ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3324 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 6197

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3324
Datum uitspraak: 12-03-2012
Datum publicatie: 27-09-2012
Zaaknummer(s): 6197
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beklag ex art 13 ongegrond. Deken had gegronde reden het verzoek af te wijzen omdat de vordering geen kans van slagen had.

Beslissing van 12 maart 2012

in de zaak 6197

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Utrecht

de deken

1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat. Bij brief van 12 september 2011 heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht, verder te noemen ‘de deken’, geweigerd een advocaat aan te wijzen als zijn advocaat voor een zaak waarin vertegenwoordiging dan wel bijstand van een advocaat verplicht is. In een klaagschrift gedateerd 25 september 2011 heeft klager zich hierover beklaagd.

2 HET GEDING BIJ HET HOF

2.1 Het klaagschrift is op 27 september 2011 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van de deken;

- de brief van klager aan het hof van 19 december 2011.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 13 januari 2012, waar klager en de deken zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 FEITEN

3.1 Het volgende is komen vast te staan:

Klager heeft de deken op 8 april 2011 een email geschreven met navolgende inhoud: “Al geruime tijd (meer dan acht maanden!) ben ik op zoek naar een advocaat die mij kan bijstaan in een civiele procedure maar ik lijk daar niet in te kunnen slagen. Hoewel de rechtvaardiging van de procedure veelvuldig wordt onderschreven loop ik bij herhaling tegen het probleem aan dat de betreffende advocaat om eigen commerciële redenen mijn zaak niet kan/wil aannemen. Mijn casus is complex en het dossier al fors. De schade die ik heb opgelopen en waarvoor ik wil/moet procederen begroot ik op 2-3 miljoen euro dus het gaat echt wel ergens over.

In het ene geval is de gesubsidieerde rechtbijstand (de toevoeging) het probleem omdat het in de verwachting ligt dat de (forfaitaire) vergoeding die de advocaat door de Raad van de Rechtsbijstand toegewezen krijgt niet opweegt tegen de (werk)belasting die deze zaak van hem/haar vraagt. Als ik dan eindelijk door die hobbel heen ben dan loop ik vast omdat de advocaat niet bereid is enig risico mee te dragen die zijn eigen nota’s op mij afwentelen waardoor wij het om die reden dan weer niet eens kunnen worden over de opdrachtformulering, het honorarium en de bijbehorende condities (Nota bene: ik vraag niet (!) om een no cure no pay oplossing). Omdat ik wel afhankelijk van zijn/haar prestaties ben vind ik een resultaatafhankelijke bijdrage alleszins redelijk maar het blijkt niet goed moegelijk te zijn een advocaat te vinden die hiertoe bereid is.

Nu mijn vraag aan u. Hoe kan ik mijn rechten nog verdedigen? Ik ben immers bij Wet verplicht om een advocaat in te schakelen maar wat moet ik als die allemaal niet wil(len)?

Mijn rechtsbijstandverzekeraar heeft mij in dit verband al in de kou laten staan en ook het juridisch loket te A. kwam niet verder dan mij door te verwijzing naar websites waar ik dan maar ‘een andere advocaat moest zoeken’. Omdat dit ook geen resultaat opleverde (inmiddels al 13 zien passeren) heeft men mij vervolgens naar u doorverwezen met het verzoek of u mij een advocaat kunt toewijzen. Deze advocaat moet bevoegd/bereid zijn om (zonodig/zo mogelijk) deze zaak op basis van gesubsidieerde rechtsbijstand aan te kunnen nemen (maar wellicht zijn er alternatieven en is dit geen noodzaak). De verwachting is dat het resultaat van de zaak hoger is dan de drempel van ca. € 10.000 waardoor de toevoeging achteraf weer vervalt.

Graag hoor ik spoedig van u omdat ik tegen verjaringstermijnen aan dreig te lopen.”

Klager wenst een procedure aanhangig te maken tegen de uitkeringsinstelling UWV en/of R. (Y.) teneinde schadevergoeding te vorderen op grond van toename en mogelijk zelfs blijvende arbeidsongeschiktheid door onvoldoende begeleiding dan wel tegenwerking bij de mogelijkheden tot herstel en/of re-integratie. Hij heeft daartoe, alvorens hij zich tot de deken wendde, diverse advocaten benaderd.

Bij brief van 12 september 2011 heeft de deken het verzoek van klager tot aanwijzing van een advocaat afgewezen. De deken heeft – nadat klager hem de namen verschafte van de advocaten die hij zelf had benaderd – met deze advocaten contact opgenomen. Uit dat onderzoek is de deken gebleken dat de kansen op succes in de door klager gewenste procedure door één advocaat als zeer gering en door de andere advocaten als kansloos wordt ingeschat. Tegen de advocaat die de kansen van klager als zeer gering inschatte en die zijn werkzaamheden voor klager heeft beëindigd (mr. K), heeft klager inmiddels een klacht ingediend. Die klacht is door de voorzitter van de Raad van Discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem bij beslissing van 25 november 2011 als kennelijk ongegrond afgedaan. Klager heeft van die beslissing op 7 december 2011 verzet ingesteld. Uitspraak op dat verzet is nog niet gedaan.

