ECLI:NL:TDIVBC:2012:7 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2011/13

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2012:7
Datum uitspraak: 14-05-2012
Datum publicatie: 22-01-2014
Zaaknummer(s): VB 2011/13
Onderwerp: Overige diersoorten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verwijdering aspergilloom bij kaketoe.

Veterinair Beroepscollege

Uitspraak van 14 mei 2012

in de zaak VB 11/13 van

X, dierenarts te A,

beklaagde in eerste aanleg, appellant,

en tevens verweerder in hoger beroep

hierna te noemen: dierenarts

tegen                       .

Y, wonende te B,

klaagster in eerste aanleg, appellante,

en tevens verweerster in hoger beroep

hierna te noemen: klaagster,

1      Het geding

Bij beroepschrift van 24 oktober 2011 is de dierenarts bij het Veterinair Beroepscollege (verder: VBC)  in beroep gekomen tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege (verder: VTC) van 6 oktober 2011 (2010/04).

Bij beroepschrift van 30 november 2011 heeft ook klaagster beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Partijen hebben over en weer op elkaars beroepschrift gereageerd.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van het VBC, gehouden op

9 maart 2012, waar de dierenarts, klaagster en namens haar ook haar partner

Z  (ieder voor zich dan wel tezamen verder aangeduid als: klaagster) hun standpunten hebben toegelicht.

Hierna is de uitspraak bepaald.

2       De uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege

2.1   Nadat bij de tussenuitspraak van het VTC aan de deskundige W een aantal vragen is voorgelegd met het verzoek daarover schriftelijk te rapporteren en deze rapportage door partijen van commentaar is voorzien, heeft het VTC bij de aangevallen uitspraak de klacht van klaagster deels toegewezen en de dierenarts de maatregel van een waarschuwing, als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub a van de Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunde 1990 (hierna: WUD), opgelegd.

Het VTC heeft de klacht als volgt samengevat.

1. de dierenarts heeft een te optimistische prognose gegeven terzake van een ingreep ter verwijdering van een aspergilloom bij de kaketoe van klaagster, althans onjuiste informatie  gegeven over de risico’s op complicaties en overlijden;

2. de dierenarts heeft een narcosewijze toegepast die niet lege artis was, waardoor de kaketoe tijdens de ingreep af en toe bijkwam;

                3. de dierenarts heeft bij de ingreep instrumentarium gebruikt dat te grof en niet

                geschikt was voor de tere luchtpijp van de vogel;

4. de dierenarts is na de ingreep met betrekking tot het toezicht, bewaking en nazorg tekort  geschoten.

2.2  Het VTC heeft de klachtonderdelen 2 t/m 4 ongegrond en klachtonderdeel 1 gegrond verklaard. Klaagster heeft in beroep bezwaren geuit tegen de feitenvaststelling door het VTC en heeft voor het overige grieven aangevoerd tegen de ongegrondverklaring van genoemde klachtonderdelen.

Het beroep van de dierenarts is gericht tegen de gegrondverklaring van klachtonderdeel 1 en de hem opgelegde maatregel.

3       De beoordeling in beroep

3.1  Het gaat in deze zaak om de volgende vaststaande feiten.

a)  Nadat vanaf 7 februari 2009 de toen ongeveer 28 jaar oude kaketoe Chacha van klaagster zijn stem was kwijtgeraakt en sprake was van niesbuien en benauwdheid, heeft klaagster de dierenarts op 13 februari 2009 telefonisch om informatie hierover gevraagd; de dierenarts heeft toen onder meer als mogelijkheid een schimmelprop ten gevolge van aspergillosis genoemd en klaagster verwezen naar zijn webside met informatie over symptomen en behandelopties van deze aandoening.

b)  Op 16 februari 2009 heeft klaagster de kaketoe voor onderzoek aangeboden aan de dierenarts. Deze constateerde, middels röntgenologisch onderzoek en een tracheoscopie onder narcose, een klein schimmelpropje in de syrinx, dat de syrinx voor ca. 25% afsloot. In onderling overleg is besloten te starten met een conservatieve behandeling met Itraconazole en extra vitaminen. De dierenarts heeft geadviseerd het propje bij toenemende benauwdheid te laten weghalen. Klaagster heeft de dierenarts haar angst voor narcose kenbaar gemaakt, waarop de dierenarts heeft laten weten dat dit voor de kaketoe een zeer klein risico met zich bracht.

