ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1747 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.152

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1747
Datum uitspraak: 17-01-2012
Datum publicatie: 01-02-2012
Zaaknummer(s): c2010.152
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager is TBS-gedetineerd. De aangeklaagde psychiater is werkzaam in de TBS-kliniek waar klager heeft verbleven. De psychiater heeft een briefrapport met betrekking tot klager mede voor akkoord getekend. In dit rapport is verzocht klager te herselecteren. Klager heeft geweigerd aan de onderzoeken zijn medewerking te verlenen. De klacht houdt in dat de psychiater zich van onjuiste en ondeugdelijke methodiek heeft bediend bij voormelde aanvraag om herselectie. Klager spreekt verder van onethisch handelen. De psychiater heeft in de klacht tevens gelezen het verwijt dat zij in het kader van de herselectie de rechtbank verkeerd heeft geïnformeerd. Het RTG heeft de klacht als kennelijk ongegrond zonder verder onderzoek in raadkamer afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.152 van:

A., voorheen verblijvende te B., wonende te C.,

appellant, klager in eerste aanleg, gemachtigde:

mr. A. Rittersma, advocaat te Lochem,

tegen

J., psychiater, werkzaam te E., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. E.J.C. de Jong, advocaat te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 27 mei 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen psychiater J. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 16 december 2009, onder nummer 09/172 heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond zonder verder onderzoek in raadkamer afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. Klager heeft een door psycholoog

F. opgesteld deskundigenrapport van 16 november 2011 overgelegd.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken A. / D., gz-psycholoog (C2010.141), A. / G., psychiater (C2010.143), A. / H., gz-psycholoog (C2010.144), A. / I., gz-psycholoog (C2010.149), en A. / I., gz-psycholoog (C2011.090) behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 1 december 2011, waar zijn verschenen klager bijgestaan door mr. A. Rittersma voornoemd alsmede de arts, bijgestaan door mr. E.J.C. de Jong voornoemd.

De zaak is over en weer bepleit. Mr. A. Rittersma heeft dat gedaan aan de hand van een pleitnota die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

2.1       De in eerste aanleg vastgestelde feiten.

“2. De feiten.

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerster is als psychiater/psychotherapeut werkzaam in de L..

Klager is op 2 november 2004 veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf met oplegging van de maatregel van tbs met dwangverpleging.

De tbs is op 3 mei 2006 aangevangen. Op 2 april 2007 werd klager opgenomen in de L. (locatie N.), van waaruit hij op 21 juni 2007 is overgeplaatst naar P.. Bij briefrapport van 9 januari 2009, ondertekend door verweerster en anderen, is namens de L. verzocht klager te herselecteren.

Het briefrapport bevat onder BESCHOUWING het volgende:

“Betrokkene is een thans 47 jarige man die sinds 2 april 2007 opgenomen is in de L.. De behandeling komt niet voldoende van de grond omdat betrokkene een ieder die uitgaat van de gegevens zoals die onder andere door zijn netwerk en de politie Q. worden aangedragen tuchtrechtelijk aanklaagt. Gezien het feit dat betrokkene in een aantal zaken ten dele in het gelijk is gesteld door de tuchtrechtcommissie (weliswaar niet over de heteroanamnese maar over de vorm van het rapport) is het niet mogelijk gebleken te komen tot een voldoende gewaarborgde vorm van diagnostiek. Om die reden is betrokkene door de rechtbank verwezen naar het V. om opnieuw onderzoek te doen. Ook daar heeft betrokkene zijn medewerking geweigerd. De onderzoekers van het V. verklaren dat zij door zijn opstelling evenmin kunnen komen tot een diagnostisch oordeel. In het rapport staat aangegeven dat betrokkene heeft gezegd dat hij ook de psycholoog van het V. tuchtrechtelijk zal aanklagen omdat zij in het rapport de bevindingen van het milieuonderzoek dat door het V. is uitgevoerd noemt. Voor de L. was de opname en het beoogde onderzoek in het V. een laatste poging om tot een basis voor de behandeling te komen. Nu dit niet gelukt is, bieden wij betrokkene ter herselectie aan.

Overeenkomstig dit verzoek is klager daarna overgeplaatst, en wel naar B..”

2.2       De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

“3. Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster zich van onjuiste en ondeugdelijke methodiek heeft bediend bij voormelde aanvraag om herselectie van klager. Hij spreekt verder van onethisch handelen. Verweerster heeft in de klacht tevens gelezen het verwijt dat zij in het kader van de herselectie de rechtbank verkeerd heeft geïnformeerd.

4. Het standpunt van verweerster.

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.”

2.3       Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. De overwegingen van het college.

De klachtonderdelen, zoals die hiervoor zijn samengevat, zullen gezamenlijk worden behandeld.

Klager is kennelijk van mening dat het briefrapport van 9 januari 2009, dat door verweerster is ondertekend, op onzorgvuldige en onprofessionele wijze tot stand is gekomen. Het college kan dit standpunt van klager niet onderschrijven. Rekening houdend met de ingevolge vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie geldende vereisten voor een medische rapportage als hier aan de orde en de specifieke setting van de rapportage binnen de wettelijke kaders voor de verlenging van TBS, is het college van oordeel dat de rapportage in voldoende mate vakkundig en zorgvuldig is te achten. De rapportage vermeldt voldoende duidelijk en consistent op welke gronden is gekomen tot de conclusies en adviezen. Voorts vinden de in de rapportage uiteengezette gronden aantoonbaar steun in de feiten, omstandigheden en bevindingen van het rapport en kunnen die gronden de getrokken conclusies rechtvaardigen.

Daarbij merkt het college nog op dat voor verweerster en de (overige) behandelaars de ingewikkelde situatie was ontstaan dat klager niet meer wenste mee te werken aan enig onderzoek naar zijn psyche. In zo’n situatie dient een rapportage in het algemeen zeer terughoudend te zijn ten aanzien van eventuele conclusies over of kanttekeningen bij de psychische gesteldheid van de betrokkene, omdat gemotiveerde en verantwoorde conclusies dan doorgaans niet mogelijk zijn. Het college is van oordeel dat de rapportage van 9 januari 2009 voldoet aan deze uitgangspunten. Het bevat immers hoofdzakelijk een beschrijving van feiten en diagnosen zoals die reeds in eerdere rapporten zijn vermeld, waarbij duidelijk is aangegeven uit welke stukken de informatie is overgenomen. Voorts is gesteld noch gebleken dat de rapportage is gebaseerd op onjuistheden van feitelijke aard.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2.1 zijn weergegeven.

2.         Beoordeling van het hoger beroep

Procedure.

4.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij concludeert - kort samengevat - tot vernietiging van de bestreden beslissing met de verklaring dat de arts verwijtbaar is te kort geschoten in de behandeling en de beoordeling van klager en tot de oplegging van een maatregel met publicatie.  

4.2 De arts heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij concludeert tot verwerping van het beroep.

Beoordeling

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. H.C. Cusell en

mr. R.A. van der Pol, leden-juristen en prof.dr. P.P.G. Hodiamont en drs. A.C.L Allertz, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 januari 2012.                  Voorzitter   w.g.                        Secretaris  w.g.