ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1746 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.149

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1746
Datum uitspraak: 17-01-2012
Datum publicatie: 01-02-2012
Zaaknummer(s): c2010.149
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager is TBS-gedetineerd. De aangeklaagde gz-psycholoog is verbonden aan de TBS-kliniek waar klager heeft verbleven en heeft in haar hoedanigheid van hoofd behandeling een verlengingsadvies TBS voor akkoord getekend. In dit rapport wordt opgemerkt dat vanwege het uitblijven van significante behandelresultaten het recidive risico onaanvaardbaar hoog was op korte en middellange termijn en wordt geadviseerd de TBS met twee jaar te verlengen. De klacht houdt in dat de gz-psycholoog een verlengingsadvies TBS heeft ondertekend dat niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen en dat zij hiermee de rechtbank onjuist heeft geïnformeerd met als gevolg dat de rechtbank de termijn van TBS met twee jaren heeft verlengd. Voorts heeft klager aangevoerd dat hij de werkwijze van de gz-psycholoog als zeer onprofessioneel en haar opstelling als partijdig heeft ervaren. Het RTG heeft de klacht in al haar onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.149 van:

A., voorheen verblijvende te B., wonende te C.,

appellant, klager in eerste aanleg, gemachtigde:

mr. A. Rittersma, advocaat te Lochem,

tegen

I., gezondheidszorg-psycholoog, werkzaam te E.,

verweerster in beide instanties, gemachtigde:

mr. E.J.C. de Jong, advocaat te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 20 januari 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen gezondheidszorg-psycholoog I.  - hierna de gz-psycholoog - een klacht ingediend. Bij beslissing van 8 december 2009, onder nummer 09/035 GZP heeft dat College de klacht in al haar onderdelen als kennelijk ongegrond zonder verder onderzoek in raadkamer afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De gz-psycholoog heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. Klager heeft een door psycholoog F. opgesteld deskundigenrapport van 16 november 2011 overgelegd.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken A. / D., gz-psycholoog (C2010.141), A. / G., psychiater (C2010.143), A. / H., gz-psycholoog (C2010.144), A. / I., psychiater (C2010.152) en A. / I., gz-psycholoog (C2011.090) behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 1 december 2011, waar zijn verschenen klager bijgestaan door mr. A. Rittersma voornoemd alsmede de gz-psycholoog, bijgestaan door mr. E.J.C. de Jong voornoemd.

De zaak is over en weer bepleit. Mr. A. Rittersma heeft dat gedaan aan de hand van een pleitnota die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

2.1       De in eerste aanleg vastgestelde feiten.

“2. De feiten.

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan.

Klager is op 2 november 2004 door het Gerechtshof te K. veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot dwangverpleging (verder te noemen TBS). De TBS is op 3 mei 2006 aangevangen. Op 2 april 2007 is klager opgenomen in de L., thans gevestigd te E..

Op 12 februari 2008 heeft de L. een verlengingsadvies uitgebracht over klager, waarin wordt opgemerkt dat vanwege het uitblijven van significante behandelresultaten het recidiverisico onaanvaardbaar hoog was op korte en middellange termijn. Door de kliniek is daarom geadviseerd de TBS met twee jaar te verlengen. De rechtbank K. heeft vervolgens op 22 april 2008 besloten dat klager ter observatie opgenomen diende te worden in het W. te N. ten behoeve van een multidisciplinaire rapportage gericht op diagnostiek en een inschatting van het delictgevaar.

Klager is in de zomer van 2008 tijdelijk opgenomen geweest in het W..

Op 14 november 2008 is door het W. een multidisciplinaire rapportage omtrent klager afgerond. Daarbij is aangegeven dat klager heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek, zodat geen alomvattend diagnostisch eindoordeel mogelijk is en dat evenmin een gedragskundige uitspraak gedaan kan worden over het risico op herhaling.

Bij beslissing van 16 december 2008 heeft de rechtbank K. de TBS van klager verlengd met twee jaren.

Op 9 januari 2009 heeft de L. bij briefrapport klager ter herselectie aangeboden, omdat het niet mogelijk was gebleken te komen tot een basis voor de behandeling. In maart 2009 is klager in het kader van herselectie overgeplaatst naar de O. te B..

