ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0406 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2011/14

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0406
Datum uitspraak: 26-01-2012
Datum publicatie: 23-02-2012
Zaaknummer(s): 2011/14
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Beklaagde wordt verweten dat hij bij de kat van klaagster zonder overleg of toestemming alle tanden en kiezen heeft geëxtraheerd. Behandeling was geïndiceerd en in belang van de kat. Voor wat betreft de communicatie wordt volstaan met de aanbeveling deze voor de toekomst te verbeteren. Ongegrond.

X klaagster,

tegen

Y ,  beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 december 2011. Beide partijen waren aanwezig.

2. DE KLACHT 

Beklaagde wordt verweten dat hij bij de kat van klaagster zonder overleg of toestemming alle tanden en kiezen heeft geëxtraheerd.

3. DE FEITEN

3.1. Op 22 november 2010 heeft klaagster beklaagde geconsulteerd in verband met vachtproblemen bij haar kat, waarvoor door beklaagde een medicamenteuze behandeling is ingesteld. Bij dit consult werd tevens geconstateerd dat de kat veel tandsteen had. Beklaagde heeft geadviseerd het gebit schoon te laten maken.

3.2. Op 30 november 2010 werd de kat voor het schoonmaken van het gebit naar de praktijk van beklaagde gebracht. Bij het ophalen in de middag bleek beklaagde zonder voorafgaand overleg met klaagster alle tanden en kiezen van de kat te hebben getrokken. Klaagster stelt dat haar kat nauwelijks nog kan kauwen en dat beklaagde haar dier heeft mishandeld.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is de vraag of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. Beklaagde heeft schriftelijk en ter zitting mondeling toegelicht wat zijn bevindingen zijn geweest bij de betreffende twee consulten. Ten aanzien van het consult op 22 november 2010 heeft beklaagde gesteld dat de kat erg veel tandsteen had, kwijlde en enorm uit haar bek stonk. Op de patiëntenkaart staat als conclusie genoteerd: ‘ vreselijk gebit, vooral Li, stinkt enorm, adv. saneren’. Ten aanzien van het consult dat op 30 november 2010 plaatsvond heeft beklaagde gesteld dat onder narcose een eerste inspectie heeft plaatsgevonden, waarna de assistente een deel van het gebit heeft schoongemaakt. Vervolgens bleek bij nader onderzoek dat met het instrumentarium onder de kiezen, tussen de wortels, kon worden gestoken en dat het tandvlees en kaakbot zodanig terug getrokken waren dat de wortels van de kiezen bloot lagen. Dit was volgens beklaagde aan beide kanten van het gebit het geval en was er nog slechts een gezonde kies aanwezig. Beklaagde heeft ter zitting desgevraagd tevens verklaard dat de kiezen bij aanraking met het instrumentarium zelfs onder narcose extreem gevoelig voor de kat bleken te zijn.

5.3. Bij gebrek aan bewijs voor het tegendeel gaat het college uit van de door beklaagde beschreven uitermate slechte gesteldheid van het gebit van de kat, waarvoor ook steun is te vinden in de patiëntenkaart. Het college acht daarnaast voldoende aannemelijk dat bij het consult op 22 november 2010 voor beklaagde nog niet te (voor)zien was dat de uiteindelijke gebitsbehandeling veel uitgebreider zou worden dan op dat moment kon worden ingeschat en dat eerst na het verwijderen van het tandsteen op 30 november 2010 zichtbaar werd dat de kieswortels bloot lagen en andere gebitselementen beschadigd waren.

5.4. Het college deelt de visie van beklaagde dat bij een dergelijk slecht en pijnlijk gebit als beschreven, het extraheren van blootliggende, beschadigde en loszittende gebitselementen geïndiceerd c.q. noodzakelijk is. Anders dan klaagster is het college van oordeel dat die behandeling in het belang van de gezondheid en het welzijn van de kat is geweest, om pijn en ontstekingen tegen te gaan en voor de toekomst te voorkomen. Het college acht daarbij niet klachtwaardig dat beklaagde ook de enige nog gezonde kies heeft geëxtraheerd, nu deze na trekking van de overige elementen geen functie voor het kauwen meer had.

5.5. Anderzijds had het wel op de weg van beklaagde gelegen vooraf met klaagster over de behandeling te overleggen. Beklaagde heeft dit zelf achteraf kennelijk ook ingezien, nu hij daarvoor zijn excuses aan klaagster heeft aangeboden. Gelet hierop en omdat ook bij uitstel tot een later moment het extraheren van de gebitselementen onvermijdelijk zou zijn geweest, ziet het college onvoldoende aanleiding om beklaagde op dit punt een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Volstaan wordt met de aanbeveling aan beklaagde om zijn werkwijze c.q. communicatie op dit punt voor de toekomst te verbeteren. Ten overvloede wordt overwogen dat naar vaste jurisprudentie van het college niet kan worden geklaagd over de wijze waarop een dierenarts met een diereigenaar communiceert, tenzij de zorg voor het dier hieronder heeft geleden. Dit laatste is hier niet het geval geweest, nu de behandeling geïndiceerd en naar het oordeel van het college in het belang van de kat is geweest.

5.6. Op grond van het voorgaande wordt de klacht ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. Th.A.M. Witjes, drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils en drs. M. Lockhorst, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2012 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                  mr. G.J. van Muijen