ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA4095 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3978/12.112
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA4095 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-12-2013 |
Datum publicatie: | 19-04-2013 |
Zaaknummer(s): | R. 3978/12.112 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Berisping |
Inhoudsindicatie: | Verzet Verantwoording en gebruik derdengeldenrekening. Welke termijn tussen gewraakte gedraging en indiening klacht met betrekking tot het niet-ontvankelijk verklaren moet worden aangehouden, kan niet op voorhand worden gezegd. Steeds zal van geval tot geval een belangenafweging moeten plaatsvinden. Factoren die in dat verband een rol kunnen spelen. Verzet en klacht gegrond. Berisping. |
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 1 juni 2012, door de raad ontvangen op 5 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 25 juni 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 27 juni 2012 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief van 6 juli 2012, door de raad ontvangen op 10 juli 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 22 oktober 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 6 juli 2012.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.1 Verweerder heeft in de periode 1997 tot en met 2009 de wederpartij van klager bijgestaan in diverse procedures.
2.2 Op 1 december 2009 hebben klager en de cliënte van verweerder, S., ter beëindiging van hun geschillen een dadingsakte getekend, die - voor zover in deze relevant - inhoudt:
“(..) Ter beëindiging van het bij de Rechtbank te Amsterdam aanhangig gemaakte (rechts)geschil (zaaknummer (red.)) komen partijen het volgende tegen finale kwijting overeen:
S. (red.) betaalt aan klager (red.) ter algehele en finale afdoening van alle tussen hen bestaande geschillen en gevoerde rechtsprocedures een somma van € 50.000,-- op rekeningnummer (red.) en wel binnen 14 dagen na ondertekening van deze akte. Zij verklaren na deze betaling niets meer van elkaar te vorderen te hebben, nu en in de toekomst.
Partijen verklaren uitdrukkelijk hun hangende geschil naar tevredenheid te hebben opgelost en bij volledige storting van bovenvermeld bedrag van € 50.000,-- op bankrekening met nummer (red.) van klager (red.) verlenen partijen zonder dat verdere mededelingen vereist zijn elkaar finale kwijting voor alle in rechte betrokken aanspraken. Partijen zullen via hun advocaten alsdan zorgdragen voor royement van die procedures. Ieder partij draagt haar eigen kosten. (…)”
2.3 Bij brief van 23 december 2011 heeft de advocaat van klager de Stichting Beheer Derdengelden, van het kantoor waaraan verweerder tot 2004 verbonden was, aangeschreven en aanspraak gemaakt op een bedrag van € 88.909,22 te vermeerderen met wettelijke rente, ter zake door klager in de periode 1997–2004 gestorte bedragen op de Stichting Beheer Derdengelden van het kantoor waar verweerder tot 2004 aan was verbonden.
2.4 Bij brief van 12 januari 2012 heeft een voormalig kantoorgenoot van verweerder het betalingsverzoek van de advocaat van klager afgewezen.
2.5 Bij brief van 9 maart 2012 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:
a. onzorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van de door klager in de periode tussen 1997 en 2004 op de derdengeldrekening van zijn voormalige kantoor gestorte bedragen, doordat hij deze ten onrechte (tijdens de procedure) heeft doorbetaald, dan wel heeft laten doorbetalen aan zijn cliënte als betaling voor openstaande facturen en/of dat hij heeft nagelaten deze betalingen aan klager (na beëindiging van de procedure) terug te betalen, ten gevolge waarvanhij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld;
b. ten onrechte de door klager op de derdengeldrekening gedane voorlopige betaling aan de cliënte van verweerder, die hij heeft doorbetaald, dan wel heeft laten doorbetalen aan zijn cliënte voor openstaande facturen, niet in mindering heeft gebracht op de vordering van zijn cliënte, waardoor verweerder in de procedure een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven, ten gevolge waarvan hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
3.3 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klachtonderdeel a. ten onrechte kennelijk ongegrond is verklaard nu daarvoor geen motivering wordt gegeven. De beslissing kan volgens klager in elk geval niet uit de overwegingen van de plaatsvervangend voorzitter worden afgeleid. Klager voert ten aanzien van klachtonderdeel b. aan dat hij daarin ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De plaatsvervangend voorzitter is er volgens klager ten onrechte van uit gegaan dat klager al gedurende de verschillende civielrechtelijke procedures kennis had gekregen van het klachtwaardig handelen door verweerder. Daarvan is klager echter pas na 14 oktober 2011 op de hoogte gekomen. De klacht is op 9 maart 2012 ingediend.
4 BEOORDELING
4.1 De raad acht het verzet gegrond.
4.2 In zijn algemeenheid geldt dat bij een beroep op de tijd die is verstreken sinds de feiten waarover wordt geklaagd, van geval tot geval twee belangen te worden afgewogen, te weten: enerzijds het ten gunste van klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst; anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in, kort gezegd, dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij deken en tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds (zie bijv. HvD 12 februari 1996, no. 2096, Advocatenblad 1997, blz. 92).
4.3 Welke termijn met betrekking tot het niet-ontvankelijk verklaren wegens tijdsverloop moet worden aangehouden, kan niet op voorhand worden gezegd (HvD 1 juli 1996, no 2175, Advocatenblad 1997, blz. 564). De uitkomst van de hiervoor bedoelde afweging zal steeds van geval tot geval aan de hand van de omstandigheden worden bepaald.
4.4 Factoren die in dat verband een rol kunnen spelen zijn onder meer – derhalve niet uitsluitend - de aard en het gewicht van de klacht, de afhankelijkheid van de klager van de advocaat tegen wie de klacht is gericht, en, bezien vanuit de positie van de advocaat, de vraag of de advocaat na verloop van tijd nog redelijkerwijs met een klacht over zijn optreden heeft moeten rekenen, alsmede de vraag of de inmiddels verstreken tijd de advocaat in een nadelige bewijspositie heeft gebracht.
4.5 De klacht van klager ziet op gebeurtenissen en handelingen van verweerder in de periode na de definitieve afwikkeling door de dading d.d. 1 december 2009. Klager is daarmee naar zijn zeggen – en dat wordt door verweerder ook niet betwist - eerst na 14 oktober 2011 bekend geworden. Hij heeft op 9 maart 2012 een klacht ingediend.
4.6 Gelet daarop, mede in aanmerking op alle overige omstandigheden van het geval, is de raad van oordeel dat de belangenafweging ten voordele van klager moet uitvallen en dat hij ontvankelijk is in zijn klacht.
4.7 De raad acht de klacht ook gegrond. Vast staat dat verweerder in het geheel geen inzicht heeft gegeven wat er in de zaak van klager met de door hem, verweerder, op zijn derdengeldrekening ontvangen en vanaf die rekening betaalde bedragen is gebeurd. Door geen inzicht te verschaffen, heeft verweerder controle door klager (of derden) onmogelijk gemaakt, terwijl het juist betreft door klager gedane betalingen. De raad acht dat tuchtrechtelijk verwijtbaar.
5 MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.
6 BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet gegrond en de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaarts van Blokland, voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, mr. G.J. Schipper, mr. E.J. van der Wilk, mr. P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 18 december 2012 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl