ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0454 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2011/48

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0454
Datum uitspraak: 30-08-2012
Datum publicatie: 12-11-2012
Zaaknummer(s): 2011/48
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie:     Beklaagde zou hond hebben geslagen. Klacht stuit af op gebrek aan bewijs. Ongegrond.

X,      klaagster

tegen

Y,     beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennis genomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 augustus 2012. Klaagster was daarbij aanwezig. Beklaagde heeft zich voor de zitting afgemeld.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten de hond van klaagster tijdens een behandeling te hebben geslagen.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een Beagle met de naam XXXXX. Op 6 juni 2011 heeft klaagster met haar hond de praktijk van beklaagde bezocht voor de jaarlijkse controle en vaccinaties. Klaagster stelt dat beklaagde de hond bij dit consult heeft geslagen en dat zij beklaagde hier bij een bezoek aan de praktijk op 16 juni 2011 op heeft aangesproken.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is of beklaagde te kort geschoten is in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. Partijen hebben verschillende lezingen gegeven over wat er tijdens het bewuste consult op 6 juni 2011 precies is gebeurd alsook over wat er tussen hen tijdens het gesprek op 16 juni 2011 is gewisseld.  Beklaagde ontkent de hond te hebben geslagen, maar stelt dat hij tijdens het gesprek op 16 juni 2011 wel excuses heeft aangeboden voor het geval klaagster vond dat haar hond onheus bejegend was. Klaagster stelt daarentegen dat er geen excuses zijn aangeboden, dat beklaagde het slaan van haar hond ook niet heeft ontkend, maar zijn redenen daartoe tijdens het gesprek op 16 juni 2011 heeft willen uitleggen. 

5.3. Ter zitting heeft een reconstructie plaatsgevonden en heeft klaagster op verzoek van het college uitgebeeld wat er zich tijdens het bewuste consult heeft afgespeeld. Volgens klaagster begon de hond tijdens de controle van het gebit te grommen, waarna beklaagde voor de hond is gaan staan, zijn stem verhief en op dreigende toon riep "denk erom he". Toen beklaagde vervolgens doorging met de gebitscontrole, beet de hond hem in zijn vingers, waarna beklaagde volgens klaagster weer voor de hond is gaan staan en met een vlakke hand een harde klap tegen haar kop heeft gegeven.

5.4. Het college betreurt dat beklaagde ter zitting niet aanwezig is geweest om zijn visie over de gang van zaken tijdens het consult uit te beelden. In zijn schriftelijke verweer heeft beklaagde gesteld dat de hond tijdens het consult begon te grommen en naar hem uitviel, waarna hij zijn vinger ophief en duidelijk "foei" of "denk erom" heeft gezegd. Beklaagde stelt dat het mogelijk leek alsof hij de hond een tik gaf, maar dat de slaande beweging richting de kop eindigde voordat hij de hond kon raken. Beklaagde ontkent de hond feitelijk te hebben geraakt.

5.5. Naar vaste jurisprudentie geldt in zijn algemeenheid dat het door een dierenarts slaan of trappen van dieren tijdens een behandeling, ongeacht de aanleiding daartoe, niet kan worden aangemerkt als veterinair juist handelen. Hoewel het college er niet vanuit gaat dat klaagster zomaar een klacht heeft ingediend, moet worden vastgesteld dat de lezingen elkaar tegenspreken waar het gaat om de vraag of de hond feitelijk is geraakt en dat buiten partijen niemand anders bij het bewuste consult in de behandelkamer aanwezig is geweest. Ook anderszins ontbreekt het aan bewijs om met zekerheid de feiten vast te kunnen stellen. Bij deze stand van zaken stuit de klacht af op gebrek aan bewijs en dient deze ongegrond te worden verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te 's-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter en door de leden drs. Th.A.M. Witjes, drs. B. Austie, drs. J.A.A.M. van Erp, en drs. M. Lockhorst, in  tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2011 in verband met de afwezigheid van de voorzitter door mr. O. van der Heide, plaatsvervangend-voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.