c)  Op 18 februari 2009 heeft de dierenarts desgevraagd door klaagster  telefonisch meegedeeld de voorkeur te geven aan verneveling met trisoral boven stomen om de vogel verlichting te geven.

d)  Na telefonische contacten met de dierenarts tussen 23 en 25 februari 2009 en e-mailcontact op 26 en 27 februari waarbij de dierenarts vragen van klaagster over de verneveling heeft beantwoord, is bij het daaropvolgende consult op

6 maart door klaagster en de dierenarts geconstateerd dat de benauwdheid met de ingezette therapie niet minder werd. Hij bleef kortademig met name bij opwinding. De dierenarts heeft toen voorgesteld het propje te verwijderen. Klaagster heeft hierop laten weten daar nog niet aan toe te zijn. Daarop is afgesproken nog even niet in te grijpen en een antibioticum (Baytril) aan de behandeling toe te voegen, omdat een secundaire bacteriële infectie niet kon worden uitgesloten.

De dierenarts heeft klaagster gewezen op de risico’s, als de prop niet verwijderd zou worden.

e)  Bij opvolgende e-mail van 10 maart heeft klaagster de dierenarts meegedeeld dat na een flinke toename van de ademruis en benauwdheid met niesbuien sedert het vorige consult de situatie van de kaketoe inmiddels weer stabiel leek. Daarbij vroeg zij de dierenarts om informatie over een gecombineerde behandeling van verneveling met orale toediening van medicatie, waarover zij zich op internet had georiënteerd. De dierenarts heeft haar op 12 maart geantwoord dat deze combinatie effectiever was, maar een opname in de kliniek verlangde.          Voorts heeft de dierenarts de vraag van klaagster “Hoe het verwijderen van een schimmelpropje precies in zijn werk gaat. Wordt dat afgezogen of eruit getrokken”,  aldus beantwoord: “Beide, wat maar lukt”. Op de vraag van klaagster hoe groot de dierenarts de kans op een complicatie bij deze ingreep inschatte, antwoordde deze “10-15%”.

f)  Op vrijdag 13 maart heeft klaagster uit angst voor een nieuwe benauwdheidsaanval tijdens het komende weekend de vogel opnieuw voor onderzoek aangeboden aan de dierenarts. Op dat moment maakte de vogel geen zichtbaar zieke indruk. Wel constateerde  de dierenarts dat de kaketoe met de ingezette behandeling niet echt was opgeknapt. Om een inschatting te maken van de situatie heeft de dierenarts in overleg met klaagster opnieuw een tracheoscopie onder narcose uitgevoerd. Hierbij bleek hem, volgens de status, dat de schimmelprop inmiddels de syrinx voor ca. 75% afsloot. Terwijl de kaketoe onder narcose werd gehouden, heeft de dierenarts klaagster van deze aanzienlijke verergering van het proces in de syrinx op de hoogte gebracht. In overleg met klaagster heeft de dierenarts besloten de schimmelprop te verwijderen. Na het toedienen van narcosegas en het inbrengen van een canule in de linker luchtzak van de vogel voor de extra toediening van zuurstof en narcosegas, heeft de dierenarts geprobeerd  de schimmelprop uit de syrinx te verwijderen. Om een onnodig lange narcose te vermijden heeft de dierenarts na een klein half uur deze poging om de prop te verwijderen, gestaakt. Hiervan heeft hij klaagster op de hoogte gesteld en voorgesteld om de vogel de gelegenheid te geven rustig bij te komen van de narcose en later die dag nog een poging tot verwijdering te doen. Hiermee heeft klaagster ingestemd. Bij het bijkomen gaf de vogel bloederig slijm op en was korte tijd sprake van tremoren en spiertrillingen. Gaandeweg verbeterde de situatie.

g)  Tegen het einde van de middag toen de dierenarts de behandeling wilde voortzetten wist de vogel uit de handen van de dierenarts te ontsnappen en fladderde hij in de behandelkamer rond. De dierenarts heeft de vogel gepakt en weer onder narcose gebracht en nogmaals geprobeerd de schimmelprop door middel van grasping en suctie via de luchtpijp te verwijderen, waarbij deze handelingen deels blind zijn uitgevoerd. De canule in de linker luchtzak bleef gehandhaafd voor de toediening van zuurstof en extra narcosegas.  Ook deze poging is mislukt.   De vogel is hierbij ongeveer 30 minuten onder narcose geweest. Bij deze ingreep is klaagster aanwezig geweest.

h)  Nadat de vogel door de dierenarts was teruggelegd in de recoverykooi om te kunnen bijkomen, heeft hij zich in dezelfde ruimte tot klaagster en haar partner gewend om te kunnen mededelen, dat nog een poging tot verwijdering geen kans van slagen meer zou hebben.

Kort daarop is de vogel overleden. De doodsoorzaak is niet vastgesteld.

De grieven

3.2  Aan de orde is de vraag of de dierenarts te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kaketoe van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp is ingeroepen. Alvorens de grieven van klaagster en de dierenarts te bespreken stelt het VBC het volgende voorop.

3.3  Klaagster meent dat het VTC zich teveel heeft gebaseerd op ongestaafde beweringen van de dierenarts. Daartoe overweegt het VBC dat in gevallen als het onderhavige, waarin partijen een verschillende lezing geven van de voor de beoordeling van de klacht relevante feiten en omstandigheden, het vaste tuchtrechtspraak is dat de dienaangaande klacht niet gegrond kan worden bevonden indien op grond van de beschikbare gegevens niet kan worden vastgesteld van welke lezing moet worden uitgegaan. Dit rechtsoordeel berust niet op de opvatting dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan dat van de dierenarts, maar op het uitgangspunt dat het oordeel omtrent de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van handelen of nalaten waarover is geklaagd  zijn grondslag behoort te vinden in feiten en omstandigheden die als vaststaand kunnen worden aangenomen. Een tuchtrechtelijke sanctie kan slechts worden gebaseerd op zodanige feiten en omstandigheden.

3.4  In beroep is voorts aan de hand van de status, klaagsters verslaglegging dd 23 maart 2009 van de feitelijke gang van zaken rond de behandeling van de kaketoe tussen 16 februari en 13 maart 2009 en de op 30 maart 2009 gedateerde bevestiging door de dierenarts van de juistheid daarvan de ongegrondheid geconstateerd van de stelling van de dierenarts dat klaagster op 16 dan wel 18 februari 2009 een door hem voorgestane, invasieve behandeling zou hebben geweigerd.

Hiermee is het belang voor klaagster ontvallen aan haar bezwaar dat het VTC deze stelling van de dierenarts heeft onderschreven en behoeft dit bezwaar geen verdere bespreking. Klaagster betwist nog de bevinding van de dierenarts op 13 maart 2009 dat de syrinx op dat moment voor 75% door de schimmelprop was afgesloten. Het VBC gaat uit van de juistheid van het door de dierenarts vermelde percentage, nu dit blijkt uit de overgelegde status. De partijen zijn het er over eens dat de vogel voor de ingrepen op 13 maart geen zichtbaar zieke indruk maakte. De dierenarts kon evenwel pas een juiste inschatting van de aandoening van de kaketoe maken na de tracheoscopie. Pas toen werd hem de ernst van de aandoening duidelijk. Deze heeft hij onmiddellijk met klaagster gedeeld. Dat de kaketoe alleen bij tijd en wijle last had van benauwdheid vindt, anders dan klaagster blijkbaar veronderstelt, zijn oorzaak in het feit dat daarvan geen sprake hoeft te zijn zolang de vogel zich rustig houdt, maar deze vooral optreedt bij (overmatige) opwinding en beweging. Ook de door klaagster gemelde ademruis cq piepen wijst op benauwdheid. Het VTC is dus terecht uitgegaan van een ernstige (75%) afsluiting van de syrinx op 13 maart.

3.5  Voor zover de dierenarts met een beroep op art. 23 WUD de voorzitter van het VBC verzoekt maatregelen te nemen tegen de leden van het VTC wegens beweerdelijke procedurefouten en ondeskundige oordeelsvorming, gaat het VBC aan dit verzoek voorbij. Bij de beoordeling van het beroep van beide partijen wordt het toetsingskader gevormd door de grieven van partijen in de context van artikel 14 aanhef en sub a WUD.

3.6  Aangezien het VBC bij zijn beoordeling van de handelwijze van de dierenarts geen acht zal slaan op het op verzoek van het VTC uitgebrachte deskundigenbericht, kunnen de bezwaren van de dierenarts tegen de wijze van totstandkoming daarvan onbesproken blijven.

3.7  De verdere bezwaren van klaagster tegen de einduitspraak van het VTC betreffen, kort gezegd, nog het ingrijpen van de dierenarts op 13 maart 2009. Het beroep van de dierenarts betreft de door het VTC gehonoreerde schending van zijn informatieplicht en de daarop gebaseerde maatregel.

Informatieplicht

3.8  De dierenarts meent dat het VTC bij de beoordeling van de klacht van klaagster over mankerende informatie buiten het toetsingkader van art. 14, aanhef en onder a, WUD is getreden en de daarop gebaseerde maatregel al daarom ongegrond is. Hierin kan het VBC de dierenarts niet volgen. Dit onderdeel van de klacht van klaagster  betreft  niet slechts zijn bejegening van haar dan wel zijn communicatie met haar. De dierenarts ziet bij zijn standpunt over het hoofd dat hij klaagster als eigenaar van de aan zijn zorg toevertrouwde kaketoe met het oog op haar toestemming voldoende diende voor te lichten over prognoses, risico’s en gevolgen van voorgenomen onderzoeken en voorgestelde behandelingen. Deze informatieplicht betreft het veterinair handelen ten opzichte van het aan zijn zorg toevertrouwde dier en valt daarmee onder het bereik van art. 14, aanhef en

onder a, WUD.

3.9  Het VBC dient vervolgens te beoordelen of de dierenarts aan deze informatieverplichting heeft voldaan. Voor zover de klacht gericht is tegen het  antwoord van de dierenarts over de werkwijze van verwijdering per e-mail van 12 maart 2009 acht het VBC de klacht ongegrond. De dierenarts kon met zijn korte antwoord, zoals hierboven in ro 3.1. sub e) weergegeven volstaan, mede gelet op het door klaagster gekozen communicatiemiddel en het feit dat klaagster bij het consult de volgende dag mondeling meer tekst en uitleg had kunnen vragen, indien daaraan toen behoefte bestond.

3.10 Klaagster verwijt de dierenarts toen ook onvoldoende informatie te hebben gegeven. Ook hierin kan het VBC, in afwijking van de zienswijze van het VTC hieromtrent,  klaagster niet volgen. Klaagster erkent van meet af aan op de hoogte te zijn geweest van de ernst van de aandoening aspergillosis met het risico van verstikking. Zij geeft zelf aan duidelijke aanvallen van benauwdheid te hebben geconstateerd die haar verontrustten. Uit de hierboven onder ro 3.1. en 3.4. weergegeven feitelijke gang van zaken bij het derde consult blijkt dat de dierenarts klaagster vooraf van elke voorgenomen stap van de behandeling die dag in kennis heeft gesteld. Zoals gezegd bleek eerst door de scopie voor zowel klaagster als de dierenarts onverwachts de in ernstige mate voortgeschreden afsluiting  van de syrinx en daarmee de toegenomen ernst van de aandoening ten opzichte van de situatie van 16 februari bij de eerste scopie. De dierenarts heeft klaagster hierover, terwijl de kaketoe onder narcose werd gehouden, in het kort geïnformeerd en voorgesteld meteen tot verwijdering over te gaan. Klaagster heeft daarin toegestemd. De kans op verstikking zonder verwijdering moet haar toen des te meer duidelijk zijn geweest. Pas na de eerste poging tot verwijdering werd het de dierenarts duidelijk dat de schimmelprop vaster zat dan verwacht.

Hij schatte in met een tweede poging de prop alsnog te kunnen verwijderen, om de vogel zo een faire kans op overleven te geven, zoals hij ter zitting van het VBC heeft verklaard.  Dit is naar het oordeel van het VBC in de gegeven situatie met een afsluitingspercentage van 75% van de syrinx, waardoor andere opties ontbraken, een juiste afweging van kansen en mogelijkheden.  De dierenarts  heeft zijn voornemen om later op de dag een tweede poging tot verwijdering te doen, na de vogel eerst rustig te laten bijkomen van de narcose, met klaagster besproken. Ook daarmee heeft klaagster ingestemd. Zij was, zoals gezegd, op de hoogte van de ernst van de situatie, al was deze voor haar onmiskenbaar moeilijk te bevatten en te accepteren. Uit niets blijkt dat de dierenarts aan de hand van de bevindingen in de loop van de dag tegenover klaagster de situatie optimistischer heeft ingeschat dan verantwoord.

3.11 Uit het voorgaande volgt dat naar het oordeel van het VBC de klacht met betrekking tot de informatieplicht ongegrond is en dat de grief van de dierenarts terzake slaagt. Daarom kan de andersluidende beslissing van het VTC met de daarop gebaseerde waarschuwing niet in stand blijven.