4 BEOORDELING

4.1 In zijn brief aan klager van 12 september 2011 heeft de deken verslag gedaan van zijn contacten met de diverse advocaten met wie klager contact had alvorens hij zich tot de deken wendde. De redenen van de diverse advocaten de zaak van klager niet in behandeling te willen nemen variëren van te weinig expertise tot onvoldoende kans van slagen. In zijn beklagschrift stelt klager dat hetgeen de deken schrijft niet in overeenstemming is met de feiten en dat een en ander sterk afwijkt van zijn weergave van de contacten met de advocaten. Nu klager geen schriftelijke afwijzingen c.q. adviezen van deze advocaten heeft kunnen overleggen omdat hij deze kennelijk niet heeft ontvangen, kan het hof de juistheid van hetgeen klager stelt niet vaststellen. Het hof heeft echter geen reden te twijfelen aan de juistheid van de weergave van de deken van zijn contacten met de verschillende advocaten, nu gesteld noch gebleken is dat de deken er enig belang bij heeft de inhoud van zijn contacten in strijd met de waarheid weer te geven. Klager wijst er op dat mr. K zijn zaak wel als haalbaar inschatte. Naar het oordeel van het hof behoeft die stelling van klager enige nuancering. Mr. K schrijft weliswaar dat hij een aansprakelijkheidsprocedure tegen het UWV met als grondslag de onrechtmatige besluiten van 11 en 20 april 2007, als mogelijk reëel en haalbaar aanmerkt, maar gezien de onzekerheid met betrekking tot het causaal verband tussen onrechtmatigheid en (omvang) van de schade, adviseert hij klager – zo mogelijk – middels onderhandeling met het UWV tot een reële schadevergoeding te komen, waarbij wordt opgemerkt dat het door klager verlangde bedrag geen reëel uitgangspunt is. Met andere woorden: ook uit het advies van mr. K blijkt dat deze de kans op succes in een procedure wegens het ontbreken van causaal verband tussen de vermeende onrechtmatigheid en de omvang van de schade als zeer gering en als risicovol inschat. 

4.2 In zijn brief van 19 december 2011 verzoekt klager het hof om X. te Utrecht als getuige op te roepen. In zijn beklagschrift stelt klager met betrekking tot deze advocaat dat zij het was die hem naar mr. K zond, omdat mr. K bekend stond als iemand met ervaring en bekendheid met deze kwesties.

4.3 Het hof zal dit verzoek niet honoreren. Wat er zij van de reden waarom mr. X. klager doorverwees naar mr. K., deze reden is niet van belang bij de beantwoording van de vraag of de deken op juiste gronden heeft geweigerd een advocaat aan klager toe te wijzen. Krachtens het tweede lid van artikel 13 Advocatenwet kan de deken het verzoek tot aanwijzing van een advocaat alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een gegronde reden is ondermeer dat de procedure die een rechtzoekende wil beginnen geen kans van slagen heeft dan wel dat de kans van slagen zeer gering is. Met de deken is het hof – gelezen hebbende het advies van mr. K - in de onderhavige zaak van oordeel dat de procedure die klager zou willen voeren als nagenoeg, zo niet volstrekt, kansloos dient te worden ingeschat. Om die reden zal het beklag ongegrond worden verklaard.

4.4 Daarbij komt nog dat klager, zoals door de deken onweersproken is gesteld, de volgende voorwaarden stelt aan de bijstand die een advocaat zou moeten verlenen:

- de advocaat dient in te stemmen met het verlenen van bijstand op basis van een toevoeging en daarnaast bereid te zijn in te stemmen met een resultaatsafhankelijke regeling (naar het hof begrijpt: indien de schadevergoeding een zodanige omvang heeft dat de toevoeging wordt ingetrokken);

- de advocaat dient zich op te stellen als de adviseur van klager en hem te erkennen als opdrachtgever;

- de advocaat moet in staat zijn om te gaan met een langdurig en chronisch zieke patiënt;

- de advocaat dient een man te zijn;

- de advocaat moet kantoor houden binnen een straal van 30 km rond A., doch niet in A., L. of S.;

- de advocaat moet geruime ervaring hebben c.q. senior zijn, gelet op de complexiteit van de zaak.

 Ten overvloede merkt het hof op dat het stellen van deze voorwaarden maakt dat de samenwerking van klager met welke advocaat dan ook op voorhand tot mislukken gedoemd lijkt.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht van 12 september 2011 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, A.D.R.M. Boumans, J.H.J.M. Mertens-Steeghs en R. Verkijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2012.