ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2725 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H74-2012

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2012:YA2725
Datum uitspraak: 14-03-2012
Datum publicatie: 26-05-2012
Zaaknummer(s): H74-2012
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Tul
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Voldoende aanwijzingen aanwezig waaruit blijkt dat door verweerder binnen de vastgestelde proeftijd niet heeft voldaan aan de door de raad geformuleerde voorwaarde. Lastgeving tot tenuitvoerlegging van de tenuitvoerlegging van de aan verweerder opgelegde maatregel van schorsing in de uioefening van de praktijk voor de duur van drie maanden. Vordering tul toegewezen.

Beslissing van 14 maart 2012

in de zaak H 74-2012

naar aanleiding van de vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke schorsing van

de deken

deken

tegen:

Y

verweerder

1.             Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 29 februari 2012 met kenmerk  K, door de raad ontvangen op 2 maart 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H  een vordering ex artikel 48e Advocatenwet tegen verweerder bij de raad ingediend.

1.2         De vordering is behandeld ter zitting van de raad van 14 maart 2012 in aanwezigheid van de deken en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 29 februari 2012

-       de brief van verweerder van 8 maart 2012

2.              FEITEN

Voor de beoordeling van het verzoek van de deken wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1    Door de raad van discipline, verder te noemen de raad, is bij beslissing van 27 juni 2011 (bij de raad bekend onder zaaknummer M) aan verweerder de maatregel   van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier maanden opgelegd, met de bepaling dat drie maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond van het feit dat verweerder zich voor het einde van de proeftijd, die  door de raad was vastgesteld op een periode van twee jaar, aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.

2.2     Het Hof van Discipline heeft voormelde beslissing van de raad bij beslissing van 13 januari 2012 (bij het Hof van Discipline bekend onder zaaknummer J) bekrachtigd en bepaald dat het onvoorwaardelijke deel van de schorsing ingaat op 1 februari 2012.

2.3     De deken heeft bij brief van 17 januari 2012 aan verweerder te kennen gegeven waaraan hij krachtens artikel 48 lid 5 Advocatenwet en ook overigens diende te voldoen.

2.4     Bij voormelde brief van 17 januari 2012 verzocht de deken verweerder voorts over te gaan tot vergoeding van de door hem ten behoeve van zijn eerdere dekenonderzoek gemaakte kosten, welke kosten bestaan uit de declaratie van Adviesbureau S (€ 3.985,91) van 13 september 2010, waartoe verweerder verplicht was nu het dekenbezwaar in overgrote mate zowel door de raad en door het Hof van Discipline gegrond was verklaard. Verweerder is niet overgegaan tot betaling van voormelde kosten.

2.4     Verweerder heeft bij brief van 27 januari 2012 in de civiele procedure A een conclusie van dupliek (tevens repliek in voorwaardelijke conventie) ten behoeve van de civiele rolzitting van 14 februari 2012 aan de rechtbank, sector kanton, toegezonden. Bij brief van 5 februari 2012 heeft verweerder in de civiele procedure B een conclusie van dupliek (bevattende een valsheidsincident) ten behoeve van de civiele rolzitting van 28 februari 2012 aan de civiele griffie van de rechtbank, sector Kanton, toegezonden.

2.5    De deken had de secretaris van de Raad van Toezicht, gevraagd erop toe te zien dat verweerder de aan hem opgelegde schorsing daadwerkelijk zou naleven. Deze heeft de deken bij brief van 14 februari 2012 op de hoogte gesteld van zijn bevindingen. Hij berichtte de deken onder meer dat verweerder hem tijdens een telefoongesprek had medegedeeld dat hij niet op kantoor aanwezig was, omdat hij een bespreking met een client buiten de deur had. De secretaris berichtte de deken dat hij verweerder tijdens het telefoongesprek van 6 februari 2012 nogmaals uitdrukkelijk erop heeft gewezen waaraan hij diende te voldoen.

2.6     Op 23 februari 2012 heeft verweerder als raadsman van een client een brief aan de wederpartij geschreven.

2.7     Op 29 februari 2012 is namens het bestuurssecretariaat van de rechtbank het volgende aan de deken bericht:

          “Als aanvullende informatie krijg ik net door dat er door onze griffie contact is gezocht met dhr T. Naar aanleiding van zijn eerste brief (rolzitting 14 februari 2012).

          Hem is toen medegedeeld dat zijn zaak i.v.m. schorsing pas in maart kan worden behandeld. De rechter was dan ook zeer verbaasd de 2e brief van dhr. T te ontvangen voor de rolzitting van 28 februari 2012.”

2.8     Als bestuurder van de Stichting Derdengelden van het kantoor van verweerder staat naast verweerder een van het tableau geschrapte advocaat ingeschreven.

2.9    Verweerder is bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 15 juli 2011 van de Voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Hertogenbosch veroordeeld om het bedrag van € 7.757,36 aan hoofdsom, buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente tot 4 juli 2011, vermeerderd met de proceskosten ad € 1.107,31 aan advocatenkantoor X te voldoen.  Inmiddels is dit vonnis in kracht van gewijsde gegaan.Voormeld advocatenkantoor heeft bij brief dd. 1 december 2011 de bemiddeling van de deken ingeroepen omdat verweerder in gebreke was gebleven aan voormeld vonnis te voldoen en diverse pogingen van de deurwaarder om het vonnis te executeren geen enkel resultaat hadden opgeleverd. De deken heeft verweerder bij brief van 6 december 2011 verzocht binnen één week aan advocatenkantoor X te betalen het bedrag waartoe verweerder door de voorzieningenrechter reeds was veroordeeld. Bij brief dd. 17 januari 2012 heeft de deken zijn verzoek om binnen een week na dagtekening van die brief tot betaling over te gaan herhaald, bij gebreke waarvan de deken aankondigde een dekenbezwaar in te zullen dienen.

3.  vordering ex artikel 48 e Advocatenwet

            Verweerder heeft zich voor het einde van de proeftijd, welke bij beslissing van het Hof van Discipline van 13 januari 2012, werd vastgesteld op twee jaar, schuldig gemaakt aan een gedraging als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet, op grond waarvan de raad alsnog tenuitvoerlegging dient te bevelen van de schorsing van verweerder in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden, waarvan aanvankelijk werd bepaald dat die niet ten uitvoer zouden worden gelegd.

4.       VERWEER

4.1     Verweerder heeft in de maand februari 2012 geen werkzaamheden als advocaat verricht. De gedingstukken in de twee kantonzaken waren reeds in januari 2012 opgesteld. Juist om deze zaken te doen belanden in maart 2012 (wat gelukt is) zijn de op 27 januari en 5 februari 2012 gedateerde brieven naar de Kantongriffie te R  gezonden.

4.2    De brief van 23 februari 2012 stond aanvankelijk gedateerd op 23 januari 2012. De brief is wel opgesteld in januari 2012, maar is toen niet verzonden. Verweerder heeft aan zijn secretaresse opdracht gegeven om de brief in maart 2012 te verzenden,  enkel een administratief misverstand heeft de brief op 23 februari 2012 doen verzenden.

4.3    De secretaris kan niet hebben geconstateerd dat verweerder in februari 2012 als advocaat heeft gewerkt. In februari 2012 was het kantoor meestal onbemand. Verweerder heeft hem tijdens het telefoongesprek op 6 februari 2012 nog gezegd dat hij eind januari 2012 extreem hard had gewerkt, zodat veel processtukken gereed waren voor 31 januari 2012. Verweerder heeft niet gezegd dat hij een bespreking met een client buiten kantoor had. Hij heeft de secretaris toen medegedeeld dat hij in een garage zat te wachten, omdat zijn auto een onderhoudsbeurt moest hebben.

4.4    Verweerder heeft in de op zijn kantoor in behandeling zijnde rechtbankzaken en hofzaken in februari 2012 totaal niets gedaan. Het digitaal loket was voor verweerder gesloten, zodat hij ook geen enkele handeling kon verrichten.

4.5    Het rapport van de accountant is opgesteld in het kader van de toenmalige artikel 60ab procedure. Het betreft een quick scan over de periode februari tot en met augustus 2010. De rapportage is voor de deken reden geweest om de 60ab procedure (bekend onder zaaknummer L) in te trekken. Verweerder is deze kosten derhalve niet verschuldigd. Dat de deken deze rapportage heeft ingebracht in de zaak M is zijn beslissing geweest. Daarbij is niet afgesproken dat de kosten voor rekening van verweerder zouden komen.

4.6    Verweerder legt een verklaring over van mr. B die medebestuurder wil worden van de Stichting Derdengelden.

4.7    Verweerder is het niet eens met de vordering van advocatenkantoor X. Ten gevolge van een fout van dit advocatenkantoor is door het gerechtshof teveel griffierecht aan advocatenkantoor X in rekening gebracht. Dit bedrag wordt ten onrechte aan verweerder als opdrachtgever doorbelast. Verweerder is nog met het gerechtshof in onderhandeling over de hoogte van het griffierecht.

5.         BEOORDELING

         Op grond van de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, acht de raad voldoende aanwijzingen aanwezig, waaruit blijkt dat door verweerder binnen de vastgestelde proeftijd van twee jaar, welke aanving op 13 januari 2012, niet is voldaan aan de voorwaarde zoals geformuleerd in de beslissing van de raad van 27 juni 2011. De raad zal daarom overgaan tot lastgeving van de  tenuitvoerlegging van de aan verweerder opgelegde maatregel van schorsing van de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden.

              BESLISSING

De raad van discipline:

                        -    gelast ingevolge artikel 57a juncto 48e van de Advocatenwet de tenuitvoerlegging van de door de raad bij beslissing van de raad van 27 juni 2011 (zaaknummer M), welke beslissing is bekrachtigd door het Hof van Discipline (zaaknummer J) bij beslissing van 13 januari 2012, opgelegde voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden;  

                        -     bepaalt dat de schorsing ingaat op maandag 2 april 2012.

Aldus gewezen door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. H. Schaeken, L. Spronken, R. Theunissen, I.E.M. Sutorius, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 maart 2012.

              griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op30 maart 2012

per aangetekende brief verzonden aan:

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement

       ’s-Hertogenbosch

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.