ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1745 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.144

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1745
Datum uitspraak: 17-01-2012
Datum publicatie: 01-02-2012
Zaaknummer(s): c2010.144
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager is TBS-gedetineerd. In het kader van een beoordeling TBS-verlenging heeft de rechtbank besloten dat klager ter observatie opgenomen diende te worden in het Pieter Baan Centrum (PBC) voor een multidisciplinaire rapportage gericht op diagnostiek en een inschatting van het delictgevaar.  De aangeklaagde  gz-psycholoog is vast gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie PBC. De gz-psycholoog heeft in deze hoedanigheid over klager gerapporteerd. De klacht houdt in dat de gz-psycholoog zich in de multidisciplinaire PBC rapportage onvoldoende deskundig en onafhankelijk heeft opgesteld en de gezinspathologie van klager onjuist heeft geduid. Volgens klager is sprake van onjuiste diagnostiek. Het RTG heeft de klacht in al haar onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.144 van:

A., voorheen verblijvende te B., wonende te C.,

appellant, klager in eerste aanleg, gemachtigde:

mr. A. Rittersma, advocaat te Lochem,

tegen

H., gezondheidszorg-psycholoog, werkzaam te R.,

verweerster in beide instanties.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 27 januari 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen gezondheidszorg-psycholoog H. - hierna de gz-psycholoog - een klacht ingediend. Bij beslissing van 8 december 2009, onder nummer 09/034 GZP heeft dat College de klacht in al haar onderdelen als kennelijk ongegrond zonder verder onderzoek in raadkamer afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De gz-psycholoog heeft geen verweerschrift in hoger beroep ingediend. Klager heeft een door  psycholoog F. opgesteld deskundigenrapport van

16 november 2011 overgelegd.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken A. / D., gz-psycholoog (C2010.141), A. / G., psychiater (C2010.143), A. / I., gz-psycholoog (C2010.149), A. / J., psychiater (C2010.152) en A. / I., gz-psycholoog (C2011.090) behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

1 december 2011, waar zijn verschenen klager bijgestaan door mr. A. Rittersma voornoemd alsmede de gz-psycholoog.

             De zaak is over en weer bepleit. Mr. A. Rittersma heeft dat gedaan aan de hand van             ./.g.een pleitnota die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

2.1       De in eerste aanleg vastgestelde feiten.

“2. De feiten.

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan.

Klager is op 2 november 2004 door het Gerechtshof te K. veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot dwangverpleging (verder te noemen TBS). De TBS is op 3 mei 2006 aangevangen. Op 2 april 2007 is klager opgenomen in de L., thans gevestigd te E..

Op 12 februari 2008 heeft de L. een verlengingsadvies uitgebracht over klager, waarin wordt opgemerkt dat vanwege het uitblijven van significante behandelresultaten het recidiverisico onaanvaardbaar hoog was op korte en middellange termijn. Door de kliniek is daarom geadviseerd de TBS met twee jaar te verlengen.

De rechtbank K. heeft vervolgens op 22 april 2008 besloten dat klager ter observatie opgenomen diende te worden in het W. te N. ten behoeve van een multidisciplinaire rapportage gericht op diagnostiek en een inschatting van het delictgevaar.

Klager is in de zomer van 2008 tijdelijk opgenomen geweest in het W.. Op

14 november 2008 is door het W. een multidisciplinaire rapportage omtrent klager afgerond. Daarbij is aangegeven dat klager heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek, zodat geen alomvattend diagnostisch eindoordeel mogelijk is en dat evenmin een gedragskundige uitspraak gedaan kan worden over het risico op herhaling. Bij beslissing van 16 december 2008 heeft de rechtbank K. de TBS van klager verlengd met twee jaren.

Op 9 januari 2009 heeft de L. bij briefrapport klager ter herselectie aangeboden, omdat het niet mogelijk was gebleken te komen tot een basis voor de behandeling. In maart 2009 is klager in het kader van herselectie overgeplaatst naar de O. te B..

Verweerster is vast gerechtelijk deskundige bij het V., locatie W.. Verweerster heeft in deze hoedanigheid op 14 november 2008 over klager gerapporteerd.”

2.2       De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

“3. Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster in genoemde W. rapportage zich onvoldoende deskundig en onafhankelijk heeft opgesteld en de gezinspathologie van klager onjuist heeft geduid. Volgens klager is sprake van een onzorgvuldige diagnostiek.

4. Het standpunt van verweerster.

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

Verweerster heeft in essentie aangegeven dat klager zijn medewerking aan het onderzoek consequent heeft geweigerd en dat daardoor het onderzoek beperkt is geweest. Voorts is het verweerster uit het klaagschrift en de repliek niet geheel duidelijk geworden waarop de klacht zich richt. Verweerster herkent zich niet in de door klager genoemde partijdigheid. Met betrekking tot de gezinspathologie van klager heeft verweerster gesproken over een vermoeden.”

  2.3      Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. De overwegingen van het college.

De klachten zullen hierna gezamenlijk worden besproken, nu sprake is van een samenhangend geheel van klachten jegens verweerster.

Klager is kennelijk van mening dat het door verweerster opgestelde onderdeel van de W.-rapportage van 14 november 2008, op onzorgvuldige en onprofessionele wijze tot stand is gekomen. Het college kan dit standpunt van klager niet onderschrijven. Allereerst merkt het college op dat voor verweerster en de (overige) behandelaars tijdens het onderzoek in het W. sprake was van een ingewikkelde situatie, omdat klager niet meer wenste mee te werken aan enig onderzoek naar zijn psyche. In zo’n situatie dient een rapportage in het algemeen zeer terughoudend te zijn ten aanzien van eventuele conclusies over of kanttekeningen bij de psychische gesteldheid van de betrokkene, omdat gemotiveerde en verantwoorde conclusies dan doorgaans niet mogelijk zijn. Het college is van oordeel dat de rapportage van 14 november 2008 in essentie voldoet aan deze uitgangspunten. Het bevat immers hoofdzakelijk een beschrijving van de gang van zaken tijdens het onderzoek. Tevens wordt verwezen naar feiten en diagnosen zoals die reeds in eerdere rapporten zijn vermeld, waarbij duidelijk is dat de informatie is overgenomen uit andere stukken. Daarbij zijn weliswaar enkele niet althans voldoende onderbouwde suggestieve opmerkingen vermeld, doch gelet op het feit dat deze kennelijk bedoeld zijn als mogelijke aanknopingspunten voor verder onderzoek in de toekomst, is het college van oordeel dat geen sprake is van een tuchtrechtelijk verwijtbare onzorgvuldigheid in de rapportage.

Met betrekking tot het gebruik van gegevens uit het milieuonderzoek merkt het college verder nog op dat verweerster duidelijk heeft verwezen naar de resultaten van het onderzoek zoals dat is verricht door de forensisch milieuonderzoeker. Voor zover de in dit onderzoek vermelde gegevens niet juist of volledig zijn kan verweerster daarvan in ieder geval tuchtrechtelijk geen verwijt worden gemaakt.

Ten slotte is het college van oordeel dat, rekening houdend met de ingevolge vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie geldende vereisten voor medische rapportages als hier aan de orde en de specifieke setting van het rapporteren binnen de wettelijke kaders voor de verlenging van TBS, de rapportage van verweerster in voldoende mate vakkundig en zorgvuldig is te achten. De rapportage vermeldt voldoende duidelijk en consistent op welke gronden is gekomen tot de conclusies en adviezen.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2.1 zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

Procedure.

4.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij concludeert - kort samengevat - tot vernietiging van de bestreden beslissing met de verklaring dat de gz-psycholoog verwijtbaar te kort is geschoten in de behandeling en de beoordeling van klager en tot de oplegging van een maatregel met publicatie.  

4.2 De gz-psycholoog heeft ter terechtzitting in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij concludeert (impliciet) tot verwerping van het beroep.

Beoordeling

4.3 De behandeling in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. H.C. Cusell en

mr. R.A. van der Pol, leden-juristen en drs. G.L.G. Couturier en drs. R.M.H. Schmitz, leden- beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

17 januari 2012.          Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.