ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0412 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2010/68

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0412
Datum uitspraak: 23-02-2012
Datum publicatie: 03-04-2012
Zaaknummer(s): 2010/68
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Beklaagden wordt verweten bij een hond de diagnose Addison te hebben gemist, verkeerde behandelingen te hebben ingesteld en de hond niet tijdig te hebben doorverwezen. Ongegrond.

X ,  klager

tegen

Y , beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennis genomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 26 januari 2012, gelijktijdig met de behandeling van de klacht die door klager tegen de collega van beklaagde (zaaknummer 2010/67) is ingediend en die op hetzelfde feitencomplex betrekking heeft. Alle partijen waren aanwezig.

2. DE KLACHT

Beklaagde en haar collega –zaaknummer 2010/67- wordt verweten, samengevat, dat zij geen adequate veterinaire zorg aan de hond van klager hebben verleend. Het vermeende nalatig handelen heeft betrekking op de periode vanaf eind december 2009 tot begin maart 2010 en behelst de volgende verwijten:

er is onvoldoende onderzoek verricht;

er zijn onjuiste diagnoses gesteld;

er zijn onjuiste behandelingen ingesteld met verkeerde medicatie;

er heeft te laat doorverwijzing plaatsgevonden.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klager, een Bullterriër (teef) met de naam XXXXXX, geboren 9 maart 2001. Het college verwijst naar de overgelegde patiëntenkaart voor wat betreft de medische voorgeschiedenis van de hond in de periode vóór december 2009.

3.2. Op 24 december 2009 heeft klager een collega van beklaagde geconsulteerd, omdat de hond al enige tijd kortademig was, een verminderd uithoudingsvermogen had en slecht kon lopen. Er is na onderzoek Dexoral voorgeschreven, gericht op de behandeling van een astmatische aandoening c.q. bronchitis.

3.3. Bij een consult op 7 januari 2010 bleek dat er te weinig verbetering was opgetreden en dat de hond weer veel hijgde en niet lang kon lopen. Er is door de collega van beklaagde een herhalingskuur Dexoral voorgeschreven en geadviseerd een röntgenfoto van de thorax te maken en bloedonderzoek te verrichten, indien de situatie niet wezenlijk zou verbeteren.

3.4. Op 11 februari 2010 heeft een uitgebreid nader onderzoek plaatsgevonden, waarbij onder meer röntgenfoto’s van de thorax zijn gemaakt, een scopie van de trachea en een echo van het craniale abdomen. Bloedonderzoek wees uit dat de ureum- en kreatininegehaltes binnen de normale marges bleven maar dat er wel sprake was van een verhoogd AF-gehalte. Op basis van de röntgenbeelden is geconcludeerd dat het hart, de milt en de lever(kwab) vergroot waren en dat er sprake was van longoedeem. Er is hartondersteunende en vochtafdrijvende medicatie voorgeschreven (o.a. Fortekor, Furoseral). Terzake de respiratoire klachten is gestopt met het gebruik van Dexoral en met betrekking tot de orthopedische klachten werd het gebruik van Cortaphen vervangen door Previcox, met name ook om de lever te ontlasten.

3.5. Op 15 februari 2010 heeft er een nachtelijk consult bij beklaagde plaatsgevonden omdat de hond erg onrustig was (hijgen, stress, niet kunnen liggen). De hond heeft per injectie medicatie toegediend gekregen alsmede is antibiotica in tabletvorm voor toediening thuis meegegeven. De volgende ochtend is naar de praktijk gebeld met de melding dat de hond nog steeds onrustig was. Op verzoek van klager heeft de collega van beklaagde Dexoral voorgeschreven. Het college heeft uit de stukken begrepen dat dit tot verlichting van de klachten heeft geleid.

3.6. Op 16 februari 2010 is van de kant van klager gemeld dat de hond onvoldoende reageerde op de medciatie. De collega van beklaagde heeft een radioloog benaderd voor een herbeoordeling van de op 11 februari 2010 gemaakte röntgenfoto’s, die heeft bevestigd dat er sprake was van een vergrote hartschaduw. Deze radioloog gaf aan dat differentiaal diagnostisch aan cardiomyopathie of pericard overvulling moest worden gedacht en geadviseerd een hartecho te maken. Een en ander is met klager althans zijn partner gecommuniceerd waarbij is uitgelegd dat een uitgebreide hartecho elders diende plaats te vinden in verband met de vereiste specifieke apparatuur en expertise. De collega van beklaagde heeft besloten om op de praktijk toch eerst zelf een echo te maken om in ieder geval pericard overvulling uit te sluiten.

