ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1694 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2011.076

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG1694
Datum uitspraak: 12-01-2012
Datum publicatie: 16-01-2012
Zaaknummer(s): C2011.076
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen anesthesioloog, tevens lid raad van bestuur van het ziekenhuis waar patiënte, partner resp. zus van klagers, was opgenomen. Patiënte is na behandeling en diverse chirurgische ingrepen in het ziekenhuis overleden. Klagers verwijten de arts dat hij opzettelijk onvolledige informatie heeft gegeven over de behandelaars van patiënte. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.076 van:

A. en B., wonende te C. en D., appellanten, klagers in eerste aanleg,

tegen

E., anesthesioloog, werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr H.A.J. Stollenwerck, advocaat te Maastricht.

1. Verloop van de procedure

A. en B. - hierna klagers - hebben op 17 augustus 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen E. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

5 januari 2011, onder nummer 09154c heeft dat College de klacht afgewezen.

Klagers zijn van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 22 november 2011, waar is verschenen de gemachtigde van verweerder. Klagers zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2. Beslissing in eerste aanleg

2.1 De in eerste aanleg vastgestelde feiten.

“2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klagers waren partner respectievelijk broer van mevrouw F., geboren op

24-09-1968, hierna te noemen: patiënte. Patiënte werd op 24 mei 2009 opgenomen in het ziekenhuis, waar verweerder lid is van de Raad van Bestuur.

Na behandeling en diverse chirurgische ingrepen is patiënte op 22 juni in het ziekenhuis overleden.”

2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

“3. Het standpunt van klagers en de klacht

Klagers verwijten verweerder dat hij opzettelijk onvolledige informatie heeft gegeven over de behandelaars.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder acht de aantijging diffamerend. Hij heeft schriftelijk opgave gedaan van de drie hoofdbehandelaars, met vermelding dat ook andere medische specialisten zich met de behandeling bezig hebben gehouden. Toen vervolgens bleek dat klagers alle namen van de betrokken behandelaars wilden hebben, heeft het ziekenhuis daaraan gevolg gegeven.”

2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. De overwegingen van het college

Het college zal de ontvankelijkheid van de klacht beoordelen op de door klager aangevoerde grondslag van de klacht: het opzettelijk onvolledige informatie verstrekken. Deze klacht zou, indien bewezen, vallen onder de zogenaamde tweede tuchtrechtnorm, zodat de klacht ontvankelijk is.

Er is echter geen enkel bewijs van de gestelde klacht. Op grond van het verweer, dat het college niet onjuist voorkomt, oordeelt het college dat de klacht kennelijk ongegrond is.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep hebben klagers hun klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter, prof. mr. J.K.M. Gevers en mr. P.J. Wurzer, leden-juristen en dr. J.S. Pöll en dr. J.A. Zonnevylle, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

12 januari 2012. Voorzitter w.g.

Secretaris w.g.