ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1764 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.070

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1764
Datum uitspraak: 24-01-2012
Datum publicatie: 02-02-2012
Zaaknummer(s): c2011.070
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De oogarts wordt verweten dat de staaroperatie aan klaagsters rechteroog heeft plaatsgevonden zonder haar toestemming, omdat hij, in tegenstelling tot hetgeen was afgesproken, de staaroperatie aan het rechteroog niet zelf heeft uitgevoerd, maar deze door een vrouwelijke collega is verricht. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat er geen aanwijzingen zijn voor klaagsters stelling en heeft de klacht afgewezen. Bevestiging van de beslissing in hoger beroep.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.070 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., oogarts, wonende te D., verweerder in beide instanties.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 26 mei 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te ‘s-Gravenhage tegen C. - hierna de oogarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

9 november 2010, onder nummer 2010-096 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De oogarts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 24 november 2011. De oogarts was ter terechtzitting aanwezig.

Klaagster is zonder bericht van verhindering niet ter terechtzitting verschenen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Klaagster heeft zich op 25 november 2009 tot de arts gewend in verband met slecht zien en tranen aan beide ogen. Op grond van de verrichte onderzoeken werd besloten tot het uitvoeren van een staaroperatie, met welke operatie klaagster heeft ingestemd.

Op 19 januari 2010 werd het vooronderzoek verricht voor de uit te voeren operatie waarna klaagster werd ingepland voor twee door de arts uit te voeren staaroperaties op respectievelijk 15 februari 2010 en 26 april 2010. Op de genoemde

15e februari 2010 werd een staaroperatie aan het linkeroog van klaagster uitgevoerd. Deze operatie verliep zonder complicaties. Wel werd door de arts een hechting geplaatst bij de corneale incisie links temporaal. De staaroperatie aan het rechteroog vond plaats op 26 april 2010. Ook deze operatie verliep zonder complicatie. Ook hier werd een hechting geplaatst.

Bij de eerstvolgende controles aan de ogen werd aan het linkeroog een afwijking van 1.0 na correctie vastgesteld en aan het rechteroog een afwijking van 0,7+. Bij een volgende controle aan de ogen op 17 mei 2010 bedroeg de visus aan beide ogen 1,0 na correctie. Patiënte heeft derhalve aan beide ogen een maximale gezichtscherpte gekregen.

3. De klacht

Klaagster is, in tegenstelling tot hetgeen was afgesproken, voor de staaroperatie aan het rechteroog niet door de arts maar door een vrouwelijke collega uitgevoerd.

Doordat de operatie aan het rechter oog zonder toestemming van klaagster is uitgevoerd door een andere arts dan de arts zelf, heeft de operatie zonder instemming van de patiënt plaatsgevonden waardoor de arts in strijd met de geldende regels heeft gehandeld.

4. Het standpunt van de arts

De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

De arts heeft de stelling van klaagster, dat niet hij maar een collega-oogarts, de operatie aan het rechteroog van klaagster heeft uitgevoerd, bestreden. Hiertoe heeft hij onder meer het operatieverslag overgelegd. Op grond van hetgeen door de door de arts is gesteld en de door hem overgelegde bewijsstukken, kan het College tot geen andere conclusie komen dan dat voor de stelling van klaagster geen aanwijzingen zijn. De klacht zal daarom als ongegrond  worden afgewezen ”.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1              In hoger beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2              De oogarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3              De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. R. Veldhuisen en mr. P.J. Wurzer, leden-juristen en C.H. Hindaal en dr. C.C. Tijssen, leden-beroepsgenoten en

mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.