Verweerster is als gezondheidspsycholoog en klinisch psychotherapeut verbonden aan de L. te E. en heeft in haar hoedanigheid van hoofd behandeling van de afdeling waar klager verbleef, een verlengingsadvies TBS voor akkoord getekend op 12 februari 2008. Tevens heeft zij het briefrapport van 9 januari 2009 ondertekend.”

2.2       De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

“3. Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in, dat verweerster een verlengingsadvies TBS van 12 februari 2008 heeft ondertekend dat niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen en dat zij hiermee de rechtbank onjuist heeft geïnformeerd met als gevolg dat de rechtbank K. op 16 december 2008 de termijn van TBS met twee jaren heeft verlengd. Voorts heeft klager aangevoerd dat hij de werkwijze van verweerster als zeer onprofessioneel en haar opstelling als partijdig heeft ervaren.

4. Het standpunt van verweerster.

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

Verweerster heeft aangegeven dat in het verlengingsadvies van 12 februari 2008 voorbehouden zijn gemaakt en rekening is gehouden met de eerdere rapportages die door klager ter toetsing aan de tuchtrechter waren voorgelegd en waarover de tuchtrechter heeft geoordeeld dat deze niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen.

Verweerster geeft hiermee aan dat de rechtbank, die over de verlenging van de TBS moest beslissen, duidelijk is gemaakt dat het verlengingsadvies met het nodige voorbehoud moest worden bezien.

Voor het overige is het verweerster niet duidelijk geworden waarom zij tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld.”  

2.3       Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. De overwegingen van het college.

De klachten zullen hierna gezamenlijk worden besproken, nu sprake is van een samenhangend geheel van klachten jegens verweerster.

Klager is kennelijk van mening dat zowel het verlengingsadvies van 12 februari 2008 als het briefrapport van 9 januari 2009, die beide door verweerster zijn ondertekend, op onzorgvuldige en onprofessionele wijze tot stand is gekomen.

Het college kan dit standpunt van klager niet onderschrijven. Rekening houdend met de ingevolge vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie geldende vereisten voor medische rapportages als hier aan de orde en de specifieke setting van de rapportages binnen de wettelijke kaders voor de verlenging van TBS, is het college van oordeel dat de beide rapportages in voldoende mate vakkundig en zorgvuldig zijn te achten.

De rapportages vermelden voldoende duidelijk en consistent op welke gronden is gekomen tot de conclusies en adviezen. Voorts vinden de in de beide rapportages uiteengezette gronden aantoonbaar steun in de feiten, omstandigheden en bevindingen van het rapport en kunnen die gronden de getrokken conclusies rechtvaardigen.

Ten aanzien van de rapportage van 9 januari 2009 merkt het college nog op dat voor verweerster en de (overige) behandelaars de ingewikkelde situatie was ontstaan dat klager niet meer wenste mee te werken aan enig onderzoek naar zijn psyche. In zo’n situatie dient een rapportage in het algemeen zeer terughoudend te zijn ten aanzien van eventuele conclusies over of kanttekeningen bij de psychische gesteldheid van de betrokkene, omdat gemotiveerde en verantwoorde conclusies dan doorgaans niet mogelijk zijn. Het college is van oordeel dat de rapportage van 9 januari 2009 voldoet aan deze uitgangspunten. Het bevat immers hoofdzakelijk een beschrijving van feiten en diagnosen zoals die reeds in eerdere rapporten zijn vermeld, waarbij duidelijk is aangegeven uit welke stukken de informatie is overgenomen.

Voorts is gesteld noch gebleken dat de rapportage is gebaseerd op onjuistheden van feitelijke aard.

Ten slotte heeft het college in de rapportages en de overige beschikbare gegevens geen enkel aanknopingspunt gevonden voor de stelling van klager dat verweerster onprofessioneel of partijdig zou hebben gehandeld bij het opstellen van de rapportages over klager.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2.1 zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

Procedure.

4.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij concludeert - kort samengevat - tot vernietiging van de bestreden beslissing met de verklaring dat de gz-psycholoog verwijtbaar te kort is geschoten in de behandeling en de beoordeling van klager en tot de oplegging van een maatregel met publicatie.  

4.2 De gz-psycholoog heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij concludeert tot verwerping van het beroep.

Beoordeling

4.3 De behandeling in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. H.C. Cusell en

mr. R.A. van der Pol, leden-juristen en drs. G.L.G. Couturier en drs. R.M.H. Schmitz, leden- beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

17 januari 2012.                     Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.