ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2730 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch B153-2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2730
Datum uitspraak: 02-04-2012
Datum publicatie: 26-05-2012
Zaaknummer(s): B153-2011
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet gebleken dat verweerder zich in diens hoedanigheid van faillissementscurator heeft misdragen en daardoor het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Verzet ongegrond

Beslissing van 2 april 2012

in de zaak B 153 - 2011

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 24 augustus 2011 op de klacht van:

de heer X

klager

tegen:

mr. Y

verweerder

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij brief van 8 augustus 2011 aan de raad van discipline te B met kenmerk K , door de raad ontvangen op 9 augustus 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Bij beslissing van 24 augustus 2011 heeft de ( plaatsvervangend ) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 26 augustus 2012 is verzonden aan klager.

1.3         Bij brief van 7 september 2012, door de raad ontvangen op 9 september 2012, heeft klager verzet gedaan bij de raad tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4         Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 februari 2012 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5         De raad heeft kennisgenomen van:

-               de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

                 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-                               het verzetschrift van klager d.d. 7 september 2011 .

2               FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1         Op 4 augustus 2009 is de holding van het bedrijf van klager in staat van faillissement verklaard. Twee werkmaatschappijen werden op 18 augustus 2009 respectievelijk 17 maart 2010 in staat van faillissement verklaard. Op 11 mei 2010 werd R BV in staat van faillissement verklaard. Klager was direct dan wel indirect bestuurder/aandeelhouder van voormelde  vennootschappen. Verweerder werd in de 4 faillissementen van bovenvermelde vennootschappen als curator aangesteld.

2.2         Bij brief van 17 december 2010 heeft klager zich bij de deken beklaagd over handelingen van verweerder in diens hoedanigheid van curator.

3               KLACHT EN VERZET

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.         verweerder behalve de administratie van de gefailleerde vennootschappen ook de administratie van twee D rechtspersonen, die niet onder de holding vielen, heeft meegenomen;

2.         verweerder de servers met administratie heeft meegenomen, waardoor klager geen verweer kon voeren tegen de latere  faillissementsaanvraag van een andere vennootschap;

                        3.         verweerder gelden heeft opgenomen van de I rekening van klager;

                        4.         verweerder in een onverzekerde bedrijfsauto heeft gereden;

5.         verweerder privégoederen van klager, die zich op het zakelijk adres bevonden, zonder instemming van klager heeft verkocht;

6.         verweerder weigerde het adres van de verhuurder te geven.

3.2         De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

1.      verweerder € 1.000,- meer heeft opgenomen dan het saldo van de betreffende de rekening, waardoor een boedelschuld is gecreëerd;

2.      verweerder weigerde de administratie van de BV’s, die zich in het voormalige kantoor te B bevonden aan klager af te geven, ondanks diverse (mondelinge) verzoeken van klager daartoe;

3.      het adres van de verhuurder van het kantoorpand nog steeds bij klager onbekend is.

4               BEOORDELING

4.1         Klager herhaalt in zijn verzet zijn eerdere, bij brief van 17 december 2010 weergegeven klachten. De raad verstaat het verzet van klager aldus dat hij zich niet met de beslissing van de voorzitter kan verenigen. Klager gaf in zijn verzetschrift aan dat hij in de gelegenheid wilde worden gesteld om bewijs van zijn stellingen te leveren.

4.2         Klager is bij brief van 13 december 2011 opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 13 februari 2012. Klager werd bij voormelde brief in de gelegenheid gesteld tot 14 dagen voor de zitting nadere stukken over te leggen. Klager heeft hiervan geen gebruik gemaakt en is evenmin ter zitting verschenen.

4.3         De raad is evenals de voorzitter van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder zich in diens hoedanigheid van curator heeft misdragen en daardoor het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. De door klager gestelde feiten worden door verweerder betwist terwijl door klager, ook in de verzetprocedure, geen bewijzen van zijn stellingen zijn overgelegd waaruit de juistheid daarvan zou kunnen blijken, nog ervan afgezien dat ook indien bewezen die stellingen niet zonder meer tot het oordeel zouden leiden dat verweerder als curator enige op hem toepasselijke zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden.

4.4         Op grond van het bovenstaande verenigt de raad zich met de beslissing van de voorzitter, alsmede met de gronden waarop deze is gegeven. Het verzet zal als ongegrond worden afgewezen.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. E.P. van Unen, voorzitter, en mrs. E.P.C.M. Teeuwen, P.A.M. van Hoef, A.L.W.G. Houtakkers en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans – van Opstal als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 april 2012.

griffier                                                               voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 3 april 2012

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.