ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA4383 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.3898/12.32 (i)

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA4383
Datum uitspraak: 08-03-2012
Datum publicatie: 04-06-2013
Zaaknummer(s): R.3898/12.32 (i)
Onderwerp:
  • Artikel 60 b e.v., subonderwerp: Artikel 60 b Advocatenwet
  • Artikel 60 b e.v., subonderwerp: Artikel 60 c Advocatenwet
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Enkele feit dat er meerdere klachten tegen verweerster zijn ingediend in het afgelopen jaar, is onvoldoende voor toewijzing verzoek ex 60b en 60c Advocatenwet. Praktijkuitoefening door verweerster roept vragen op maar geeft onvoldoende grond voor inwilliging verzoek ex 60b en 60c Advocatenwet.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van 25 januari 2012 met kenmerk K066 2011/2012 ij/ew, door de Raad ontvangen op 26 januari 2012, heeft verzoeker een verzoek ex artikel 60c Advocatenwet ingediend .

1.2 De zaak is behandeld door de voorzitter van de Raad ter zitting van 20 februari 2012 in aanwezigheid van verzoeker, vergezeld door een medewerkster van het bureau van de Orde, en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De voorzitter heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

2.1 Verweerster is op 30 augustus 2002 als advocaat ingeschreven op het tableau bij de rechtbank in Den Haag onder het patronaat van mevrouw mr. L.  Op 1 maart 2006 werd zij van het tableau geschrapt in verband met het niet tijdig behalen van het certificaat van de beroepsopleiding. Na het behalen van het certificaat van de beroepsopleiding is verweerster op 1 juni 2006 opnieuw als advocaat op het tableau ingeschreven, met herbenoeming van mevrouw mr. L. als patroon. Bij het kantoor van mrs. L. & De V. werkte verweerster op zelfstandige basis onder gehoudenheid tot afdracht van een percentage van haar omzet.

2.2 Medio 2006 is verweerster van kantoor gewisseld en is zij onder een andere patroon haar praktijk gaan uitoefenen. Haar voormalig patroon heeft op de tegoeden van verweerster bij de Raad voor Rechtsbijstand en de ING Bank conservatoir beslag gelegd voor een begrote schadevordering van € 250.000.

2.3 Het onder ING gelegde conservatoire beslag is omstreeks februari 2010 opgeheven ingevolge een brief van 28 januari 2010 die zou zijn opgesteld door mr. De V. Een soortgelijke poging om het beslag onder de Raad voor Rechtsbijstand op te heffen is niet geslaagd. Volgens mrs. L en De V. was genoemde brief vals. Zij  hebben op respectievelijk 10 augustus 2010, 6 juli 2011 en 3 augustus 2011 aangifte tegen verweerster gedaan ter zake van valsheid in geschrifte. Die aangiftes hebben tot op heden niet tot een strafrechtelijke vervolging geleid. De bankrekening van verweerster had ten tijde van de opheffing van het beslag een positief saldo van € 11.814,19. Dat bedrag is na het vrijgeven van het tegoed door verweerster voor haar praktijk aangewend.

2.4 Bij vonnis van 6 april 2011 heeft de rechtbank de vordering van mrs. L. en V. toegewezen tot een bedrag van € 105.853,29. De reconventionele vordering van verweerster werd afgewezen. In conventie werden de proceskosten gecompenseerd, in reconventie werd verweerster in de proceskosten verwezen (€ 452).

3 HET VERZOEK

3.1 Het verzoek strekt tot instelling van een onderzoek naar de toestand waarin de praktijk van verweerster zich bevindt met benoeming van twee rapporteurs om daarover aan de voorzitter en de Haagse Orde van Advocaten verslag uit te brengen.

3.2 Verzoeker heeft ter onderbouwing van dit verzoek (samengevat) het volgende aangevoerd:

a.  Bij beslissing van de Raad van Discipline van 19 april 2010 kreeg verweerster de sanctie van een enkele waarschuwing opgelegd, op grond dat zij voor het tweede achtereenvolgende jaar niet aan de verplichtingen die voortvloeien uit de verordening op de Permanente Opleiding had voldaan.

b. Een klacht van mevrouw B. van 26 mei 2010 is door de waarnemend deken blijkens zijn brief van 3 augustus 2011 gegrond bevonden. In het onderzoek naar die klacht is gebleken dat verweerster met betrekking tot het ouderlijk gezag alsmede de echtscheiding en de boedelscheiding twee toevoegingen heeft aangevraagd en verkregen en op basis daarvan twee maal kosten aan mevrouw B. in rekening heeft gebracht. Verweerster heeft geen inzicht kunnen verschaffen waarom zij dat heeft gedaan.  De klacht van mevrouw B. over een gebrek aan schriftelijke vastlegging van de gemaakte afspraken over de behandeling van diverse zaken werd door de waarnemend deken eveneens gegrond bevonden,

c. De klacht van mevrouw B. dat verweerster contante betaling heeft ontvangen zonder een kwitantie af te geven heeft deze niet met afschrift van een schriftelijk stuk kunnen weerleggen. Verzoeker gaat er daarom vanuit dat die klacht terecht is.

