ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0457 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2011/91

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0457
Datum uitspraak: 30-08-2012
Datum publicatie: 12-11-2012
Zaaknummer(s): 2011/91
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie:     Beklaagde wordt verweten bij uitveren van keizersnede bij St. Bernardhond onjuist te hebben gehandeld, waardoor er pups zijn overleden. Onder meer moest de narcose drie keer worden nagedoseerd en zou de moederhond onder narcose mee naar huis zijn gegeven. Ongegrond.

X,      klaagster

tegen

Y,      beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennis genomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 augustus 2012. Voor de zitting heeft het college van de zijde van beklaagde nog een brief met bijlagen d.d. 1 augustus 2012 ontvangen, waarop klaagster nog bij brief d.d. 2 augustus 2012 met bijlagen heeft gereageerd. Op de zitting is klaagster verschenen. Beklaagde is eveneens verschenen,  tezamen met een collega en met zijn gemachtigde, mr. Z.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten veterinair nalatig te hebben gehandeld bij de uitvoering van een keizersnede bij de hond van klaagster, met als gevolg dat van de tien geboren pups er zeven zijn overleden.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een Sint-Bernard met de naam XXXXX, die ten tijde van de gebeurtenissen die tot de onderhavige klacht hebben geleid 63-65 dagen drachtig was.

3.2. Op vrijdag 3 juni 2011 is er telefonisch contact geweest tussen partijen en is de afspraak gemaakt om op maandag 6 juni 2011 een keizersnede bij de hond uit te voeren. Daarbij is van de zijde van klaagster verzocht om ook de baarmoeder bij de hond te verwijderen.

3.3. De operatie is op 6 juni 2011 door beklaagde verricht op een nevenpraktijk in A. Bij de operatie waren tevens een dierenartsassistent en een stagiaire aanwezig. Tijdens de ingreep kwam de moederhond een aantal keren bij (althans ging ze zwaarder ademen en keerde de oogreflex terug) en moest de narcosediepte drie keer worden geïntensiveerd. Er zijn uiteindelijk 10 pups ter wereld gekomen. Tijdens de operatie heeft beklaagde besloten de baarmoeder van de hond niet te verwijderen.

3.4. Na de ingreep is klaagster met de moederhond en de pups naar huis vertrokken. Onderweg is er een pup overleden en na thuiskomst stierven nog 6 pups. Klaagster heeft beklaagde aansprakelijk gesteld voor het overlijden van de pups en er is ook een financieel geschil met (de aansprakelijkheidsverzekeraar van) beklaagde ontstaan.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is of beklaagde te kort geschoten is in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond en de pups van klaagster.

5.2. De praktijk in A. betreft een nevenvestiging van de praktijk van beklaagde in B. Niet in geschil is dat laatstgenoemde praktijk qua faciliteiten beter is uitgerust, onder meer heeft het college begrepen dat aldaar gasanesthesie beschikbaar is. De lezingen lopen uiteen over de vraag om welke reden in dit geval naar A. is uitgeweken. Wie of wat hier ook debet aan is geweest, het enkele feit dat de operatie aldaar is uitgevoerd acht het college niet verwijtbaar. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat beklaagde voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ook op die nevenvestiging de noodzakelijke apparatuur en middelen voorhanden zijn om een keizersnede succesvol uit te kunnen voeren. Klaagster heeft ook niet bestreden dat zij als hondenfokster vaker keizersnedes heeft laten uitvoeren op de praktijk te A. en op de hoogte is van het verschil in faciliteiten tussen beide locaties. Voorts kan niet zonder meer worden gesteld of aangenomen dat uitvoering van de ingreep op de praktijk in B. tot een voorspelbaar gunstigere afloop had geleid.

5.3. Voor zover klaagster heeft gesteld dat de wijze van toediening van narcose heeft geleid tot de dood van zeven pups, geldt allereerst dat er geen sectie is verricht, waardoor de precieze oorzaak van hun overlijden niet is komen vast te staan. Verder zijn aan elke operatie risico's verbonden en kunnen er altijd onverwacht complicaties optreden zonder dat daar per definitie een verwijtbare fout van de dierenarts aan ten grondslag hoeft te liggen. De door beklaagde toegepaste injectieanesthesie kan niet als veterinair onjuist worden gekwalificeerd en is weliswaar niet de meest moderne, maar nog steeds een gangbare en acceptabele anesthesiemethode. Het kan voorts niet altijd worden voorkomen dat een onder narcose gebracht dier tijdens een ingreep bijkomt en dat alsdan de narcosediepte dient te worden geïntensiveerd. Er zijn verder geregistreerde narcosemiddelen gebruikt en het college volgt, bij gebrek aan bewijs voor het tegendeel, de stelling van beklaagde dat ook de toegepaste doseringen (0,4 ml Medetomidine, 0,4 ml Ketamine en 0,4 ml Midazolam, nagedoseerd met respectievelijk 3 x 0,1 ml) binnen de toegestane grenzen zijn gebleven.  Aldus is niet komen vast te staan dat bij de toediening van de narcosemiddelen verwijtbaar is gehandeld, waar ook geen oorzakelijk verband tussen de wijze waarop de narcose plaatsvond c.q. de toegepaste doseringen en het overlijden van de pups is aangetoond.

