ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3376 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch R 8 - 2012

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA3376
Datum uitspraak: 08-10-2012
Datum publicatie: 19-10-2012
Zaaknummer(s): R 8 - 2012
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over verweerders handelen in diens hoedanigheid van curator in klagers faillissement. Uit uitgebreide onderzoek van de deken en de grote hoeveheelheid stukken is niets naar voren gekomen waaruit blijkt dat verweerder zich in de uitoefening van zijn taak als curator in het faillissement van klager zodanig heeft misdragen dat hierdoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Verzet ongegrond.

Beslissing van 8 oktober 2012

     in de zaak R8-2012

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 31 januari 2012 op de klacht van:

A.

Klager,

tegen:

B.

Verweerder.         

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij beslissing van 31 januari 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 3 februari 2012 is verzonden aan klager.

1.2         Bij brief d.d. 16 februari 2012 heeft klager verzet gedaan bij de raad tegen de beslissing van de voorzitter.

1.3         Het verzet is behandeld ter mondelinge behandeling op 27 augustus 2012. Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerder niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4         De raad heeft kennisgenomen van:

          -      de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;

          - het verzetschrift van klager d.d. 16 februari 2012;

-      de nagekomen brief van verweerder d.d. 8 mei 2012 met bijlagen;

- de afzonderlijke brieven van klager en verweerder, waarin elk van hen de raad heeft bericht niet ter zitting te zullen verschijnen .

2               FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1         Klager is in 1994 een incassobureau gestart. Om zijn bedrijf uit te oefenen huurde hij aanvankelijk een ruimte in het pand van C. Na twee jaar heeft hij zijn onderneming naar een ander bedrijfspand verhuisd. C, hebben hierna voor klager diverse proceswerkzaamheden verricht.

2.2         Bij vonnis dd. 19 juni 2006 is aan klager surseance van betaling verleend, met benoeming van mr. X tot bewindvoerder.

2.3         Bij beschikking dd. 28 november 2006 heeft de rechtbank mr. X als bewindvoerder ontslagen en verweerder tot bewindvoerder benoemd in de aan klager verleende surseance. Op 6 december 2006 is het faillissement van klager uitgesproken met aanstelling van verweerder tot curator.

2.4         Verweerder heeft in 2009 een eindverslag opgemaakt ter opheffing van het faillissement. De door verweerder verrichte werkzaamheden werden door verweerder middels een urenregistratie aan de rechter-commissaris voorgelegd. De rechter-commissaris heeft de verrichte werkzaamheden en de daarbij behorende urenregistratie goedgekeurd. De rechtbank heeft bij beschikking dd. 27 oktober 2009 het faillissement van klager opgeheven en het salaris van verweerder als curator in het faillissement van klager vastgesteld. Verweerder heeft op 30 november 2009 een financieel eindverslag opgesteld, waarvan een afschrift aan klager is verzonden.

3               KLACHT EN VERZET

3.1         De klacht houdt in dat verweerder in diens hoedanigheid van curator het faillissement van klager niet naar behoren heeft afgehandeld, doordat hij:

-          heeft meegewerkt aan het onrechtmatig beschermen van C.

-          ‘deals’ heeft gesloten waardoor de boedel en dus de gezamenlijke crediteuren zijn benadeeld;

-          verzuimd heeft zaken te regelen en de voor klager bestemde post door te sturen, waardoor grote problemen voor klager en zijn echtgenote zijn ontstaan;

-          te veel uren heeft besteed aan de afwikkeling van het faillissement en derhalve te veel uren heeft gedeclareerd;

-          steeds geweigerd heeft openheid van zaken te geven over de afwikkeling van het faillissement.

3.2         De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

de raad van discipline wel bevoegd is om van de klacht kennis te nemen en dat het rapport van de deken onjuist is.

4               BEOORDELING

4.1         De voorzitter heeft in de voorzittersbeslissing terecht overwogen dat het in de advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten en een behoorlijke beroepsuitoefening beoogt te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft het advocatentuchtrecht in die zin voor hem gelden, dat indien een advocaat zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt dan wel misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, sprake kan zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.2         Klager heeft zich beklaagd over verweerders handelen in diens hoedanigheid van curator in klagers faillissement. Uit het uitgebreide onderzoek van de deken en de grote hoeveelheid aan de raad overgelegde stukken is naar het oordeel van de raad niets naar voren gekomen waaruit blijkt dat verweerder zich in de uitoefening van zijn taak als curator in het faillissement van klager zodanig heeft misdragen dat hierdoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Uit de overgelegde stukken blijkt voorts dat de rechtbank het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van curator alsook verweerders tijdregistratie in orde heeft bevonden.

4.3         In het verzetschrift heeft klager geen nieuwe argumenten naar voren gebracht. Ook tijdens de mondelinge behandeling, waar klager immers niet is verschenen, zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gebracht. Derhalve concludeert de raad dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot een vaststelling van andere dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmede de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus uitgesproken ter openbare zitting van mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. I.E.M. Sutorius, E.P.C.M. Teeuwen, A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier

griffier                                                               voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op 9 oktober 2012

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Roermond

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.