van het tegen de bestreden beslissing gerichte beroep.

4.2 De arts heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij concludeert - zakelijk weergegeven - primair tot niet ontvankelijk verklaring van het beroep en subsidiair tot verwerping van het beroep en bevestiging van de bestreden beslissing zo nodig met verbetering en aanvulling van de gronden.

Beoordeling.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter, mr. W.P.C.M. Bruinsma en

mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en

F.M.M. van Exter, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 februari 2012. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.