5.4. Volgens klaagster werd de hond voorafgaande aan de operatie gewogen, maar verder niet onderzocht. Beklaagde heeft gesteld dat dit wel degelijk is gebeurd, inclusief hart- en longauscultatie. Hoewel de hond volgens beklaagde in een matige toestand verkeerde, blijkt uit zijn verweer niet dat die gesteldheid in zijn visie aan de ingreep in de weg stond. Nu de lezingen van partijen elkaar tegenspreken over de vraag of er een pre-aneshtetisch onderzoek is verricht en niet op grond van andere feiten en omstandigheden te bepalen is welke van beide verklaringen voor juist dient te worden gehouden, kunnen de feiten op dit punt niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld. Het desbetreffende klachtonderdeel kan dan niet slagen. Het zelfde geldt voor het verwijt aan beklaagde dat er geen slijmzuigers bij de pups zouden zijn gebruikt, hetgeen wordt bestreden. Overigens is er ook op andere punten tussen partijen veel tegenspraak en is bijv. niet duidelijk wat de conditie en het geboortegewicht van de pups en het gewicht van de moederhond is geweest. Volgens beklaagde waren de pups en de moederhond veel te licht van gewicht, hetgeen klaagster weer heeft bestreden. De pups zijn na de geboorte echter niet gewogen.

5.5. Klaagster heeft verder gesteld dat er tijdens de operatie ten onrechte geen bewakingsapparatuur is gebruikt om de situatie goed te kunnen observeren. Het college ziet  echter onvoldoende aanleiding om beklaagde dienaangaande een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Niet is kunnen blijken dat er voor of tijdens de ingreep onvoldoende toezicht op de hond is gehouden. Er is ook direct ingegrepen toen de hond na toediening van de narcose een kortdurende ademdepresssie kreeg, die kon worden verholpen. Dat beklaagde daarbij hardhandig te werk is gegaan, zoals klaagster stelt, wordt betwist en is niet vast komen staan. Beklaagde heeft gesteld dat herstel kon worden bewerkstelligd na lichte stimulatie middels compressie op de thorax en prikkeling van de neus.

5.6. Dat beklaagde gaandeweg de operatie heeft besloten de baarmoeder van de hond niet te verwijderen acht het college verdedigbaar, in aanmerking genomen zijn onbestreden stelling dat de conditie van de hond matig was en er een grote hoeveelheid oedeem in de ophangbanden geconstateerd werd, waardoor de kans op complicaties te groot werd geacht. Beklaagde had hierin een eigen veterinaire verantwoordelijkheid en beleidsvrijheid, ook al zou hij daarmee vooraf gemaakte afspraken met klaagster hebben geschonden.

5.7. Partijen zijn verdeeld over de vraag of de hond nog onder narcose was toen ze mee naar huis werd gegeven. Ten algemene geldt dat een hond na een operatie aanspreekbaar dient te zijn en in eerdere jurisprudentie is reeds bepaald dat niet vereist is dat de hond al kan staan, voordat het dier mee naar huis mag worden gegeven. Een hond is aanspreekbaar, en dus voldoende ontwaakt, als hij zijn kop optilt wanneer zijn naam wordt genoemd of anderszins zijn aandacht wordt opgewekt. Beklaagde heeft gesteld dat de hond wel degelijk was bijgekomen uit de narcose, dat de reflexen waren teruggekeerd en dat ze reageerde op omgevingsgeluiden. Het college volgt beklaagde in zijn betoog, nu klaagster het tegendeel niet althans onvoldoende heeft kunnen aantonen. In dit verband is door beklaagde overigens ook nog een schriftelijk verklaring van zijn assistente in het geding gebracht, waarin wordt vermeld dat de hond voor het naar huis gaan haar kop kon optillen tijdens de borstligging en positief reageerde op de ooglid- en dreigreflex.

5.8. In een procedure als de onderhavige kan alleen worden geklaagd over een onjuiste of onzorgvuldige diergeneeskundige behandeling van een dier. Het college beslist niet op vorderingen tot schadevergoeding. Daarvoor kan door klaagster zo nodig een civielrechtelijke procedure worden gevolgd.

5.9. De conclusie uit het voorgaande is dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te 's-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter en door de leden drs. Th.A.M. Witjes, drs. B. Austie, drs. J.A.A.M. van Erp, en drs. M. Lockhorst, in  tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2011 in verband met afwezigheid van de voorzitter door mr. O. van der Heide, plaatsvervangend-voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.