ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0410 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2009/77

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0410
Datum uitspraak: 26-01-2012
Datum publicatie: 31-03-2012
Zaaknummer(s): 2009/77
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Beklaagde zou hebben geweigerd bij de hond van klager twee operaties (een keeloperatie en operatie terzake ectropion) in één sessie uit te voeren. Voor zover beklaagde een voorbehoud heeft gemaakt en hij vooraf geen garanties of absolute zekerheid kon verschaffen, acht het college dit begrijpelijk en aanvaardbaar. Ongegrond.

.X,  klager

tegen

Y,  beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennis genomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. Op 1 december 2011 heeft een (uitgestelde) mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij klager is verschenen.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten dat hij zou hebben geweigerd bij de hond van klager twee operaties (een keeloperatie en operatie terzake ectropion) in één sessie uit te voeren.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de mopshond van klager met de naam XXXXX. Eind mei 2008 is door de eigen dierenarts bij de hond een pharyngeale stridor geconstateerd alsmede ectropion aan een onderooglid. Terzake de in verband hiermee uit te voeren 2 operaties heeft de eigen dierenarts de hond verwezen naar de faculteit diergeneeskunde van de universiteit van Utrecht, waar beklaagde als specialist werkzaam is.

3.2. Klager heeft zich op 18 juni 2009 op de universiteitskliniek gemeld. Aldaar is de hond klinisch onderzocht door een co-assistent. Klager heeft tegenover deze dierenarts in opleiding te kennen gegeven dat hij de garantie wilde dat de twee operaties in één sessie zouden worden uitgevoerd. Dit verzoek is door de co-assistent aan beklaagde overgebracht, die vervolgens in de spreekkamer is gekomen. De lezingen lopen uiteen over de vraag of in hoeverre beklaagde de hond heeft onderzocht. Waar klager stelt dat beklaagde op geen enkele wijze onderzoek heeft verricht, heeft beklaagde aangevoerd dat hij de ademgeluiden, type ademhaling, frequentie en de kleur van de slijmvliezen heeft beoordeeld, maar dat hij geen lichamelijk onderzoek heeft kunnen uitvoeren, vanwege de discussie die met klager ontstond. Aangezien beklaagde klager niet de gevraagde garantie kon geven, is klager op enig moment naar huis vertrokken. Nadien is een geschil ontstaan over de nota van het consult.

4.HET VERWEER

Beklaagden heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klager.

5.2. Het college stelt voorop dat in een tuchtprocedure als de onderhavige niet kan worden geklaagd over (de hoogte van) de nota van een dierenarts. De geuite bezwaren tegen de op de universiteitskliniek gehanteerde tarieven vallen dus buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht en kunnen niet in behandeling worden genomen. Ten overvloede wordt overwogen dat tijdens het bewuste consult feitelijk dienstverlenende activiteiten zijn verricht. De hond is immers onderzocht en er heeft een aanvullend gesprek met beklaagde plaatsgevonden. Dat het onderzoek in eerste instantie door een co-assistent is verricht doet hier niet aan af.

5.3. Het college stelt verder vast dat het niet tot een diergeneeskundige behandeling is gekomen, maar dat de klacht betrekking heeft op een vermeend weigeren door beklaagde om twee operaties in één sessie uit te voeren, waar klager uitdrukkelijk om had verzocht. Klager meent dat beklaagde aan zijn verzoek zonder meer tegemoet had moeten komen.

5.4. Tegenover de betwisting daarvan door beklaagde acht het college niet komen vast te staan dat beklaagde een gecombineerde operatie bij voorbaat afwees en kan sowieso niet worden geconcludeerd dat sprake is van een weigering om de hond te opereren. Voor zover beklaagde een voorbehoud heeft gemaakt omtrent het uitdrukkelijke verzoek van klager en hij daaromtrent vooraf geen garanties of absolute zekerheid kon verschaffen, acht het college dit begrijpelijk en aanvaardbaar. Beklaagde heeft op volstrekt redelijke gronden aangevoerd dat hij in zijn hoedanigheid van specialist een eigen verantwoordelijkheid heeft en dat het, ook als er door de verwijzend eerstelijns dierenarts reeds een diagnose is gesteld, gebruikelijk is om zich middels eigen onderzoek van de juistheid van die diagnose te overtuigen alvorens tot een behandeling over te gaan. De stelling van klager dat nader onderzoek volstrekt onnodig was en slechts uit commerciële overwegingen zou zijn voorgesteld, wordt door het college dan ook verworpen. Een pharyngeale stridor kan diverse oorzaken hebben en het college kan zich verenigen met de visie van beklaagde dat nader (röntgen)onderzoek en inspectie van het keelgebied en de thorax (i.v.m. de status van de longen) alsook onderzoek door een oogarts geïndiceerd waren om te kunnen beoordelen of het verzoek van klager kon worden ingewilligd, waar ook logistiek gezien afstemming diende plaats te vinden en het juiste anesthesie-protocol moest worden overwogen. Overigens blijkt uit de verwijsbrief van de eigen dierenarts d.d. 28 mei 2009 dat deze qua diagnosestelling en de mogelijkheid van een gecombineerde operatie minder stellig is dan klager heeft doen voorkomen, getuige de slotzin, die als volgt luidt: ‘Graag dit herstellen in een sessie, indien mogelijk’. Terzake de vastgestelde pharyngeale stridor is in de brief vermeld: ‘Mogelijk dat inkorten van het pallatum molle in dit geval uitkomst biedt. Graag jullie beoordeling en chirurgie.’

5.5. Met betrekking tot alle overige nog aangevoerde verwijten –bijv. de hond zou als leerobject zijn gebruikt, beklaagde kon de kliniek eerst verlaten na betaling van de rekening- geldt dat deze niet-ontvankelijk zijn dan wel van onvoldoende gewicht om tot een tuchtrechtelijke veroordeling te kunnen leiden. Naar het oordeel van het college is niet gebleken dat beklaagde in veterinaire zin tekort is geschoten in de zorg die hij jegens de hond van klager diende te betrachten of dat hij anderszins veterinair onjuist en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht zal daarom ongegrond worden verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. Th.A.M. Witjes, drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils en drs. M. Lockhorst, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2012 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                  mr. G.J. van Muijen