ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3452 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M191-2012

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3452
Datum uitspraak: 05-11-2012
Datum publicatie: 14-11-2012
Zaaknummer(s): M191-2012
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Gelet op het essentiële belang van de regel dat het een advocaat niet vrij staat zich rechtstreeks tot de wederpartij te wenden indien hij weet dat deze wordt bijgestaan door een advocaat en gelet op de omstandigheden waaronder verweerder zich hieraan schuldig heeft gemaakt legt de raad aan verweerder de maatregel van berisping op. Klacht gegrond; berisping

Beslissing van 5 november 2012

in de zaak M 191-2012

naar aanleiding van de klacht van:

mr. J.

klager

gemachtigde:

mr. K.

tegen:

mr. G

                                        verweerder

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 27 juni 2012 met kenmerk D, door de raad ontvangen op 28 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 september 2012 in aanwezigheid van de gemachtigde van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 27 juni 2012, met bijlagen;

-       de brief van klager van 22 augustus 2012

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1         Bij beschikking van 27 oktober 2011 is de echtscheiding uitgesproken tussen de cliënt van verweerder en mevrouw X. De rechtbank heeft bij beschikking van 6 april 2011 de wijze van verdeling van de bijzondere gemeenschap van partijen en de verrekening dan wel afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden ter finale kwijting bepaald. Mevrouw X werd in die procedure bijgestaan door mr. Y en de cliënt van verweerder door mr. Z.

2.2         Verweerder heeft mevrouw X bij brief van 29 december 2011 namens zijn cliënt aansprakelijk gesteld voor kosten wegens privégebruik van en veroorzaakte schade aan een auto voor een bedrag van € 13.568,67.

2.3         Klager heeft verweerder per e-mail van 23 januari 2012 bericht dat mevrouw X hem naar aanleiding van de brief van verweerder van 29 december 2011 had verzocht in dezen als haar raadsman op te treden. Hij vroeg verweerder waarom hij mevrouw X rechtstreeks had benaderd, terwijl hij wist dat zij werd bijgestaan door mr. Y.

2.4         Bij brief van 7 februari 2012 aan mevrouw X schreef verweerder onder meer het volgende:

“Naar aanleiding van de e-mail van uw advocate, zijnde J deel ik u namens mijn cliënt mede dat hij onverkort vasthoudt aan de vorderingen als verwoord in de eerder aan u toegezonden brief dd. 29 december 2011.

Voor zover thans geen afdoende reactie wordt gegeven met betrekking tot de aansprakelijkstelling en de daarin verwoorde schade heeft cliënt mij uitdrukkelijk opdracht gegeven u te dagvaarden.

De reactie van uw advocate inhoudende een mailbericht met daaraan vastgehecht een uitspraak van de rechtbank, kan niet worden opgevat als een verweer ter zake de geleden schade.…”

  2.5     Klager heeft zich bij brief van 23 februari 2012 aan de deken beklaagd over het optreden van verweerder.

3                klacht

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.      verweerder mevrouw X op 29 december 2011 rechtstreeks heeft aangeschreven hoewel hij wist dat zij werd bijgestaan door mr. Y;

2.      verweerder mevrouw X op 7 februari 2011 opnieuw rechtstreeks heeft aangeschreven hoewel hij wist dat zij toen werd bijgestaan door klager.

4                VERWEER

4.1         Verweerder heeft na de uitspraak van de rechtbank contact opgenomen met het kantoor van mr. Y. Aan verweerder werd medegedeeld dat niet met zekerheid kon worden gezegd of mr. Y nog voor mevrouw X optrad. Een daarna door verweerder ter zake aan mr. Y verzonden faxbericht werd niet beantwoord. Klager heeft niet afdoende duidelijk gemaakt dat hij de belangen van mevrouw X behartigde.

4.2         Verweerder heeft een korte e-mail van 23 januari 2012 van klager ontvangen, met daarbij gevoegd de uitspraak van de rechtbank van 6 april 2011, maar niet de brief van klager van 23 januari 2012. Verweerder heeft bij brief van 23 januari 2012 aan zijn cliënt gevraagd te reageren op de inhoud van de uitspraak van de rechtbank.

4.3         Verweerder heeft pas op 24 februari 2012 kennis genomen van de brief van klager van 23 januari 2012. Dit kan gelegen zijn in de wijziging van het computerprogramma, waardoor enige tijd geen e-mailberichten zijn ontvangen. Hierna heeft verweerder direct telefonisch contact met klager opgenomen.

