ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0448 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2012/49

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0448
Datum uitspraak: 09-08-2012
Datum publicatie: 09-11-2012
Zaaknummer(s): 2012/49
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie:     Dier in nood. Van een dierenarts, dienstdoend of niet, mag bij een hulpverzoek voor een dier worden verwacht een anamnese af te nemen teneinde zich ervan te vergewissen of er een noodsituatie aan de orde is en op basis van de aldus verkregen informatie te besluiten wat de meest aangewezen medische vervolgstap is. In casu gegrond met waarschuwing.

X,     klager

tegen

Y    beklaagde

1.  DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 juni 2012. Beide partijen zijn verschenen. Klager werd vergezeld door een medelid van de hondenvereniging en beklaagde door haar gemachtigde, mr. Z.

2. DE KLACHT

De klacht houdt in, samengevat en zakelijk weergegeven, dat beklaagde heeft geweigerd de in nood verkerende hond van klager medische zorg te bieden.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Op maandagavond 30 mei 2011 was klager met zijn hond XXXXX in verenigingsverband in het bos aan het trainen, toen de hond oververhit raakte en kortademig werd. Klager althans een lid van de vereniging heeft getracht telefonisch contact te krijgen met de eigen dierenarts van klager te Vriezenveen. Die was echter niet bereikbaar, naar achteraf bleek vanwege een technisch probleem. Klager stelt dat ongeveer een kwartier is getracht de eigen dierenarts te bereiken. Ondertussen werd de hond door leden van de vereniging met natte handdoeken gekoeld.

3.2. Vervolgens is telefonisch contact opgenomen met beklaagde, aan wie is gemeld dat de hond oververhit (hyperthermisch) was. Beklaagde had die avond weliswaar dienst, maar voor een andere kring van praktijken, waar de praktijk van de eigen dierenarts van klager niet bij was aangesloten. Beklaagde heeft tijdens het telefoongesprek gevraagd wie de eigen dierenarts was en vernomen dat deze niet bereikbaar was. Beklaagde heeft vervolgens geantwoord dat klager in principe bij zijn eigen dierenarts terecht zou moeten kunnen, dat zij zou proberen met de eigen dierenarts contact te krijgen en klager daarover terug zou bellen. Beklaagde heeft daarbij aangegeven dat, als zij geen contact zou kunnen krijgen met de eigen dierenarts, klager met zijn hond bij haar, beklaagde, langs kon komen.

3.3. Beklaagde heeft vervolgens -anders dan klager- wel met de eigen dierenarts van klager telefonisch contact kunnen krijgen. Onderwijl zij dit gesprek voerde, belde klager althans een medeclublid haar, aan wie beklaagde heeft verteld dat men met de hond toch terecht kon bij de eigen dierenarts, die op hen wachtte. Klager is met de hond naar de eigen dierenarts afgereisd, hetgeen naar hij heeft gesteld ongeveer 20 minuten in beslag heeft genomen. Aldaar aangekomen is de hond behandeld. Het college heeft uit de stukken en het verhandelde ter zitting begrepen dat de hond hierna is hersteld.

3.4. Beklaagde stelt dat de afstand tussen de betreffende trainingsplek in het bos en de praktijk van de eigen dierenarts niet veel meer bedroeg dan die tussen die trainingsplek en haar eigen praktijk. Ter zitting heeft zij gesteld dat het verschil in reistijd ongeveer 7 minuten bedraagt.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen.

5.2. Naar vaste jurisprudentie is een dierenarts, dienstdoend of niet, die met betrekking tot een in nood verkerend dier om medische hulp wordt gevraagd, in principe gehouden die hulp te verlenen. Dit uitgangspunt brengt mee dat van een dierenarts bij ieder hulpverzoek mag worden verwacht een anamnese af te nemen teneinde zich ervan te vergewissen of er een noodsituatie aan de orde is.

5.3. Indien uit die anamnese vervolgens blijkt dat nader onderzoek of een behandeling op goede gronden kan worden uitgesteld, is het volstrekt acceptabel als de eigenaar naar de eigen dierenarts wordt verwezen. Indien echter blijkt van tekenen die op een noodsituatie duiden, dan dient de benaderde dierenarts ofwel zelf spoedhulp te verlenen ofwel de medische vervolgstap te bepalen die in de gegeven spoedsituatie in het belang van het dier het meest aangewezen is.

5.4. In hetgeen klager daaromtrent in de stukken en ter zitting naar voren heeft gebracht en de door hem beschreven c.q. genoemde symptomen (oververhit, kortademig, blauwe tong) acht het college voldoende aannemelijk dat hier een spoedsituatie heeft gespeeld. Niet in geschil is dat tijdens het bewuste eerste telefoongesprek aan beklaagde kenbaar is gemaakt dat de hond oververhit was en ter plaatse werd gekoeld, dat al een kwartier tevergeefs was getracht de eigen dierenarts te bereiken en dat expliciet is gevraagd of men met de hond bij beklaagde mocht langskomen.

5.5. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat beklaagde tijdens het gesprek heeft gevraagd naar de precieze gezondheidssituatie van de hond. Beklaagde heeft wel gevraagd wie de eigen dierenarts was en aangegeven dat klager daar in beginsel terecht zou moeten kunnen. Vervolgens is het contact met die eigen dierenarts gelegd en aan klager tijdens het tweede telefoongesprek verteld dat hij aldaar terecht kon.

5.6. Op zichzelf valt te begrijpen dat beklaagde -als dienstdoende dierenarts voor een specifieke kring van praktijken- eerstens heeft geïnformeerd wie de eigen dierenarts was, die immers een eigen dienstregeling had. Dit neemt echter niet weg dat er zich situaties kunnen voordoen waarin het noodzakelijk kan zijn om van dienstregelingen af te wijken. Het college is van oordeel dat van beklaagde had mogen worden verwacht tijdens het bewuste telefoongesprek in ieder geval ook een anamnese af te nemen om een inschatting te maken van de ernst van de situatie. Beklaagde had zich er naar het oordeel van het college van behoren te vergewissen hoe slecht de hond er precies aan toe was en kon eerst daarna over voldoende informatie beschikken om te beslissen wat in het belang van de hond het meest aangewezen was, te weten of zij de hond zelf zou ontvangen dan wel zou verwijzen naar de eigen of naar een andere dierenarts. Bij de te maken afweging zou dan bijv. ook de reisafstand kunnen worden betrokken. Ter zitting is door beklaagde weliswaar gesteld dat het verschil in reistijd slechts 7 minuten bedroeg en dat haar praktijk dus niet zoveel eerder kon worden bereikt, echter in sommige situaties, zeker met benauwde dieren, kan iedere minuut en de factor tijd van doorslaggevende betekenis zijn.

5.7. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen kan beklaagde worden verweten dat zij geen gedegen anamnese heeft afgenomen, alvorens te beslissen welke medische vervolgstap voor de hond het meest aangewezen was. Daaraan doet niet af dat zij niet debet is geweest aan het feit dat de eigen dierenarts die bewuste avond niet bereikbaar was. Dit gegeven ontsloeg haar naar het oordeel van het college niet van haar gehoudenheid om de ernst en het spoedeisende karakter van de situatie in te schatten. De klacht is in zoverre gegrond en het college acht het opleggen van na te melden maatregel passend en geboden.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht gegrond;

geeft beklaagde een waarschuwing, als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub a van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.

Aldus vastgesteld te 's-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter en door de leden drs. Th.A.M. Witjes, drs. J. Hilvering, drs. M. Lockhorst en drs. B.J.A.Langhorst-Mak, in  tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2012 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.