ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0399 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2010/59

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2012:YF0399
Datum uitspraak: 26-01-2012
Datum publicatie: 16-03-2012
Zaaknummer(s): 2010/59
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie:   Beklaagde wordt verweten dat zij bij de hond van klaagster niet is overgegaan tot een behandeling tegen schurftmijt met het middel Ivermectine. Ongegrond.  

X,  klaagster

tegen

Y,  beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft in deze zaak kennisgenomen van de klacht, het verweer en de repliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 1 december 2011, gelijktijdig met de behandeling van de klachten met de zaaknummers 2010/60 en 2010/81. Alle beklaagden in genoemde zaken zijn verschenen. Klaagster was eveneens aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, mr. Z.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten bij het onderzoek en de behandeling van de hond van klaagster veterinair nalatig te hebben gehandeld. In het bijzonder wordt beklaagde verweten dat zij niet is overgegaan tot een medicamenteuze behandeling tegen schurftmijt met het middel Ivermectine.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een Dobermann Pinscher met de naam XXXX

3.2. Op 14 november 2007 heeft klaagster met de hond de praktijk van beklaagde geconsulteerd. Volgens de patiëntenkaart vond het consult in eerste instantie plaats voor het maken van röntgenfoto’s in het kader van een onderzoek naar heupdysplasie. Bij dit consult is aan de orde gesteld dat de hond kale plekken op het lichaam had en dat klaagster zelf aan schurftmijt dacht. Er zijn –naar het college ter zitting heeft begrepen door een collega van beklaagde- afkrabsels van de huid genomen en microscopisch onderzocht, waaruit echter geen aanwijzingen voor schurftmijt naar voren zijn gekomen. Geadviseerd is tot een behandeling met Stronghold.

3.3. Op 19 maart 2008 heeft klaagster wederom de praktijk van beklaagde geconsulteerd in verband met jeuk- c.q. huidklachten bij haar hond. Ter zitting heeft beklaagde verklaard dat dit onderzoek door een vrouwelijke collega is uitgevoerd. Er zijn wederom afkrabsels van de huid microscopisch onderzocht, waarbij geen mijten zijn aangetroffen. De hond heeft antibiotica voorgeschreven gekregen en er is tevens gesproken over een voedselallergie als mogelijke oorzaak van de klachten.

3.4. Op 1 april 2008 heeft er een consult plaatsgevonden waarbij beklaagde de behandelend dierenarts is geweest. Er zijn daarbij opnieuw afkrabsels van de huid microscopisch onderzocht. Ook dit keer zijn geen aanwijzingen voor schurftmijt gevonden. Beklaagde heeft vervolgens huidbiopten afgenomen en voor onderzoek naar het laboratorium gestuurd.

3.5. Op 7 april 2008 is klaagster telefonisch geïnformeerd over de uitslag van het laboratoriumonderzoek. Die wees op een matige tot uitgebreide deels pervasculaire dermatitis met kenmerken van allergische achtergrond (allergische dermatitis).

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is of beklaagde te kort geschoten is in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster.

5.2. Het college stelt voorop dat klaagster in verband met de huidklachten (kale plekken, jeuk) bij haar hond gedurende een betrekkelijk korte periode, te weten van 14 november 2007 tot 1 april 2008, de praktijk van beklaagde heeft geconsulteerd.

5.3. Voorts neemt het college tot uitgangspunt dat in het veterinair tuchtrecht een dierenarts in beginsel alleen op zijn of haar eigen diergeneeskundige handelingen kan worden aangesproken. Beklaagde heeft ter zitting onbestreden gesteld dat zij alleen bij het consult op 1 april 2008 de betrokken dierenarts is geweest en dat zij niet de behandelend dierenarts was bij de eerdere consulten, die door haar collegae zijn verricht.

5.4. Het college acht niet verwijtbaar dat beklaagde zonder voldoende duidelijkheid omtrent de diagnose niet direct is overgegaan tot de inzet van Ivermectine. Bij de eerdere microscopische onderzoeken door haar collegae waren immers geen mijten aangetroffen en ook haar eigen microscopisch onderzoek op 1 april 2008 leverde geen concrete aanwijzingen voor schurftmijt op. Verder wees de laboratoriumuitslag van de huidbiopten eerder in de richting van een allergische oorzaak. Gelet hierop acht het college verdedigbaar en tuchtrechtelijk niet verwijtbaar dat beklaagde toepassing van Ivermectine op dat moment (nog) niet geïndiceerd heeft geacht. Na het vernemen van de laboratoriumuitslag op 7 april 2008 heeft klaagster de praktijk niet meer geconsulteerd en is beklaagde niet meer in de gelegenheid geweest verder onderzoek te doen of een andere behandeling in te zetten.

5.5. Op grond van het voorgaande zal de klacht ongegrond worden verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter en door de leden  drs. Th.A.M. Witjes, drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils en  drs. M. Lockhorst, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2012 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                  mr. G.J. van Muijen