ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0443 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2010/112

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0443
Datum uitspraak: 28-06-2012
Datum publicatie: 26-10-2012
Zaaknummer(s): 2010/112
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie:     Beklaagde wordt verweten dat zij als dienstdoende dierenarts heeft geweigerd de ernstig zieke hond van klager medisch noodzakelijke zorg te verlenen. Ongegrond.

X,   klager

tegen

Y,   beklaagde

1.  PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De klacht op 31 mei 2012 is ter zitting behandeld. Alleen beklaagde is daarbij verschenen.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten dat zij tijdens een spoeddienst als dienstdoende dierenarts heeft geweigerd de ernstig zieke hond van klager medisch noodzakelijke zorg te verlenen.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de inmiddels overleden hond van klager, een Duitse herder (reu) met de naam XXXXX, geboren 26 mei 1999.

3.2. In de nacht van 5 op 6 december 2010, omstreeks 1:00 uur, constateerde klager dat de hond benauwd was, hevig uit zijn neus bloedde en in zijn bloed dreigde te stikken. De echtgenote van klager heeft telefonisch contact gezocht met beklaagde, zijnde de dienstdoende dierenarts, en verzocht om een visite aan huis. Beklaagde heeft dit geweigerd. Niet in geschil is dat beklaagde de echtgenote van klager heeft aangeboden met de hond naar de praktijk te komen. Tijdens dit telefoongesprek, dat door de echtgenote van klager is afgebroken, is aan de orde geweest of er een auto beschikbaar was en heeft beklaagde gevraagd of de vrees bestond voor bloed in de auto.

3.3. Omstreeks 1:50 uur die nacht, derhalve ongeveer 3 kwartier later, werd beklaagde opnieuw telefonisch benaderd. Naar het college uit de stukken heeft begrepen was het dit keer klager die haar belde en die met de hond in de auto op weg was naar de praktijk van beklaagde en vroeg hoe hij moest rijden. Beklaagde heeft klager een aantal vragen gesteld en de communicatie is vervolgens verstoord geraakt. Klager heeft op enig moment de verbinding verbroken. Hierna heeft hij zich met de hond tot een andere dierenarts in de regio gewend, op wiens praktijk hij omstreeks 2:45 uur is ontvangen. Klager stelt dat aldaar is vastgesteld dat de longfunctie van de hond als gevolg van inwendige bloedingen minimaal was en dat de prognose slecht was. In overleg is besloten tot euthanasie.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is of  beklaagde te kort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klager, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen.

5.2. Het college heeft zich eerder in diverse soortgelijke klachtzaken reeds uitgesproken over de wijze waarop een dierenarts behoort te reageren op een nachtelijk verzoek om hulp. Op de dierenarts rust de verplichting om tot een duidelijke anamnese te komen en zich er na grondig uitvragen van te overtuigen of er spoedhulp dient te worden geboden. Bij twijfel dient de dierenarts de eigenaar met het dier naar de praktijk te laten komen.  

5.3. Evident is dat de door klager beschreven symptomen (een uit de neus bloedende, benauwde hond, die in zijn bloed dreigde te stikken) op een noodsituatie duidden en  genoegzaam is gebleken dat beklaagde de situatie ook als levensbedreigend heeft ingeschat. De vraag is of beklaagde voor het overige adequaat heeft gehandeld.

5.4. In dat verband is het college van oordeel dat beklaagde in tuchtrechtelijke zin niet kan worden verweten dat zij die nacht heeft geweigerd een visite aan huis af te leggen. Daartoe bestaat voor een dierenarts geen verplichting als het dier waarvoor hulp wordt ingeroepen  kan worden vervoerd. Ter verduidelijking wordt overwogen dat een dienstdoende dierenarts als gevolg van het afleggen van een visite tijdens een nachtdienst niet meer beschikbaar zou zijn voor andere patiënten die spoedeisende hulp behoeven, waar op de praktijk ook apparatuur en materialen beschikbaar zijn.

5.5. Gebleken is dat klager over een auto beschikte, zodat de hond ook feitelijk vervoerd kon worden. In die situatie mocht beklaagde naar het oordeel van het college volstaan met het aanbod om met de hond naar de praktijk te komen. Van nalatig of verwijtbaar handelen door beklaagde tijdens het bewuste eerste nachtelijke telefoongesprek is dan ook geen sprake geweest. Overigens is niet komen vast te staan dat beklaagde debet is geweest aan het feit dat de echtgenote van klager de verbinding heeft verbroken.

5.6. Met betrekking tot het tweede telefoongesprek die nacht, omstreeks 1:50 uur, ziet het college onvoldoende aanleiding verwijtbaar te achten dat beklaagde eerst enkele vragen aan klager heeft gesteld, gelet op het inmiddels verstreken tijdsverloop van ongeveer drie kwartier, waarin de situatie kon zijn gewijzigd. Hoe het telefoongesprek voor het overige is verlopen is niet precies duidelijk geworden. Waar klager stelt dat beklaagde zou hebben gezegd dat hij niet meer op haar praktijk welkom was en zij hem absoluut niet meer wilde ontvangen, stelt beklaagde dat zij klager ook tijdens dit tweede telefoongesprek heeft aangeboden met de hond naar de praktijk te komen en dat zij voorts, ondanks dat het gesprek door klager boos werd beëindigd, zich naar de praktijk (aan huis) heeft vervoegd met haar eigen hond als bloeddonor en na verloop van tijd weer is vertrokken, toen bleek dat klager niet kwam opdagen. Gelet op de tegenstrijdige lezingen die er over de inhoud van het tweede telefoongesprek zijn gegeven en nu er onvoldoende concrete aanknopingspunten zijn op grond waarvan kan worden bepaald welke lezing de juiste is, kunnen de feiten op dit punt niet met zekerheid worden vastgesteld. Dit brengt mee dat niet is komen vast te staan dat beklaagde tijdens dit tweede telefoongesprek heeft geweigerd noodzakelijke medische zorg aan de hond te verlenen. Aldus kan ook niet worden geconcludeerd dat zij tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts jegens de hond van klager diende te betrachten. Op grond hiervan wordt de klacht ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te 's- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. Th.A.M. Witjes, drs. J.Hilvering, drs. J.A.M. van Gils en drs. M. Lockhorst, in  tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2012 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.