d. Uit informatie bij de Raad voor Rechtsbijstand blijkt dat verweerster inderdaad dubbele toevoegingen heeft aangevraagd.

e. In 2010 heeft mr. H. zich erover beklaagd dat verweerster weigerde hem als opvolgend advocaat 2010 van een cliënt diens dossier te verschaffen. Verweerster heeft verzuimd op die klacht te reageren  waarna verzoeker het dossier ambtshalve aan de Raad van Discipline heeft doorgezonden. Deze heeft de klacht bij beslissing van 18 april 2011 (kenmerk R. 3603/11.05) gegrond bevonden en verweerster een berisping opgelegd.

f. Uit een klacht die op 22 november 2011 door verzoeker aan verweerster is voorgehouden blijkt dat zij een strafdossier van een cliënt in beperkingen heeft meegegeven aan diens zuster en daags voor de voor de raadkamerprocedure haar rechtsbijstand heeft gestaakt, waardoor zij in strijd heeft gehandeld met een op haar rustende zorgplicht. Deze klacht is bij de Raad van Discipline in behandeling onder nummer R. 3814/11.216.

g. Verweerster heeft 20 januari 2011 aan verzoeker te kennen gegeven  dat zij als gevolg van het geschil met mrs. L. & De V. overspannen en gedeeltelijk arbeidsongeschikt was. Door de door mrs. L. & De V. gelegde beslagen was zij niet meer in staat haar vaste lasten op normale wijze te voldoen. De geldzorgen maakten dat zij zich niet langer in staat achtte haar praktijk naar behoren volledig uit te oefenen. Op 24 augustus 2011 berichtte verweerster verzoeker dat er opnieuw beslag namens mrs. L. & De V. was gelegd en dat zij als gevolg daarvan inmiddels volledig overspannen was. Haar gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid was veranderd in een volledige arbeidsongeschiktheid. Zij gaf te kennen dat zij niet in staat was haar praktijk naar behoren uit te oefenen.

h. Op 22 november 2011 heeft verzoeker een gesprek met verweerster gevoerd waarin deze te kennen gaf weer volop aan het werk te zijn en dat het erg goed gaat met haar praktijk. Verzoeker heeft echter redenen om aan te nemen dat het niet zo goed gaat als verweerster wil doen geloven. Uit passages in het vonnis van 6 april 2011 blijkt dat zowel de zakenadministratie als de financiële administratie van verweerster niet op orde waren en voorts wijst verzoeker op de klachten die het afgelopen ordejaar tegen verweerster zijn ingediend (zie hiervoor onder a t/m e).

i. Tijdens een bezoek aan het kantoor van verweerster heeft verzoeker in diverse dossiers een fors aantal toevoegingen aangetroffen.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft tegengesproken dat er grond is voor een onderzoek als door verzoeker verlangd. Zij heeft haar praktijk weer op orde. De schuld aan mrs. L. & De V. is op een kleine € 15.000,- na afbetaald. Het laat zich aanzien dat het restant eind februari 2012 zal zijn voldaan. Weliswaar maakt het vonnis van 6 april 2011  melding van lacunes in de administratie maar dat was in 2006 en sedertdien is er alweer geruime tijd verstreken. Mrs. L. & De V. en zij beschikten destijds over dezelfde administrateur en  zij was  voor haar zakenadministratie van hem afhankelijk. Bovendien heeft de rechtsstrijd met mrs. L. & De V. destijds heel veel energie gekost en het manco in haar administratie moet mede in dat licht worden bezien.

4.2 Zij weet niet wie de beweerdelijk valse brieven heeft opgemaakt. Zij is daardoor in een zeer lastig parket gekomen. Zij heeft tot twee keer toe gepoogd zelf aangifte te doen maar slaagde daarin niet omdat zij niet de beschikking heeft over de bewuste brieven. Verzoeker wil deze niet aan haar verstrekken. Het is inderdaad wel eens voorgekomen dat zij een tweede toevoeging in een zaak aanvroeg, bijvoorbeeld wanneer zij de eerste kwijt was. Zij geeft altijd kwitanties bij contante betalingen en een kopie bewaart zij in haar administratie, maar in het geval van mevrouw B. was zij die kopie kwijt. Zij is kostwinner en ziet op tegen de kosten van een onderzoek.

