ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2744 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M162-2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2744
Datum uitspraak: 16-04-2012
Datum publicatie: 26-05-2012
Zaaknummer(s): M162-2011
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster naar behoren gewezen op haar zwakke juridische positie en over de gevolgen van het aangaan van een schikking. Niet onbegrijpelijk dat verweerder klaagster heeft geadviseerd een schikking aan te gaan, waarvan de inhoud klaagster voldoende duidelijk was. Klacht ongegrond.

Beslissing van 16 april 2012

in de zaak M162 -2011

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw A

klaagster

tegen:

mr. B

verweerder

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 22 augustus 2011 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 februari 2011 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          De brief van de Deken d.d. 22 augustus 2011 en de daarbij gevoegde stukken;

-          De nagekomen stukken die klaagster bij brief d.d. 9 februari 2012 aan de raad heeft toegestuurd.

2       FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een nalatenschapskwestie. Klaagster is gedagvaard door de kinderen uit het eerdere huwelijk van haar overleden man. In de conclusie van antwoord die verweerder namens klaagster heeft ingediend heeft hij de visie van de notaris naar voren gebracht. Vervolgens heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Ter comparitie hebben partijen een schikking getroffen welke is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst die door partijen is ondertekend. Omdat de wederpartijen van klaagster van mening waren dat klaagster in gebreke bleef bij de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de vaststellingsovereenkomst bleven deze aandringen op nakoming.  

2.2       Bij brief van 11 maart 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3          KLACHT

3.1       De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder zich in een nalatenschapprocedure onvoldoende voor klaagster heeft ingespannen, haar niet goed heeft voorgelicht over de kans van slagen en over de gevolgen van het aangaan van een schikking.

4        VERWEER

4.1              Verweerder heeft klaagster gewezen op haar zwakke juridische positie en heeft in de procedure getracht te redden wat er te redden viel, maar er was weinig eer te behalen. De vorderingen van de kinderen stonden vast en waren al geruime tijd opeisbaar. Over de schikking is uitvoerig gesproken, verweerder heeft klaagster naar behoren gewezen op de risico’s van het niet treffen van een schikking en in goed overleg met klaagster is de overeenkomst gesloten. Na het sluiten van de overeenkomst heeft klaagster nimmer haar ontevredenheid geuit. Verweerder heeft nog enkele malen gevraagd naar de stand van zaken, maar klaagster reageerde niet.

5   BEOORDELING

            5.1       De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

     5.2       Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3       De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. Ook is van belang hoe de advocaat, kort gezegd, met zijn cliënt heeft gecommuniceerd. Gedragsregel 8 bevat met betrekking tot die communicatie een belangrijke richtlijn. De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

5.4       Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen blijkt dat de vorderingen van de kinderen van klaagsters overleden echtgenoot vaststonden en al geruime tijd opeisbaar waren. Door de wederpartijen was in juli 2010 beslag gelegd op de woning, waarna een procedure volgde waarin verweerder wel degelijk verweer heeft gevoerd. Uit de conclusie van antwoord blijkt dat verweerder – anders dan klaagster stelt - ook de mening van de notaris naar voren heeft gebracht. Hoewel het beter ware geweest wanneer verweerder zijn standpunt met betrekking tot de zwakke juridische positie van klaagster ook schriftelijk aan haar zou hebben bevestigd, komt de raad tot de conclusie dat niet is gebleken dat verweerder zich niet naar behoren van zijn taak heeft gekweten.

5.5       Verweerder heeft gesteld dat hij klaagster naar behoren heeft gewezen op haar zwakke juridische positie en over de gevolgen van het aangaan van een schikking. Nu, zoals verweerder heeft betoogd, de comparitierechter liet blijken het standpunt van de notaris niet te delen, is niet onbegrijpelijk dat verweerder klaagster heeft geadviseerd een schikking aan te gaan. De comparitie is hervat toen partijen het eens waren geworden. Blijkens het proces-verbaal van de comparitie van partijen is de inhoud van de schikking zoals schriftelijk vastgelegd vervolgens aan partijen voorgelezen. Daarna heeft klaagster het proces-verbaal ondertekend. Als niet dan wel onvoldoende weersproken is komen vast te staan dat klaagster vervolgens nimmer haar ontevredenheid over het optreden van verweerder en de inhoud van de schikking aan verweerder heeft kenbaar gemaakt.

5.6       De raad komt tot de slotsom dat niet is gebleken dat verweerder zich niet heeft gedragen zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De klacht is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 april 2012.

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op  17 april 2012     per aangetekende brief verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op w ww.hofvandiscipline.nl