ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0439 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2011/2

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0439
Datum uitspraak: 28-06-2012
Datum publicatie: 25-10-2012
Zaaknummer(s): 2011/2
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie:   Beklaagde, paraveterinair van beroep, wordt verweten dat zij ten aanzien van een hond die, naar de opvolgend dierenarts heeft vastgesteld, een geperforeerd trommelvlies bleek te hebben, verwijtbaar heeft gehandeld. Ongegrond.

X,      klaagster

tegen

     beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling is bepaald op 31 mei 2012, tezamen met enkele andere door klaagster ingediende klachten (met zaaknummers 2011/1, 2011/3 en 2011/4) tegen drie dierenartsen, die aan dezelfde praktijk verbonden zijn als die waarvan beklaagde eigenaar is en als paraveterinair werkt. Op de zitting is alleen klaagster verschenen.

2. DE KLACHT

Beklaagde, paraveterinair van beroep, wordt verweten dat zij ten aanzien van de hond van klaagster die, naar de opvolgend dierenarts heeft vastgesteld, een geperforeerd trommelvlies in het rechter oor bleek te hebben, nalatig heeft gehandeld.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een Duitse herder met de naam XXXXX, geboren 29 oktober 2004.

3.2. De hond werd op 16 juli 2010 door klaagster op het spreekuur aangeboden met oorproblemen. Een van de dierenartsen van de praktijk heeft een klinisch onderzoek uitgevoerd. De oren van de hond zijn bevoeld en met een otoscoop geïnspecteerd. Er bleek sprake van otitis externa (ontsteking van de huid van de gehoorgang) beiderzijds, waarbij de rechterzijde ernstiger was aangetast dan de linkerzijde. Middels een injectiespuit (10 ml) zijn de oren van de hond met lauwwarm water gespoeld. Daarna is het middel Easotic (oorzalf / oordruppels) toegediend en voorgeschreven en is een controleafspraak gemaakt.

3.3. Op zaterdag en zondag (17 en 18 juli 2010) had de hond volgens klaagster geen eetlust, klapperde met zijn tanden en vertoonde neurologisch afwijkende verschijnselen (rondjes lopen, omvallen). De hond is die dag nog door klaagster met het middel Easotic behandeld. Klaagster heeft op zondagochtend 18 juli 2010 wederom een afspraak gemaakt op de praktijk. Er was onder meer sprake van koorts (41 ºC) en verminderde eetlust. Een van de dierenartsen heeft de hond per injectie medicatie Tolfedine, Amoxilline) toegediend en de hond is na het consult mee naar huis gegaan.

3.4. Thuisgekomen liep de hond volgens klaagster constant rondjes, viel hij om, schudde met zijn hoofd, maakte hij ongecontroleerde bewegingen met zijn ogen en had last van klappertanden en vraatzucht. In de nacht van zondag 18 op maandag 19 juli 2010 is klaagster opnieuw met de hond naar de praktijk gegaan. Er is door de behandelend dierenarts vastgesteld dat de koorts iets was verlaagd (naar 40,1 ºC) en dat er sprake was van afwijkende neurologische verschijnselen. Er is medicatie toegediend (Vitamine B, Dexadreson) en een bloedonderzoek verricht dat geen bijzonderheden opleverde, waarna de hond weer mee naar huis is gegaan.

3.5. Op maandagochtend 19 juli 2010 heeft klaagster opnieuw een afspraak gemaakt voor een consult in verband met een toenemende verslechtering van de hond. Een derde dierenarts was hierbij betrokken en ook beklaagde is op deze dag als paraveterinair bij de behandeling van de hond aanwezig geweest. De hond is aan een infuus gelegd en heeft per injectie diverse medicatie toegediend gekregen (Augmentin, Multivitamine, Domitor, Vitamine B, Metacam). In de middag heeft telefonisch contact met klaagster plaatsgevonden en later op de dag heeft klaagster de hond opgehaald voor een second opinion bij een andere dierenarts.

3.6. Door de opvolgende dierenarts is op 19 juli 2010 in de avond vastgesteld dat de koorts was verhoogd (naar 41,5 ºC)  en dat het rechter trommelvlies geperforeerd was. De hond heeft vervolgens 4 dagen aan een infuus gelegen en medicatie toegediend gekregen (Metacam, Baytril, Nutrigel, Tolfedine, Penstrep, Primperid). Na een revalidatieproces is de hond opgeknapt, hoewel klaagster stelt dat hij nimmer meer 'de oude' is geworden.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft  gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. Ingevolge artikel 15 van de Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunde kan ook aan een dierenartsassistent(e) die paraveterinair is en die tekort schiet in de uitoefening van zijn of haar beroep door het college naar aanleiding van een tegen hem of haar ingediende klacht een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd.

5.2. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat beklaagde alleen op 19 juli 2010 als paraveterinair bij de behandeling van de hond betrokken is geweest. Er zijn geen aanwijzingen die er op duiden dat beklaagde op die dag meer heeft gedaan dan het assisteren van de dierenarts bij het aanleggen van een infuus en de toediening van medicatie. Niet gebleken is dat beklaagde daarbij in veterinaire zin fouten heeft gemaakt, noch dat zij zelfstandig of buiten aanwezigheid van een dierenarts veterinaire handelingen heeft verricht waartoe zij niet bevoegd was. Verder is het de behandelend dierenarts geweest die heeft besloten de hond in de avond aan klaagster mee te geven en ook in dat opzicht kan beklaagde niets worden verweten.

5.3. Voor zover beklaagde in haar hoedanigheid van eigenaar van de praktijk verwijten worden gemaakt, geldt dat zij in tuchtrechtelijke zin slechts kan worden aangesproken op veterinaire handelingen. Hiervoor is reeds overwogen dat niet is kunnen blijken dat zij in dat opzicht fouten heeft begaan. Terzake het verwijt dat er na het gebeuren geen contact meer met klaagster is opgenomen, zijn er reeds excuses aangeboden en geldt ten overvloede dat klachten over de communicatie met een diereigenaar in beginsel niet onder de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht vallen. Bijzondere omstandigheden om van deze regel af te wijken zijn niet gebleken.

5.4. Op grond van het vorenstaande is niet komen vast te staan dat beklaagde jegens de hond in haar hoedanigheid van paraveterinair tekort is geschoten. De klacht wordt daarom ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te 's-Gravenhage door G.J. van Muijen, voorzitter en door de leden drs. Th.A.M. Witjes en drs. M. Lockhorst, beiden dierenarts alsmede door mevr. J.M.C. Vos-Van Laar en mevr. H.J.J. Peetersen-Van de Kamp, beiden paraveterinair, in  tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2012 door G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaries.