ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3438 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch B58-2012

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3438
Datum uitspraak: 22-10-2012
Datum publicatie: 14-11-2012
Zaaknummer(s): B58-2012
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht niet binnen redelijke termijn ingediend, op grond waarvan klacht niet kan worden ontvangen. Verzet ongegrond.

Beslissing van 22 oktober 2012

in de zaak B 58 - 2012

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 26 maart 2012 op de klacht van:

mevrouw A

klaagster

tegen:

                                        mw. mr. B

verweerster

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 23 februari 2012   met kenmerk K 11-076 , door de raad ontvangen op 24 februari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Bij beslissing van 15 maart 2012 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen, welke beslissing op 20 maart 2012 is verzonden aan klager.

1.3         Bij brief van 22 maart 2012 door de raad ontvangen op 27 maart 2012, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 3 september 2012 in aanwezigheid van klaagster, verweerster en mw. mr. M kantoorgenote van verweerster.

1.4         De raad heeft kennisgenomen van:

-            de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-            het verzetschrift van klager d.d. 22 maart 2012;

-            de brief van verweerster dd. 17 augustus 2012, met bijlagen.

2               FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, uitgegaan van de vaststaande feiten uitgegaan zoals omschreven door de voorzitter, nu het verzet zich daartegen niet richt.

3               KLACHT EN VERZET

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.       verweerster klaagster tijdens de echtscheidingsprocedure onvoldoende heeft begeleid en onjuist heeft geadviseerd;

2.       verweerster ondanks (herhaald) verzoek daartoe van klaagster niet tijdig maritaal beslag heeft doen leggen, waardoor spaartegoeden zijn verdwenen;

3.       verweerster meer optrad als bemiddelaar dan als belangenbehartigster van klaagster.

3.2         De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

klaagster heeft niet eerder kunnen klagen, omdat zij pas in december 2008 kennis heeft gekregen van het onjuiste handelen van verweerster. Toen ontkende zij namelijk dat klaagster om beslaglegging had verzocht. Verder is klaagster pas na de uitspraak van het gerechtshof bekend geworden met de schade en de oorzaak van de schade.

4               BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1         Klaagster heeft zich in 2003 gewend tot verweerster met het verzoek haar bij te staan in een echtscheidingsprocedure. Nadat de echtscheidingsprocedure eerder op verzoek van klaagster tweemaal werd stopgezet, is deze uiteindelijk in 2005 doorgezet en heeft deze geleid tot een beschikking van de rechtbank in 2007. Verweerster heeft klaagster bijgestaan totdat de beschikking van de rechtbank is gegeven. Daarna is klaagster bijgestaan door een andere advocaat.

4.2         De klacht heeft betrekking op de advisering van verweerster ten aanzien van het stopzetten van de echtscheidingsprocedure en het niet leggen van maritaal beslag. Dit betreft gedragingen of niet-handelen van verweerster in de periode 2003-2004. Vervolgens heeft klaagster tot 2010 gewacht met het indienen van een klacht. De raad is met de voorzitter van oordeel dat niet gesproken kan worden van een redelijke termijn waarbinnen de klacht is ingediend.

4.3         Verweerster heeft haar werkzaamheden voor klaagster in 2007 beëindigd, zodat de klacht in geen geval betrekking kan hebben op gedragingen van na 2007. De raad overweegt dat ook al zou de klacht, zoals klaagster stelt, betrekking hebben op werkzaamheden van verweerster na 2003-2004, klaagster na de beëindiging van de werkzaamheden door verweerster in 2007 nog drie jaar heeft gewacht alvorens een klacht in te dienen, zodat ook dan geen sprake is van een redelijke termijn waarbinnen de klacht is ingediend.

4.4         Op grond van het bovenstaande is de raad van oordeel dat de voorzitter de klacht terecht als niet-ontvankelijk heeft afgewezen en zal de raad het verzet als ongegrond afwijzen.

BESLISSING

De raad van discipline:

          wijst het verzet als ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken en A.J. Sol , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 oktober 2012 .

griffier                                                               voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op 23 oktober 2012

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klaagster

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.