4.4         Verweerder heeft aldus niet gehandeld in strijd met gedragsregel 18. Bovendien bevatten zijn brieven van 29 december 2011 en 7 februari 2012 een aanzegging met rechtsgevolg. Dit mag rechtstreeks aan de wederpartij worden gezonden.

5                BEOORDELING

5.1         Klachtonderdeel 1 heeft betrekking op de brief van verweerder van 29 december 2011 aan mevrouw X, hoewel verweerder wist dat zij werd bijgestaan door mr. Y. De raad overweegt dat het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Aan klager komt geen klachtrecht toe ten aanzien van de brief van verweerder van 29 december 2011, aangezien klager op dat moment niet optrad als advocaat van mevrouw X. Ter zake komt eventueel klachtrecht toe aan mr. Y. De raad zal klager daarom niet-ontvankelijk verklaren in het eerste onderdeel van de klacht.

5.2         Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel stelt de raad voorop dat het een advocaat niet vrijstaat zich betreffende een aangelegenheid rechtstreeks met de wederpartij in verbinding te stellen, indien hij weet dat deze daarin door een advocaat wordt bijgestaan, tenzij deze hem toestemming geeft rechtstreeks met deze partij in verbinding te stellen. De raad zal het tweede klachtonderdeel met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

5.3         Vast staat dat klager op 23 januari 2012 een e-mail heeft verzonden aan verweerder.  Klager schreef hierin het volgende:

“Bijgaand een brief aan u met bijlage waarnaar ik hier kortheidshalve wil verwijzen.”

            De betreffende e-mail is aan de raad overgelegd. De beschikking en de brief van klager staan daarin als bijgevoegde bijlage vermeld. Vermelding van een bijgevoegd document vindt bovenaan een e-mail plaats zodra de verzender het betreffende document daadwerkelijk als bijlage bij zijn e-mail voegt. De verzender heeft op die vermelding geen invloed. Waar verweerder verklaart dat hij de betreffende e-mail en de bijgevoegde beschikking heeft ontvangen, acht de raad de verklaring van verweerder dat hij de eveneens bijgevoegde brief van klager van 23 januari 2012 niet ontvangen zou hebben ongeloofwaardig. De raad overweegt voorts dat, ook als juist zou zijn dat verweerder deze bijlage niet heeft ontvangen, het op zijn weg had gelegen klager hierover te benaderen, aangezien klager in zijn e-mail dd. 23 januari 2012 hiernaar verwijst.

            De verklaring van verweerder dat hij de brief van 23 januari 2012 van klager niet ontvangen zou hebben en (dus) niet wist dat klager als advocaat van mevrouw X optrad is te meer ongeloofwaardig omdat verweerder in zijn brief van 7 februari 2012 onder meer het volgende schrijft “Naar aanleiding van de e-mail van uw advocate, zijnde J(….)”  .

5.4         Op grond van het bovenstaande neemt de raad als vaststaand aan dat verweerder op 23 januari 2012 wist dat mevrouw X werd bijgestaan door klager. Desondanks heeft verweerder zich op 7 februari 2012 rechtstreeks gewend tot mevrouw X, wat hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. Voor zover al juist is dat de brief van verweerder aan mevrouw X een aanzegging met rechtsgevolg bevatte, had verweerder een afschrift hiervan aan klager behoren te sturen, wat verweerder evenmin heeft gedaan. Verweerder heeft zich aldus niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De raad zal het tweede onderdeel van de klacht gegrond verklaren.

5.5     De raad acht gelet op het essentiële belang van de regel dat het een advocaat niet vrij staat zich rechtstreeks tot de wederpartij te wenden indien hij weet dat deze wordt bijgestaan door een advocaat en gelet op de hierboven omschreven omstandigheden de maatregel van berisping passend en geboden.

              BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart klager niet-ontvankelijk in  onderdeel 1 van de klacht;

verklaart onderdeel 2 van de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerder op de maatregel van berisping.

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, en mrs. Th. Kremers, E.J.P.J.M. Kneepkens, A.L.W.G. Houtakkers en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van  5 november 2012 .

griffier                                                                         voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op6 november 2012

per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-      klager

-            verweerder

-            de deken van de orde van advocaten te M

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl