ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0403 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2010/105

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0403
Datum uitspraak: 26-01-2012
Datum publicatie: 16-03-2012
Zaaknummer(s): 2010/105
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Na sterilisatie van hond met diabetes ontstaat uiteindelijk buikvliesontsteking. De verschillende klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.

X , klager

tegen

Y, beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennis genomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. Op 1 december 2011 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Klager is verschenen tezamen met zijn echtgenote. Beklaagde is eveneens verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, mevr. mr. Z.

2. DE KLACHT

Voor wat betreft de inhoud van de klacht volgt het college de opsomming die door klager is gegeven in zijn brief aan het college van 14 november 2010. Aldus gaat het college er vanuit dat beklaagde wordt verweten dat zij ten aanzien van de hond van klager:

1. te zeer heeft aangedrongen op een operatie ter verwijdering van de baarmoeder;

2. voorafgaande aan die operatie onvoldoende onderzoek heeft verricht;

3. tekort is geschoten in de informatieverstrekking omtrent de levensverwachting van de hond, toen er diabetes werd geconstateerd;

4. na de sterilisatie bij een consult op 17 september 2010 geen degelijke klinisch onderzoek en controle van de operatiewond heeft verricht en pijnklachten niet serieus heeft genomen;

5. op 18 september 2010 onbereikbaar is geweest, ook voor de dienstdoende dierenarts;

6. onhygiënisch te werk is gegaan bij de operatie;

7. voor het overlijden van het dier verantwoordelijk is op basis van de punten 1. t/m 6.;

8. zou ‘aanknoeien’ met dieren zonder enige onderbouwing of ondersteunend onderzoek.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klager, een Labrador met de naam XXXX, geboren 5 juni 2002.

3.2. Op 17 juni 2010 heeft klager beklaagde geconsulteerd omdat de hond onder meer sloom was, slecht at en eenzijdige neusuitvloeiing had. Onder sedatie heeft, voor zover mogelijk, inspectie van de bek en neus van de hond plaatsgevonden naar een vreemd voorwerp of een tumor. Er werden echter geen aanwijzingen in die richting gevonden. Er is een antibioticumkuur voorgeschreven en de hond heeft een injectie Dexadreson toegediend gekregen. Afgesproken werd de situatie nog even aan te zien. Bij het uitblijven van verbetering zou doorverwijzing naar een KNO-arts worden overwogen.

3.3. Bij een consult ongeveer een week later bleek verbetering te zijn opgetreden. In verband met een andere klacht –frequent plassen- heeft urine- en bloedonderzoek plaatsgevonden, waaruit naar voren kwam dat de hond diabetes mellites (suikerziekte) had. Er is een informatieboekje over diabetes verstrekt en er is gesproken over de behandeling van deze aandoening. Klager is eind juni 2010 begonnen met het toedienen van de insuline-injecties aan de hond.

3.4. In de periode hierna heeft regelmatig controle plaatsgevonden van de bloedsuikerspiegel, die aanvankelijk naar een acceptabel niveau daalde, maar die vervolgens op andere momenten weer te hoog bleek te zijn. Eind augustus/begin september 2010 is besloten over te gaan tot sterilisatie van de hond. De operatie heeft op 15 september 2010 plaatsgevonden.

3.5. Op 17 september 2010 heeft een consult plaatsgevonden, waarbij de bloedsuikerspiegel is gecontroleerd, de operatiewond is geïnspecteerd en klinisch onderzoek plaats heeft gevonden. Behalve lichte verhoging (39,2 graden) zijn geen bijzonderheden vastgesteld. Klager heeft medicatie (Baytril en Rimadyl) meegekregen en afgesproken werd dat hij thuis de temperatuur nog zou meten en doorgeven.

3.6. Op zaterdagochtend 18 september 2010 constateerde klager dat er vocht uit de operatiewond kwam en leek de wondstreek pijnlijk. Klager heeft zich tot de dienstdoende dierenarts gewend, die heeft geconstateerd dat veel pus uit de wond kwam en dat de situatie zorgwekkend was. De wond is voor nadere inspectie geopend en met fysiologisch zout gespoeld. Er zijn drains aangebracht en de wond is gesloten.

3.7. Op zondagochtend 19 september 2010 heeft de betreffende dierenarts verband verwisseld, de wond geïnspecteerd en vastgesteld dat de het beter leek te gaan. In de avond bleek kreeg de hond echter opnieuw veel pijn en trad weer een verslechtering op, waarna de betreffende dierenarts opnieuw is geconsulteerd. Deze heeft geconstateerd dat er een buikvliesontsteking was ontstaan. In overleg is besloten tot euthanasie.

4.HET VERWEER

Beklaagden hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klager, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen.

Ten aanzien van klachtonderdeel 1

5.2. Ter zitting heeft klager toegelicht dat hij in verband met de conditie waarin de hond begin september 2010 verkeerde liever nog enige tijd had gewacht met sterilisatie. Het college is evenwel van oordeel dat sterilisatie geïndiceerd c.q. geboden was, omdat er al enige tijd sprake was van een sterke schommeling van de bloedsuikerwaarden en de diabetes -eind juni 2010 vastgesteld- na sterilisatie beter onder controle zou kunnen worden gehouden. Voorts is onvoldoende komen vast te staan dat de hond in een zodanige conditie verkeerde dat een operatie onverantwoord was, noch dat er door beklaagde onbetamelijke druk op klager is uitgeoefend om met de operatie in te stemmen. Klachtonderdeel 1 wordt verworpen.

Ten aanzien van klachtonderdeel 2

5.3. Ter zitting is gebleken dat dit klachtonderdeel door klager is geformuleerd vanwege het feit dat hij niet de beschikking heeft gekregen over de volledige patiëntenkaart, waaruit de verrichte onderzoeken blijken. Niet gebleken is echter dat dit opzettelijk informatie door beklaagde is achtergehouden. Ter zitting is door klager voorts erkend dat ook in de weken voor de operatie frequent onderzoek is verricht naar de bloedsuikerwaarden, hetgeen ook uit de overgelegde handgeschreven patiëntenkaart kan worden afgeleid. Gelet hierop is er onvoldoende grond voor toewijzing van dit klachtonderdeel.

Ten aanzien van klachtonderdeel 3

5.4. Naar het oordeel van het college is er onvoldoende reden om te oordelen dat beklaagde tekort is geschoten in de informatieverstrekking over diabetes. Er is een informatieboekje verstrekt en er is uitvoerig gesproken over de keuze om de ziekte al dan niet te behandelen, gelet op de leeftijd van de hond en het feit dat dit praktisch mogelijk moest zijn, omdat er dan op gezette tijden injecties met insuline moesten worden toegediend en ook qua voeding een strak schema moest worden aangehouden. Voor zover beklaagde zou hebben aangegeven dat bij een behandeling van de diabetes de prognose niet slecht was en de hond nog wel enkele jaren zou kunnen leven, ziet het college geen aanleiding om deze uitgesproken verwachting als tuchtrechtelijk verwijtbaar te kwalificeren. Klachtonderdeel 3 wordt afgewezen.

Ten aanzien van klachtonderdeel 4

5.5. Het onderzoek bij een consult na de operatie op vrijdag 17 september 2010 heeft door een collega van beklaagde plaatsgevonden. Beklaagde was daarbij aanwezig. Zij heeft ter zitting gesteld dat de lichaamtemperatuur van de hond is opgenomen, ademhaling, pols en slijmvliezen zijn gecontroleerd en dat geen bijzonderheden zijn geconstateerd, behalve lichte verhoging (39,2 graden Celsius) . Verder is de buik van de hond beluisterd en gepalpeerd, waarbij geen verhardingen zijn gevoeld en leverde inspectie van de wond geen bijzonderheden op. De bloedsuikerspiegel bleek iets gezakt.

5.6. Desgevraagd heeft beklaagde verklaard dat de pleister op de operatiewond bij de controle niet is verwijderd. Hoewel dit wel gebruikelijk en aanbevelingwaardig is, heeft beklaagde voldoende aannemelijk gemaakt dat een voldoende gedegen beoordeling van de wond en de wondstreek heeft plaatsgevonden. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het een zeer dunne c.q. smalle pleister betrof, dat beklaagde ter zitting heeft gesteld er geen vochtverlies of vochtophopingen in de pleister zichtbaar waren en dat het gebied buiten de pleister absoluut niet rood of geïrriteerd was. Verder lopen de lezingen uiteen omtrent de klinische gesteldheid van de hond op dat moment. Volgens klager had de hond veel pijn, kon slechts hurken en liet ze haar ontlasting lopen, waar beklaagde stelt dat de hond wat onrustig was en er alleen lichte verhoging (39,2 graden) is vastgesteld. Het klinisch onderzoek leverde voor het overige geen afwijkingen op en onbestreden is gebleven dat er medicatie (antibiotica, pijnstilling) aan klager is meegegeven en dat hij de lichaamstemperatuur van de hond nadien thuis nog heeft gecontroleerd en heeft doorgegeven, die toen eveneens rond de 39,3 graden zou hebben bedragen. Gelet op het voorgaande ziet het college onvoldoende aanleiding te oordelen dat tijdens het onderzoek bij het bewuste consult verwijtbare fouten zijn gemaakt. Beklaagde kan niet worden verweten dat zij op grond van haar bevindingen heeft geconcludeerd dat er op dat moment geen reden was voor zorg. Aldus slaagt ook klachtonderdeel 4 niet.

Ten aanzien van klachtonderdeel 5

5.7. Ook het verwijt dat beklaagde op zaterdag 18 september 2010 niet bereikbaar is geweest acht het college niet terecht. Beklaagde had dat weekend geen dienst en er was een waarnemend dienstdoende dierenarts beschikbaar. Bij het een dag eerder verrichte onderzoek zijn geen zorgelijke signalen naar voren gekomen, zodat beklaagde niet kon bevroeden dat er een dag later een kritieke situatie zou ontstaan. Hiervan uitgaande acht het college niet verwijtbaar dat beklaagde de dienstdoende weekenddierenarts niet vooraf heeft geïnformeerd over de hond. Klachtonderdeel 5 wordt verworpen.

Ten aanzien van klachtonderdeel 6

5.8. Dat er in de praktijk van beklaagde onder slechte hygiënische omstandigheden wordt gewerkt is gemotiveerd betwist en kan zonder verdere onderbouwing niet worden aangenomen. Niet bewezen is dat de later bij de hond opgetreden wondontsteking is ontstaan door niet steriel werken van beklaagde tijdens de operatie. Ook klachtonderdeel 6 faalt.

Ten aanzien van klachtonderdeel 7

5.9. Doordat er geen sectie is verricht bestaat er geen zekerheid over de precieze doodsoorzaak. Ook ontbreekt bewijs voor de stelling van klager dat het ontstaan van de wondontsteking door beklaagde had kunnen worden voorkomen. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat er voor, tijdens of na de operatie veterinair onjuist is gehandeld. Aldus kan niet worden geconcludeerd dat aan het ontstaan van de wondinfectie en het overlijden van de hond verwijtbare fouten van beklaagde ten grondslag hebben gelegen. Klachtonderdeel 7 wordt als niet bewezen verworpen.

Ten aanzien van klachtonderdeel 8

5.10. Het verwijt dat beklaagde met dieren zou ‘aanknoeien’ acht het college te algemeen geformuleerd en onvoldoende gefundeerd. Ook dit klachtonderdeel wordt daarom afgewezen.

De eindconclusie

5.11. De slotsom is dat de door klager geformuleerde klachtonderdelen niet kunnen slagen en dat deze door het college ongegrond worden verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr.  G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. Th.A.M. Witjes, drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils en drs. M. Lockhorst, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2012 door mr.  G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                  mr. G.J. van Muijen