ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3906 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3702/11.104

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3906
Datum uitspraak: 15-10-2012
Datum publicatie: 02-03-2013
Zaaknummer(s): R. 3702/11.104
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft klaagster niet, althans onvoldoende en/of ondeugdelijk geïnformeerd over de voortgang van haar zaak. Zo heeft verweerder geen conclusie van antwoord ingediend, en heeft hij klaagster niet vertegenwoordigd tijdens een comparitie. Vaststaat verder dat verweerder het door de Rechtbank Rotterdam gewezen vonnis aan klaagster heeft toegestuurd na ommekomst van de hoger beroepstermijn, terwijl verweerder klaagster niet geïnformeerd heeft over enige beroepstermijn, of de mogelijkheden die klaagster nog zou hebben om te kunnen ageren tegen het vonnis. Ook heeft verweerder klaagster niet geïnformeerd over het financiële aspect van de zaak, ondanks verzoeken harerzijds. De klacht is gegrond. De raad legt verweerder een deels voorwaardelijke schorsing op in de uitoefening van zijn praktijk.

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 2 mei 2012 met kenmerk K011 2010/2011 ew/ij, door de raad ontvangen op 2 mei 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 augustus 2012 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster, mr. T., advocaat uit Amsterdam. Verweerder was zonder bericht van verhindering afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1    Verweerder heeft de belangen van klaagster behartigd bij de rechtbank in een erfrechtelijke zaak.

2.2    Bij brief van 23 augustus 2010 heeft klaagster verweerder meegedeeld dat zij van hem tot die dag geen informatie ontvangen had over haar zaak ondanks dat er vele malen door haar en haar zuster gebeld was.

2.3    In diezelfde brief heeft klaagster verweerder verzocht om het door haar aan hem betaalde bedrag van € 1.576,75 terug te betalen.

2.4    Bij brief van 5 september 2010 heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

2.5    Bij brief van 21 oktober 2010 heeft verweerder klaagster meegedeeld dat hij vernomen heeft dat het te wijzen vonnis op 13 oktober 2010 met een termijn van 13 weken is aangehouden.

2.6    Bij brief van 30 december 2010 heeft verweerder klaagster onder meer geschreven:

"(…)

De advocaat van de wederpartij heeft mij er echter op gewezen dat de rechtbank wel degelijk op 22 september 2010 een vonnis heeft gewezen. Afschrift van dit vonnis treft u bijgaand aan.

(…)

Mocht u omtrent de inhoud van dit vonnis nog vragen hebben dan verneem ik deze gaarne van u. Begin volgende week zal ik met u contact opnemen omtrent de verdere afwikkeling van deze zaak.

(…)"

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij de belangen van klaagster in de procedure niet, althans onvoldoende behartigd heeft.

3.3    Ter toelichting voert klaagster aan dat verweerder haar niet heeft geïnformeerd over het verloop van de procedure. Klaagster heeft geen kopieën van processtukken ontvangen en is niet geïnformeerd over de zitting. Zij weet evenmin of verweerder bij die zitting aanwezig is geweest.

3.4    Verweerder heeft tot een bedrag van € 1.576,75 aan gelden geïnd bij klaagster, terwijl hij feitelijk geen werkzaamheden voor klaagster heeft verricht en geen inzicht heeft gegeven in de kosten.

3.5    Daarenboven heeft verweerder klaagster niet aanstonds op de hoogte gebracht van het op 22 september 2010 gewezen vonnis in haar zaak. Zij heeft van de advocaat van de wederpartij vernomen dat er op 22 september 2010 vonnis gewezen was, terwijl verweerder haar nu juist had meegedeeld dat er op 13 oktober 2010 geen vonnis gewezen was en dat het vonnis pas 13 weken later zou komen. Op het moment dat verweerder klaagster het vonnis toestuurde heeft hij haar bovendien niet op de hoogte gesteld van de mogelijkheden van hoger beroep.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft klaagster zijn excuses aangeboden voor de late beantwoording van de door klaagster gestelde vraag omtrent de voortgang van de zaak.

4.2    Voorts stelt verweerder dat hij in eerste aanleg onjuist geïnformeerd is door de rechtbank en dat hij uiteindelijk via de advocaat van de wederpartij vernomen heeft dat het vonnis op 22 september 2010 gewezen was. Verweerder heeft klaagster in zijn brief van 30 december 2010 op de hoogte gesteld van de inhoud van het vonnis en de veroordeling tot betaling.

5    BEOORDELING

5.1    Verweerder heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd naar aanleiding van de klacht en de stellingen van klaagster niet, althans onvoldoende betwist. Verweerder heeft zich beperkt tot het toezenden van twee brieven van hem aan klaagster, gedateerd 21 oktober 2010 en 30 december.

5.2    Gelet op de inhoud van het klachtendossier, alsmede het verhandelde ter zitting, is de raad van oordeel dat verweerder klaagster niet, althans onvoldoende en/of ondeugdelijk geïnformeerd heeft over de voortgang van de zaak. Verweerder heeft geen conclusie van antwoord ingediend, noch heeft hij klaagster vertegenwoordigd tijdens een comparitie. Vast staat voorts dat verweerder het door de Rechtbank Rotterdam gewezen vonnis aan klaagster heeft toegestuurd na ommekomst van de hoger beroepstermijn, terwijl verweerder klaagster niet geïnformeerd heeft over enige beroepstermijn, of de mogelijkheden die klaagster nog zou hebben om te kunnen ageren tegen het vonnis. Verweerder heeft klaagster niet geïnformeerd, naar aanleiding van verzoeken harerzijds, over het financiële aspect van de zaak.

5.3    Verweerder heeft derhalve niet de zorgplicht jegens klaagster in acht genomen en daarmee niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.4    De klacht is gegrond.

6    MAATREGEL

De raad rekent het verweerder aan dat hij klaagster in het geheel niet, althans ondeugdelijk heeft geïnformeerd over het verloop van de zaak, terwijl verweerder voorts geen enkele uitleg gegeven heeft omtrent de reden daarvan. Verweerder heeft klaagster bovendien gedurende het onderzoek bij de deken onjuist geïnformeerd over de stand van zaken. Mede gelet op het feit dat verweerder geen inzicht heeft getoond in de onjuistheid van zijn handelen, acht de raad een deels onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van zijn praktijk passend en geboden.

7    BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee maanden;

- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd voor de duur van één maand, tenzij de raad van discipline later anders mocht oordelen op grond dat verweerder zich binnen de hierna te vermelden proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging;

-    stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde gaat.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 oktober 2012.

griffier    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 16 oktober 2012 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerder

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl