ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1705 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2011.172

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1705
Datum uitspraak: 12-01-2012
Datum publicatie: 18-01-2012
Zaaknummer(s): C2011.172
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Kern van het verwijt dat klager de arts in eerste aanleg en in beroep maakt is dat de arts op verzoek van klagers huisarts een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. De zaak is in beroep tegelijk behandeld met een klacht van klager tegen zijn huisarts. In die zaak heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld  dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat de eigen huisarts van klager in beginsel geen gegevens over klager aan de arts had mogen verstrekken, doch van oordeel te zijn dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager de eigen huisarts in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via diens huisarts beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt. Beroep wordt verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.172 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

E., huisarts, wonende te F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 2 april 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 december 2010, onder nummer 10/115, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in beroep, tegelijk met de zaak onder nr C2011.171 (klager / C., huisarts) behandeld ter openbare  terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van

20 oktober 2011, waar de arts is verschenen. Klager is niet aanwezig. Hij heeft bij op 19 oktober 2011 ingekomen brief d.d. 18 oktober 2011 met bijlagen meegedeeld verhinderd te zijn.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft op verzoek van de huisarts van klager in 2001 een gesprek met de ouders van klager gevoerd. Aanleiding was het verontrustende gedrag dat klager vertoonde en de problemen die dit in het gezin veroorzaakte. Daar dit gedrag paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis heeft verweerder tegen de ouders gezegd dat psychiatrische hulp nodig was en hen aangeraden contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder ( Centraal Tuchtcollege heeft verwijderd: dat hij)  op verzoek van de huisarts van klager een gesprek met de ouders van klager heeft gevoerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Naar het oordeel van het college is het verweerder tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat hij kennelijk in een precaire situatie op verzoek van een collega een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager over de zorgen die er waren omtrent de geestelijke toestand van klager. Dat wellicht naar hedendaagse inzichten er eerder voor zal worden gekozen om de patiënt, ook in het geval deze weinig of geen ziekte-inzicht vertoont, als eerste te informeren over een vermoeden van een psychiatrische stoornis, maakt dat niet anders.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder  kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1.      Kern van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts op verzoek van huisarts C. een gesprek heeft gevoerd met de ouders van klager, in welk gesprek vertrouwelijke medische informatie over klager aan de orde is geweest.

4.2.      De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De arts heeft in 2001 op verzoek van C., huisarts van klager en van diens ouders (door klager aangeklaagde arts in de zaak onder nummer C2011.171), met de ouders van klagers gesproken. De arts heeft de ouders in dat gesprek meegedeeld dat het gedrag van klager paste bij een schizofrene ontwikkelingsstoornis en psychiatrische hulp geïndiceerd was en hij heeft de ouders geadviseerd daartoe contact op te nemen met de Stichting Ypsilon.

In de zaak C2011.171 heeft het Centraal Tuchtcollege geoordeeld dat artikel 88 Wet BIG meebrengt dat C. in beginsel geen gegevens over klager aan huisarts E. had mogen verstrekken, maar dat de zorgelijke situatie in het gezin van klager C. in een zodanig conflict van plichten heeft gebracht dat hij in redelijkheid heeft mogen overgaan tot doorbreking van de geheimhoudingsplicht. Daarbij heeft het College in aanmerking genomen dat C. de zorgvuldigheid heeft betracht die zorgelijke situatie eerst (anoniem) te bespreken in zijn intervisiegroep. Dat C. de belangen van hulpverlening aan het in nood verkerende gezin prioriteit heeft gegeven boven strikte inachtneming van het beroepsgeheim is onder de gegeven omstandigheden te billijken en van tuchtrechtelijk verwijtbaar optreden van C. is dan ook geen sprake, aldus het Centraal Tuchtcollege.

In het licht van voorgaande kan de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege niet worden verweten dat hij op zijn beurt informatie over klager waarover hij via C. beschikte in het gesprek met de ouders van klager heeft gebruikt.

4.4.      Het voorgaande brengt mee dat het Centraal Tuchtcollege met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel is dat de klacht niet gegrond is. Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2012.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.