ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3887 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 4075/12.209

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA3887
Datum uitspraak: 29-11-2012
Datum publicatie: 02-03-2013
Zaaknummer(s): R. 4075/12.209
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klagers hebben geen enkel te rechtvaardigen belang bij de klacht. Voor klagers staat immers vast dat verweerster één en dezelfde persoon betreft en is er geen sprake van de geringste twijfel waar het de identiteit van verweerster betreft. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

De (plaatsvervangend) voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 15 november 2012, door de Raad ontvangen op 16 november 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Verweerster heeft in 2011 tezamen met twee kantoorgenoten een kort geding procedure aanhangig gemaakt tegen klagers.

1.2    Op het exploit van dagvaarding is verweerster als eiseres sub 2 vermeld met haar geslachtsnaam. Onderaan het exploit van dagvaarding is, voor zover in deze relevant, vermeld:

“Deze zaak wordt behandeld door: mr. B. (J B Advocaten)….”

1.3    Bij brief van 15 oktober 2012 hebben klagers een klacht ingediend tegen verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Klagers verwijten verweerster dat zij zich niet bedient van haar “geregistreerde naam”. Klagers zijn van mening dat verweerster zich uitsluitend zou mogen bedienen van haar geslachtsnaam en niet van die van haar echtgenoot. Klagers stellen dat verweerster jegens de Nederlandse Orde van Advocaten, de advocatuur, de rechterlijke macht en klagers een onjuiste dan wel valse identiteit gebruikt.

3    BEOORDELING

3.1    De Advocatenwet heeft niet een klachtrecht in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure vereist is, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

3.2    Klagers hebben geen enkel te rechtvaardigen belang bij de klacht. Voor klagers staat immers vast dat verweerster één en dezelfde persoon betreft en is er geen sprake van de geringste twijfel waar het de identiteit van verweerster betreft.

3.3    Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4    BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 29 november 2012.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 29 november 2012 per aangetekende post verzonden aan:

-    klagers

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.