ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA4097 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3518/10.148

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA4097
Datum uitspraak: 17-12-2013
Datum publicatie: 19-04-2013
Zaaknummer(s): R. 3518/10.148
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Gedragingen in strafzaken
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet Geen gronden aangevoerd. Ongegrond.

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 7 september 2010 met kenmerk R09/10/84, door de raad ontvangen op 8 september 2010, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 17 september 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 20 september 2010 aan partijen is verzonden.

1.3    Bij fax van 25 september 2010 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 22 oktober 2012 in aanwezigheid klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van:

    - de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

    - het verzetschrift van klager d.d. 25 september 2010.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Verweerder heeft klager bijgestaan in een strafzaak die op 29 januari 2010 werd behandeld door de rechtbank te Breda.

2.2    Verweerder heeft een toevoeging voor klager gevraagd en verkregen en aan klager de door de Raad voor Rechtsbijstand opgelegde bijdrage in rekening gebracht.

2.3    Klager en verweerder hebben de officier van justitie verzocht getuigen op te roepen.

2.4    Tijdens de zitting heeft klager de zittingszaal verlaten en verweerder toen niet uitdrukkelijk gemachtigd om verder namens klager het woord ter verdediging te voeren.

2.5    Bij brief van 10 maart 2010 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij zijn belangen niet voldoende heeft behartigd door de wijze waarop

hij klager voorafgaande aan de zitting heeft geadviseerd over de in te nemen procespositie, nu dit voor klager verwarrend was. Voorts verwijt klager verweerder dat hij tijdens de zitting, meer specifiek tijdens het deel van de zitting waar klager bij aanwezig was, meer voortvarend had moeten optreden door vragen van de rechter te beantwoorden of door overleg te voeren. Doordat verweerder niet het woord ter verdediging heeft gevoerd, meent klager dat hij verstoken is gebleven van rechtsbijstand (onderdeel a).

3.3    Voorts is klager van mening dat hij onheus door de rechter is bejegend en bevreemdt het klager dat het openbaar ministerie niet is overgegaan tot het oproepen van de door klager opgegeven getuigen (onderdeel b).

3.4    Tot slot heeft klager bezwaar tegen het betalen van de eigen bijdrage die aan klager is opgelegd door de Raad voor Rechtsbijstand (onderdeel c).

4    VERWEER

4.1    Verweerder meent allereerst dat de klacht onvoldoende onderbouwd is. Voorts is hij van mening dat hij niet verwarrend heeft geadviseerd. Hij stelt dat klager voordat de zitting daadwerkelijk een aanvang had genomen, de zittingzaal verliet. Klager heeft hem niet willen machtigen namens hem verder het woord ter verdediging te voeren.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat het handelen van de officier van justitie en/of de behandeld rechter ter zitting, niet ter beoordeling van de raad staat. Klachten over hun handelen kunnen derhalve niet in onderhavige tuchtrechtelijke procedure worden beoordeeld. Klager is om die reden niet ontvankelijk in zijn klacht voor wat betreft de onderdelen b en c. De raad onderschrijft in zoverre de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter.

5.2    Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de

beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter ook voor wat betreft klachtonderdeel a. Door klager zijn in het verzet geen gronden aangevoerd anders dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven.

5.3    Gezien het voorgaande is het verzet ongegrond.

6    BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, G.J. Schipper, E.J. van der Wilk, P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2012.

griffier    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 18 december 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.