5 BEOORDELING VAN HET VERZOEK

5.1 Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de verdenking van het plegen van valsheid in geschrifte enerzijds en de wijze waarop verweerster haar praktijk voert anderzijds.

5.2 De verdenking van verzoeker dat verweerster de kennelijke vervalste brieven heeft gefabriceerd, althans daarbij betrokken is geweest, is een zaak van politie en justitie. Het komt minder juist voor een onderzoek ex art. 60c AW te gelasten om het onderzoek naar een dergelijk ernstig strafbaar feit te doen. Dat klemt te meer daar verweerster heeft gesteld dat ze tot twee keer toe zelf aangifte wegens dit feit wilde doen maar dat haar dat niet lukte omdat ze niet beschikte over de bewuste kennelijk vervalste brieven. Verzoeker heeft desgevraagd meegedeeld dat hij wel over die brieven beschikt maar dat hij die niet aan verweerster mag afgeven. Dat doet de vraag rijzen of verweerster wel voldoende in staat zal worden gesteld zich adequaat te verweren tijdens een onderzoek als hier verlangd. Die verdenking  en de daaraan ten grondslag gelegde feiten zullen daarom bij de beoordeling van het onderhavige verzoek buiten beschouwing worden gelaten.

5.3 Dat in het afgelopen jaar tegen verweerster een aantal klachten is ingediend is niet zonder meer  grond voor toewijzing van het verzoek. De onder a, e en f genoemde klachten staan  op zichzelf en zeggen onvoldoende omtrent de toestand van de praktijk van verweerster.

5.4 Aan verzoeker kan worden toegegeven dat het vonnis van 6 april 2011  blootlegt dat het in de periode 2005 en 2006 in heeft ontbroken aan een behoorlijke financiële administratie. Er is sedertdien echter zoveel tijd verstreken dat dit voor de beoordeling van het onderhavige verzoek anno 2012 niet een doorslaggevende  rol meer kan spelen.

5.5 Dat verweerster in de zaak van mevrouw B. kennelijk met betrekking tot het ouderlijk gezag alsmede de echtscheiding en de boedelscheiding twee toevoegingen heeft aangevraagd en verkregen en op basis daarvan twee maal kosten aan mevrouw B. in rekening heeft gebracht kan de nodige vragen doen rijzen, maar niet gebleken is dat dit exemplarisch is voor de praktijkvoering door verweerster. Weliswaar heeft verzoeker aangevoerd dat uit informatie bij de Raad voor Rechtsbijstand blijkt dat verweerster inderdaad dubbele toevoegingen heeft aangevraagd, maar dat betreft slechts de zaak van mevrouw B. De Raad voor Rechtsbijstand heeft bovendien meegedeeld dat er in dit dossier slechts sprake was van één ten onrechte afgegeven toevoeging, terwijl er twee toevoegingen terecht zijn geweigerd. Verzoeker heeft  bij  de Raad voor Rechtsbijstand nadere inlichtingen op dit punt gevraagd, maar heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij die (nog) niet heeft ontvangen. Een en ander kan echter wel bij de Raad voor de Rechtsbijstand  worden nagetrokken en de kwestie lijkt niet dusdanig urgent dat daar een onderzoek ex artikel 60c Advocatenwet voor nodig is. Dat verzoeker tijdens zijn bezoek aan het kantoor van verweerster op 12 april 2011  in diverse dossiers een groot aantal toevoegingen heeft aangetroffen wil overigens nog niet zeggen dat die ten onrechte zijn aangevraagd en verleend. Het enkele feit dat een advocaat toevoegingen aanvraagt die vervolgens door de Raad van Rechtsbijstand worden geweigerd is niet van beslissende betekenis. De klacht, ten slotte, dat verweerster een contante betaling heeft aanvaard zonder een kwitantie te verstrekken, staat eveneens op zichzelf. Verweerster heeft betwist dat zij geen kwitantie heeft verstrekt. Dat zij die betwisting niet met een schriftelijk stuk heeft kunnen staven levert, ook in samenhang met het voorgaande, geen voldoende grond op voor een onderzoek als door verzoeker gewenst,

5.6 De slotsom is dat er weliswaar wel vraagtekens bij de praktijkvoering door verweerster kunnen worden geplaatst, maar dat die al met al onvoldoende grond geven voor inwilliging van het onderhavige verzoek, reden waarom dit zal worden afgewezen.

6 BESLISSING

De voorzitter:

- wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. P.H. Veling, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier op 8 maart 2012 griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 8 maart 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

- verzoeker

- verweerster

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verzoeker

- verweerster

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl