ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1695 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2011.083

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1695
Datum uitspraak: 12-01-2012
Datum publicatie: 17-01-2012
Zaaknummer(s): C2011.083
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster is in het ziekenhuis opgenomen voor het verwijderen van een cyste aan het rechter adnex. Na deze eerste ingreep zijn er ernstige complicaties opgetreden, waarop diverse herstellende operaties zijn gevolgd. Klaagster is uiteindelijk naar de Intensive Care afdeling overgebracht. De klacht houdt in dat de aangeklaagde  internist mede verantwoordelijk is voor het zuurstofgebrek en beschadiging van weefsel en organen bij klaagster door niet adequaat op te treden tijdens het verblijf van klaagster op de IC. Het  RTG wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.083 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

gemachtigde: C. (echtgenoot) eveneens wonende te B.,

tegen

D., internist/intensivist, wonende te E., verweerster in beide  .,.g.r is dochter van mevrouw E         instanties, gemachtigde: mr. O.L. Nunes, advocaat te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 15 december 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen internist/intensivist D. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 17 december 2010, onder nummer 09232 heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster  is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 10 november 2011, waar zijn verschenen dhr. C. namens klaagster alsmede de arts, bijgestaan door mr. O.L. Nunes voornoemd. Als deskundige van de zijde van klaagster is gehoord F., oud-radioloog, wonende te  G. (H.). Hij heeft als getuige en als deskundige de belofte afgelegd.

De zaak is over en weer bepleit. Zowel de heer C. als mr. O.L. Nunes hebben dat gedaan aan de hand van een pleitnota die zij aan het Centraal Tuchtcollege hebben overgelegd. Bij de pleitnota van klaagster is een aantal bijlagen gevoegd. Het betreft een door de heer C. gemaakte selectie van reeds eerder in het geding gebrachte documenten.

2.         Beslissing in eerste aanleg

2.1       De in eerste aanleg vastgestelde feiten.

“2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Op 4 april 2006 werd klaagster opgenomen in het ziekenhuis waar verweerster werkzaam was als hoofd Intensive Care (IC), zulks voor het verwijderen van een cyste aan het rechter adnex. De gynaecoloog heeft deze operatie laparoscopisch verricht. In de avond van 4 april werd, op geleide van klachten, via echoscopisch onderzoek vastgesteld dat er zich bloed in de buikholte bevond en werd een re-operatie verricht. Bij de laparoscopie bleek dat er een bloedend vat was onder het mesovarium rechts. Ook bleek er een scheur te zijn in het mesenterium van de dunne darm, die werd gehecht. Vervolgens is klaagster op 5 april opgenomen op de afdeling IC. Op

6 april werd zij weer overgeplaatst naar de afdeling gynaecologie. Op 11 april 2006 werd om ongeveer 08.30 uur geconstateerd dat defaecatie uit de wond was gekomen. De chirurg heeft die dag een relaparotomie uitgevoerd. Klaagster is die dag weer naar de IC gegaan, is daar nabehandeld tot 13 april 2006 en werd op 3 mei 2006 uit het ziekenhuis ontslagen.

Verweerster was tijdens de eerste opname op de IC vanaf 5 april 2006 08.00 uur tot

6 april 08.00 uur de dienstdoende intensivist en IC-coördinator. Tijdens de tweede opname had verweerster dienst vanaf 12 april 2006 te 17.00 uur tot 13 april te

08.00 uur. “

2.2       De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

“3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Verweerster is als toenmalig hoofd van de IC mede verantwoordelijk voor het zuurstofgebrek en beschadiging van weefsel en organen bij klaagster door niet adequaat op te treden tijdens het verblijf van klaagster op de IC. Mede door toedoen van verweerster heeft klaagster langdurig gebreke aan zuurstof gehad waardoor onomkeerbaar letsel is opgetreden. Klaagster moet, met I., vaststellen dat men opzettelijk geprobeerd heeft klaagster te laten sterven.

4. Het standpunt van verweerster

Er is geen bewijs dat er bij klaagster op enig moment tijdens de opnames op de IC zuurstofgebrek is opgetreden en dat daardoor schade is opgetreden. Dat blijkt ook niet uit de overgelegde rapportages.”

2.3       Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. De overwegingen van het college

Het gaat in deze zaak primair om de vraag of er, door nalatigheid van verweerster, sprake is geweest van zuurstofgebrek bij klaagster in de periode dat zij voor klaagster verantwoordelijk was. Als dat niet kan worden aangetoond of aannemelijk gemaakt, zal dat moeten leiden tot afwijzing van de klacht.

Het college is van oordeel dat zuurstofgebrek in de genoemde periode niet is aangetoond en ook niet aannemelijk is geworden. Het blijkt niet uit het overgelegde medisch dossier, waaruit, integendeel, blijkt dat op de IC goede saturaties zijn gemeten; ook de door klaagster ter ondersteuning van haar stelling overgelegde rapporten maken enige nalatigheid van verweerster niet aannemelijk. Het overgelegde psychologisch rapport geeft dit niet aan en ook het rapport van I. biedt voor deze stelling geen, althans onvoldoende steun.  In dit rapport wordt wel in kritische zin gesproken over de zuurstoftransportcapaciteit, maar dit is iets anders dan zuurstoftekort en bovendien betreft deze opmerking niet specifiek de periode die bij de beoordeling van de klacht tegen verweerster relevant is.

Voor zover de klacht ook nog betrekking heeft op de bevoegdheid van verweerster kan het college kort zijn. Verweerster was geregistreerd internist en uit niets blijkt dat zij niet bekwaam was.

De klacht is kennelijk ongegrond.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2.1 zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

Procedure.

4.1 Klaagster heeft drie grieven ingediend en beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd, komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die zij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Zij concludeert - zakelijk weergegeven - tot  vernietiging van de bestreden beslissing en opnieuw rechtdoende tot gegrondverklaring van de klacht met oplegging van een maatregel.

4.2 De arts heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij concludeert - zakelijk weergegeven - tot verwerping van het beroep en bevestiging van de bestreden beslissing zonodig met aanvulling en verbetering van de gronden.

Beoordeling

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten noch tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg.

4.4 Het Centraal Tuchtcollege voegt hier nog het navolgende aan toe. Als onbetwist staat vast dat de dienst van de arts een aanvang nam op 12 april 2006 om 17.00 uur en eindigde op 13 april 2006 om 08.00 uur. De arts heeft in hoger beroep verklaard dat zij op 13 april 2006 de uiteindelijke beslissing om klaagster over te plaatsen van de Intensive Care Afdeling naar Verpleegafdeling van het ziekenhuis niet heeft genomen. Klaagster is in de loop van die ochtend overgeplaatst. Verder heeft zij verklaard dat zij de op 13 april om 08.28 uur gemaakte thoraxfoto niet heeft gezien of beoordeeld omdat haar dienst die dag om 08.00 uur eindigde. Het Centraal Tuchtcollege heeft geen reden om aan het door de arts verklaarde te twijfelen.  

4.5 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep te worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, mr. J.P. Balkema en

mr. M. Zandbergen, leden-juristen en prof.dr. J.B.L. Hoekstra en dr. R. Heijligenberg, leden- beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

12 januari 2012.                     Voorzitter  w.g.

                                                Secretaris  w.g.