De behandeling op 13 maart 2009

3.12 De grief van klaagster met betrekking tot de behandeling  op 13 maart richt zich, kort gezegd, tegen de beslissingen van het VTC met betrekking tot:

a)  de narcose,

b)  de werkwijze en het gebruikte instrumentarium,

c)  de nazorg.

ad a) de narcose

3.13 Naar het oordeel van het VBC is de door de dierenarts tijdens de pogingen tot het verwijderen van de schimmelprop toegepaste narcosewijze met isofluraan en zuurstof via een canule in de luchtzak een algemeen gebruikte en zeer veilige anesthesiemethode. Op deze manier blijft de luchtpijp vrij om langs die weg door middel van grasping en suctie de schimmelprop te verwijderen. Daarbij kunnen variaties in de narcosediepte van de vogel optreden, die door klaagster zijn geïnterpreteerd als bijkomen uit de narcose, maar op zich niet ongebruikelijk en praktisch niet te vermijden zijn. In dit licht bezien zijn er geen geen omstandigheden gebleken die aannemelijk maken dat de dierenarts bij toediening van de narcose via de luchtzakcanule onzorgvuldig heeft gehandeld.

Het VBC onderschrijft de conclusie van het VTC dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.

ad b) de werkwijze bij de pogingen tot verwijdering van de schimmelprop

3.14 Volgens klaagster is de dierenarts bij de ingrepen op 13 maart onzorgvuldig te werk gegaan, door gebruik te maken van te grof instrumentarium voor het verwijderen van de schimmelprop. Het VBC kan klaagster niet volgen in dit standpunt dat door de dierenarts ook gemotiveerd wordt bestreden. Het college neemt hierbij het volgende in aanmerking.

3.15 De te ruwe werkwijze leidt klaagster af uit haar waarnemingen bij de tweede poging. Juist is, dat de dierenarts veel moeite deed om de in de syrinx vastgegroeide schimmelprop te verwijderen. Naar het oordeel van het VBC is echter deze enkele observatie van een leek, van wie niet is gebleken dat zij vaker toeschouwer was bij een degelijke ingreep, onvoldoende om aan te nemen dat de dierenarts in zoverre onzorgvuldig heeft gehandeld. Dat daarvan sprake zou zijn kan evenmin worden geconcludeerd  uit het enkele feit dat de kaketoe kort na de tweede poging is overleden. De doodsoorzaak is immers niet vastgesteld.  De stelling van klaagster dat de dierenarts al teveel risico heeft genomen bij de tweede poging omdat een distaal, dus achter de syrinx gelegen schimmelprop zonder meer nauwelijks te verwijderen is, is feitelijk onjuist omdat in dit geval niet anders is gebleken dan dat de obstructie zich in de syrinx bevond.

3.16 Klaagster leidt de ongeschiktheid van het instrumentarium af uit het door het VBC buiten beschouwing gelaten rapport van de deskundige W. De enkele omstandigheid  dat in de universiteitskliniek, waar de deskundige werkzaam is, meer of ander instrumentarium aanwezig is dan het door de dierenarts gebruikte, betekent naar het oordeel van het VBC niet zonder meer dat de dierenarts met een eigen praktijk in de periferie al verwijtbaar heeft gehandeld door daarover niet te beschikken. Bovendien heeft de dierenarts met de door klaagster gewraakte scope bij de tracheoscopie op 16 februari en 13 maart de mate van afsluiting van de syrinx door de schimmelprop kunnen vaststellen. Anders dan door klaagster gesteld was dit instrument dus niet bij voorbaat ongeschikt voor gebruik bij de kaketoe.

3.17 De dierenarts beschrijft het door hem gebruikte instrumentarium als volgt: “De trachea bleek ondanks de omvang van de vogel, distaal niet wijd genoeg om met de standaard Storz werkschacht voor een 2,7 rigide scoop met 1,8 mm  werkkanaal te kunnen werken. De beschikbare 1,8 mm scoop (eveneens fabricaat Storz) bleek -voorspelbaar- te kort voor een visualisatie van de diep gelegen syrinx. Het bleek niet mogelijk om tegelijk én op de schimmelprop zicht te houden én met een flexibele 1,8 mm grasping biopsy forceps (Storz) te kunnen werken”.

De dierenarts heeft gesteld zijn werkwijze en het gebruikte instrumentarium bij het verwijderen van de schimmelprop te hebben afgestemd op een beschrijving daarvan  door eerder genoemde deskundige Westerhof  in haar artikel “Treatment of Tracheal Obstruction in Psittacine Birds” , gepubliceerd in 1995 in de Journal of Avian Medicine and Surgery. De dierenarts heeft onweersproken aangevoerd dat dit een voor gespecialiseerde dierenartsen als hij zelf gezaghebbende publicatie betreft. Het VBC volgt de dierenarts hierin.

W beschrijft daarin de resultaten van haar onderzoek bij het verwijderen van een tracheale schimmelprop in de syrinx bij in totaal 9  papegaaien en

1 kaketoe.  Zij spreekt daarbij over 1 tot 3 pogingen per vogel tot verwijdering, sommige daarvan met uiteindelijk dodelijke afloop. Ook maakt zij melding van de noodzaak soms blind te moeten werken. Er wordt verder melding gemaakt van het opgeven van bloed, zoals ook is gebeurd bij de kaketoe van klaagster na de eerste poging. De dierenarts wijst er verder op dat de door hem op 12 maart genoemde, op eigen ervaring gestoelde, risico-inschatting weinig afwijkt van de door W in haar artikel vermelde percentages met betrekking tot schimmelproppen met een zelfde locatie.

Gelet op al het voorgaande concludeert het VBC dat de hier besproken bezwaren van klaagster tegen de handelwijze van de dierenarts ongegrond zijn.

ad c) de nazorg

3.18 Tot slot meent klaagster dat de dierenarts te kort is geschoten in de nazorg van de kaketoe na de tweede poging tot verwijdering van de schimmelprop. Ook dit bezwaar dient te worden verworpen. Het VBC volgt het VTC voorzover dit college als volgt heeft overwogen: “ De vogel is na de tweede ingreep in de recoverykooi gelegd en korte tijd later overleden. Dienaangaande wordt allereerst overwogen dat het naar het oordeel van het college niet realistisch is om te veronderstellen dat de vogel na die tweede ingreep nog een reële overlevingskans had. Terzake de vraag of beklaagde in de nazorg tekort is geschoten wordt door het college voorts in ogenschouw genomen dat er sprake was van een hectische situatie, met aan beide kanten teleurstelling over het mislukken van de ingreep en de uitleg die daarover nog moest worden gegeven…”  Het VBC voegt daaraan toe dat dierenarts ter zitting in beroep heeft uitgelegd dat hij beoogd heeft de vogel juist in een prikkelarme omgeving van de recoverykooi in alle rust te laten bij komen om zo iedere vorm van stress en daarmee voorspelbaar gepaard gaande benauwdheid te vermijden. Het overlijden van de kaketoe zo kort daarop kan de dierenarts, die zich samen met klaagster op een paar meter afstand en in het zicht van de kooi bevond, in de gegeven situatie niet worden verweten.

Slotsom

3.19 Het voren overwogene leidt het VBC tot de slotsom dat de grieven van klaagster falen en dat de grief van de dierenarts terecht is opgeworpen. Derhalve kan de uitspraak van het VTC, voor zover deze strekt tot gegrondverklaring van het hierboven in § 2.1. weergegeven klachtonderdeel 1 en tot het opleggen aan de dierenarts van de maatregel van een waarschuwing niet in stand blijven.

4.      De beslissing

Het Veterinair Beroepscollege:

In het beroep van klaagster:

-verwerpt het beroep;

In het beroep van de dierenarts:

-verklaart het beroep gegrond;

-vernietigt de uitspraak van het VTC, voor zover deze strekt tot

   gegrondverklaring van eerder vermeld klachtonderdeel 1, en tot het opleggen

  aan de dierenarts van de maatregel van een waarschuwing;

-verklaart even genoemd klachtonderdeel alsnog ongegrond.

  Aldus gewezen door mr. W. Sorgdrager, voorzitter en de leden mr. H.C. Cusell,

      mr. J.M. Willink, drs. M.A. van Messel (dierenarts) en drs. N.H. Lieben

      (dierenarts), in tegenwoordigheid van mr. C.M. Lubbers, secretaris, en in het

       openbaar uitgesproken door de voorzitter te Den Haag op 14 mei 2012 in

       tegenwoordigheid van de secretaris.

              w.g.  secretaris                                                             w.g.  voorzitter

              Voor eensluidend afschrift,

               secretaris