3.7. Op 18 februari 2010 heeft de collega van beklaagde middels echografisch onderzoek vastgesteld dat er geen overvuld pericard zichtbaar was, maar wel een vergrote lever. De medicamenteuze behandeling (Fortekor, Furoseral, Previcox) is voortgezet. Vanaf 24 februari 2010 zijn de eerste contacten gelegd met een gespecialiseerde kliniek, nadat klager en zijn partner hadden laten weten met doorverwijzing in te stemmen.

3.8. Op 9 maart 2010 heeft een eerste bezoek aan de opvolgend kliniek plaatsgevonden. De klinische toestand van de hond bleek erg slecht te zijn, met verschijnselen van niet eten, weinig drinken en nauwelijks kunnen lopen. De hond had enkele dagen eerder gebraakt en er was sprake van teerachtige ontlasting. Er hebben diverse onderzoeken plaatsgevonden (bloedonderzoek, echografie, röntgenfoto’s van de thorax, biopsie van de lever). Uit röntgenonderzoek kwam naar voren dat sprake was van een sterk vergrote lever(kwab), maar niet van een vergrote hartschaduw of vergrote milt. Bloedonderzoek wees op slechte nierwaarden en een duidelijk verhoogde AF-waarde, naast afwijkende kalium- en natriumwaarden. Qua waarschijnlijkheidsdiagnose werd uitgegaan van niersinsufficiëntie en/of de ziekte van Addison. De hond heeft zoveel mogelijk aan een vochtinfuus gelegen en is medicamenteus behandeld. De natrium- en kaliumwaarden herstelden zich in de loop van enkele dagen, maar de nier- en leverwaarden bleven afwijkend c.q. te hoog. De situatie werd vervolgens zodanig zorgelijk –nierfalen, bloederige ontlasting- dat op 12 maart 2010 moest worden besloten tot euthanasie.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is of beklaagde te kort geschoten is in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klager.

5.2. Het college laat buiten beschouwing de door beklaagde geuite kritiek op de website van de praktijk van beklaagde, waar volgens klager misleidende informatie op zou staan omtrent de geboden kwaliteit aan zorgverlening, medische apparatuur en specifieke deskundigheid van aldaar werkzame dierenartsen. Het college oordeelt in beginsel alleen over klachten die betrekking hebben op de veterinaire behandeling van dieren en de geuite bezwaren tegen de informatie en profilering op de bedoelde website vallen naar het oordeel van het college buiten het bestek van de onderhavige procedure.

5.3. Terzake het diergeneeskundig handelen van beklaagde is gebleken dat zij in de hier aan de orde zijnde periode slechts éénmaal feitelijk de behandelend dierenarts is geweest, te weten bij het nachtelijk consult op 15 februari 2010. De hond werd daarbij aangeboden vanwege onrustig gedrag (hijgen, stress, niet kunnen liggen) en bij onderzoek bleek ze tevens een gezwollen c.q. verdikte poot te hebben. De hond heeft per injectie vochtafdrijvende medicatie, pijnstilling en antibiotica (Furosemide, Tolfedine, Baytril) toegediend gekregen alsmede is antibiotica in tabletvorm voor toediening thuis meegegeven. Het college heeft geen aanwijzingen die er op duiden dat het onderzoek niet naar behoren is geweest. Ook kan niet worden geoordeeld dat er terzake de ingestelde behandeling veterinair onjuist en klachtwaardig is gehandeld.

5.4. Voor het overige is bij de mondelinge behandeling is van de zijde van beklaagde nog eens benadrukt dat de diergeneeskundige verantwoordelijkheid voor de hond bij de behandelend collega lag. Deze was ter zitting eveneens aanwezig en heeft zulks desgevraagd bevestigd en tevens verklaard dat hij zelfstandig en zonder toestemming van beklaagde (mede-eigenaar van de praktijk) een dier mag doorverwijzen. Beklaagde heeft verder gesteld dat zij alleen op de achtergrond –tijdens werkoverleg- over de hond heeft gesproken en toen heeft geadviseerd een röntgenfoto te maken en de hond door te verwijzen naar een specialist. Gelet hierop en nu klager onvoldoende heeft gesteld om het tegendeel aan te kunnen nemen, is naar het oordeel van het college niet komen vast te staan dat beklaagde –buiten het nachtelijk consult op 15 februari 2010- een leidende of sturende rol heeft gespeeld bij de verdere behandeling van de hond of dat zij mede-verantwoordelijk zou zijn voor de verder genomen beslissingen, zodat zij daarop in tuchtrechtelijke zin niet kan worden aangesproken.

5.5. Het vorenstaande brengt mee dat de klacht tegen beklaagde ongegrond wordt verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen , voorzitter en door de leden  drs. Th.A.M. Witjes, drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils en  drs. M. Lockhorst, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2012 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                  mr. G.J. van Muijen