ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1784 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2011.218

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1784
Datum uitspraak: 09-02-2012
Datum publicatie: 09-02-2012
Zaaknummer(s): C2011.218
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt tandarts als gevolg van behandeling door de tandarts en de mondhygiëniste een hersenvliesontsteking te hebben opgelopen. Het Regionaal Tuchtcollege acht niet aangetoond of aannemelijk dat de tandarts een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt voor het ontstaan van de hersenvliesontsteking en wijst de klacht af. In beroep wordt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege door het Centraal Tuchtcollege bevestigd. Beroep verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.218 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

met rechtskundige bijstand van mr. M.C. Krau, advocaat te Landsmeer,

tegen

C., tandarts, BIG-registratienummer: 29024440502,

wonende te D., verweerster in hoger beroep en in eerste aanleg, met rechtskundige bijstand van mr. A.C.I.J. Hiddinga, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.

1. Verloop van de procedure

Appellant - hierna te noemen klager - heeft op 11 maart 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerster - hierna te noemen de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 8 maart 2011, onder nummer 10/051T, heeft dat College de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 10 januari 2012, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door

mr. Krau en de tandarts, bijgestaan door mr. Hiddinga.

Mr. Krau licht het beroep kort toe aan de hand van pleitaantekeningen die aan het Centraal Tuchtcollege worden overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Verweerster is tandarts te B.. Klager was in 2008 patiënt bij verweerster.

2.2 Halverwege oktober 2008 is klager naar verweerster voor een controle gegaan. Verweerster heeft klager toen doorverwezen naar een mondhygiëniste voor instructie mondverzorging en intitiële (Centraal Tuchtcollege leest: initiële) parodontale behandeling. Verweerster heeft daarbij aan de mondhygiëniste schriftelijk toestemming verleend om met anesthesie te werken.

2.3 Op 8 november 2008 heeft klager klachten van duizeligheid en dubbel zien gekregen.

2.4. Op 14 november 2008 is klager met een hersenvliesontsteking in het E.-ziekenhuis opgenomen. Klager ondervindt nog steeds beperkingen als gevolg van de hersenvliesontsteking.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat klager als gevolg van de behandeling door verweerster en de mondhygiëniste een hersenvliesontsteking heeft opgelopen.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1 In geschil is de vraag of verweerster tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor de hersenvliesontsteking die klager heeft opgelopen. Bij de beoordeling van de klacht stelt het college voorop dat zij zich realiseert dat de hersenvliesontsteking zware gevolgen voor klager heeft gehad. Op grond van de gedingstukken heeft het college evenwel geen enkele aanwijzing dat er een causaal verband bestaat tussen het handelen van verweerster of het handelen van de mondhygiëniste, voor zover dat onder verantwoordelijkheid van verweerster heeft plaatsgevonden, en de bij klager ontstane hersenvliesontsteking. Met name ook het tijdsverloop tussen de behandeling door verweerster dan wel de mondhygiëniste en de bij klager ontstane hersenvliesontsteking maakt niet aannemelijk dat de oorzaak daarvan, zoals door klager gesteld, bij verweerster moet worden gezocht. Dat verweerster een tuchtrechtelijk verwijt voor het ontstaan van de hersenvliesontsteking kan worden gemaakt is daarmee niet aangetoond of aannemelijk.

5.2 Voor zover de klacht de vervolgbehandeling betreft van het gebit van klager, overweegt het college dat de beoogde behandeling -het plaatsen van een immediaat prothese in de bovenkaak en onderkaak- heeft plaatsgevonden op verzoek van klager, op advies van zijn neuroloog. Klager heeft zelf de behandeling bij de kaakchirurg afgebroken, waardoor alleen de bovenprothese is geplaatst. Aansluitend heeft verweerster samen met haar tandtechnieker de bovenprothese aangepast aan de veranderde situatie. Klager is de afspraak voor aanpassing van de bovenprothese na drie maanden niet nagekomen. Met betrekking tot tekortschieten in de zorg van verweerster is in deze niet gebleken.

5.3 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

4. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. zijn weergegeven, met die correctie, dat klager halverwege augustus 2008 voor een controle naar de tandarts is gegaan en niet halverwege oktober 2008 , zoals onder 2.2. staat vermeld.

4. Beoordeling van het beroep

4.1. Met zijn beroep beoogt klager zijn oorspronkelijke klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen klager tegen de bestreden beslissing aanvoert is een herhaling van zijn eerdere stellingen, aangevuld met enkele nieuwe argumenten.

4.2. De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het beroep.

4.3. De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot andere beschouwingen en conclusies dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege heeft het Regionaal Tuchtcollege klagers klacht op goede gronden afgewezen. Hetgeen klager daar als nieuwe argumenten aan heeft toegevoegd maakt dat niet anders. Dit betekent dat het beroep wordt verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. W.P.C.M. Bruinsma, leden-juristen en prof.dr. A. Vissink en

mr.drs. R. van der Velden, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2012.

Voorzitter w.g.

Secretaris w.g.